Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Helvert, Van den Berg, Palland, Postma en Van der Molen over het bericht 'Keuringsinstantie DCI Joure (NKIP) in Chinese handen'
Vragen van de leden Van Helvert, Van den Berg, Palland, Postma en Van der Molen (allen CDA) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Keuringsinstantie DCI Joure (NKIP) in Chinese handen» (ingezonden 14 oktober 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) mede
            namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Justitie en
            Veiligheid (ontvangen 25 november 2020).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Keuringsinstantie DCI Joure (NKIP) in Chinese handen»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat het Dutch Certification Institute in Joure (DCI Joure), de door het
               Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen keuringsinstantie die controleert
               of in Nederland verkochte plezierjachten voldoen aan de Europese richtlijn pleziervaartuigen,
               sinds 25 november 2019 volledig in Chinese handen is?
            
Antwoord 2
            
Dat is correct. Op basis van informatie van de Kamer van Koophandel is per 25 november
               2019 de nieuwe eigenaar van DCI: NOA Testing & Certification Group Ltd.
            
Vraag 3
            
Wat is er bij u over de NOA Testing & Certification Group Ltd, gevestigd in Pudong
               New Area (Shanghai/China), bekend? Om wat voor onderneming gaat het hier? In welke
               mate heeft dit bedrijf banden met de Chinese overheid?
            
Antwoord 3
            
NOA Testing & Certification Group Ltd is dienstverlener op het gebied van inspectie,
               testen en certificering, ingeschreven bij de «Administration of Industry and Commerce
               Shanghai (The China Pilot Free Trade Zone)», China. Het is onderdeel van de NOA group
               (http://www.noagroup.org). De NOA group is opgericht in 1999 met het hoofdkantoor in Pilot Free Trade Zone-JinQiao
               Area en levert tests, inspecties en certificeringen aan derden voor verschillende
               toepassingen. De NOA Group is in 1995 voortgekomen uit het Electric Tool Research
               Institute (SETRI) dat is opgericht in Shanghai voor wetenschappelijk onderzoek. 100%
               eigenaar van de NOA group is Arthur Testing Technology (Shanghai) Co., Ltd. De aandelen
               van dit bedrijf zijn in handen van twee privépersonen. Het kabinet heeft geen informatie
               over relaties van het bedrijf met de overheid.
            
Vraag 4
            
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat een Nederlandse keuringsinstantie, met een publieke
               taak in Nederland, wordt overgenomen door een Chinees bedrijf? Wat vindt u ervan dat
               een bedrijf in Chinese handen in Nederland gaat controleren of hier verkochte producten
               aan Europese regels voldoen? Bent u het eens dat dergelijke overnames uiterst ongewenst
               zijn en moeten worden voorkomen?
            
Antwoord 4
            
In de eerste plaats kennen Europa en Nederland bij uitstek een open investeringsklimaat.
               Deze openheid vormt de basis voor onze maatschappij en economie, en is een belangrijke
               randvoorwaarde voor onze innovatiekracht en verdienvermogen. Dit laat onverlet dat
               er risico’s verbonden kunnen zijn aan bepaalde investeringen en overnames. Het kabinet
               is zich bewust van risico’s, ook bij Chinese investeringen, zoals ook beschreven in
               de beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans». Het antwoord op vraag 7 gaat
               nader in op de Kabinetsaanpak ten aanzien van buitenlandse overnames en investeringen
               in relatie tot deze casus.
            
Het Europese systeem van CE markering bestaat uit een stelsel van Europese regelgevingen
               met eisen aan producten, onder andere ten aanzien van milieu, veiligheid en gezondheid.
               Deze op Europees niveau geharmoniseerde eisen garanderen de kwaliteit van producten
               op de interne markt. Het is niet ongebruikelijk dat bij de keuring en certificatie
               van producten in Nederland gevestigde keuringsinstanties betrokken zijn die niet in
               Nederlands eigendom zijn. Dit doet niets af aan het feit dat deze keuringsinstanties
               onverkort aan de Nederlandse en Europese regelgeving moeten voldoen en hierop gecontroleerd
               kunnen worden. Het gaat hierbij onder andere om accreditatie. Accreditatie waarborgt
               de kwaliteit en onafhankelijkheid van keuringsinstanties. De Raad voor Accreditatie
               (RvA) is in de wet aangewezen als enige accreditatie-instantie in Nederland als zelfstandig
               bestuursorgaan2 en accrediteert DCI periodiek. Op basis van een accreditatie kunnen (eind)gebruikers
               vertrouwen op de competenties, een consistente bedrijfsuitoefening en de onafhankelijkheid
               van DCI. Wanneer de RvA constateert dat er tekortkomingen zijn kan de RvA vragen om
               aanpassingen te doen of in een uiterst geval de accreditatie intrekken. Daarnaast
               werken keuringsinstanties op basis van (veelal) internationaal of Europees vastgestelde
               normen. Daarom hoeft een overname voor de kwaliteit van de keuring geen probleem te
               vormen.
            
Naast accreditatie staan dergelijke keuringsinstanties ook onder publiek toezicht
               van een ministerie of inspectie. In het geval van de keuringsinstantie DCI is de Inspectie
               Leefomgeving en Transport (ILT) de aangewezen toezichthouder. In geval deze toezichthouder
               twijfel zou hebben over de kwaliteit van het werk van DCI na de overname, heeft het
               de bevoegdheid gepaste actie te ondernemen. DCI is een geaccrediteerde keuringsinstantie
               en valt voor dit deel tevens onder toezicht van de RvA. Dus ook de RvA kan in een
               uiterst geval, als zij hiertoe reden heeft, actie ondernemen indien de overname niet
               binnen de kaders van accreditatie valt.
            
Vraag 5
            
Hoeveel werknemers zijn er in dienst bij DCI Joure? Welk overleg is er geweest in
               het kader van medezeggenschap en/of met vakbonden en wat was de uitkomst daarvan?
               Indien sprake is van 50 werknemers of meer, is er een melding geweest bij de sociaaleconomische
               Raad (SER)?
            
Antwoord 5
            
DCI heeft 4 werknemers. Vanwege de grootte van het bedrijf is er geen melding bij
               de SER geweest en voor zover bekend geen overleg met een vakbond of medezeggenschap.
            
Vraag 6
            
Heeft door deze overname de NOA Group, en via dit bedrijf mogelijk ook de Chinese
               overheid, toegang tot vertrouwelijke (technische) bedrijfsinformatie van Nederlandse/Europese
               ondernemingen in de jachtbouw/watersportindustrie? In hoeverre is hier sprake van
               een risico voor onze (economische) veiligheid?
            
Antwoord 6
            
NOA Group heeft op dit moment een financieel belang in DCI. Wij hebben begrepen dat
               er op de bedrijfsvoering van DCI op dit moment geen sprake is van invloed of wijziging.
               Het kabinet stelt vast dat er voor de nationale veiligheid geen risico’s zijn bij
               de overname van deze instantie, die toeziet op de kwaliteit van plezierjachten. Het
               antwoord op vraag 4 beschrijft hoe de veiligheid van de pleziervaartuigen is geborgd
               middels het stelsel van CE keuringen, de rol van de RvA en de ILT.
            
Vraag 7
            
Is de overname van tevoren getoetst? Had de overname kunnen worden voorkomen door
               overheid of toezichthouders? Indien ja, waarom is dat niet gebeurd? Indien nee, met
               welke aanpassingen in wet- en/of regelgeving was dat wel mogelijk geweest?
            
Antwoord 7
            
Uw Kamer is op 2 juli 2020 geïnformeerd over de Kabinetsaanpak ten aanzien van buitenlandse
               overnames en investeringen.3 De betreffende overname is niet getoetst door het Kabinet. Toetsing vindt alleen
               plaats binnen wettelijke kaders indien er sprake is van concurrentie- en mededingingsrechtelijke
               aspecten, of indien er sprake kan zijn van risico’s voor de nationale veiligheid.
               De ACM heeft deze overname niet getoetst, aangezien de transactie niet boven de toetsingsdrempels
               uitkomt. De nationale veiligheid wordt geborgd bij ongewenste overnames en investeringen
               binnen bestaande sectorale kaders, die zijn opgenomen in de Elekriciteitswet 1998,
               Gaswet en Wet Ongewenste Zeggenschap Telecom. Daarnaast werkt het kabinet met prioriteit
               aan de wet Toetsing Economie en Veiligheid. De overname van DCI valt echter buiten
               de reikwijdte van het wettelijk kader, omdat er geen sprake is van een onderneming
               die actief is in de vitale infrastructuur of op het gebied van hoogwaardige sensitieve
               technologie (conform de multilaterale kaders voor exportcontrole op de uitvoer en
               overdracht van strategische goederen).
            
De veiligheid op het water wordt bevorderd door de keuringen die DCI verricht middels
               onder andere de Wet pleziervaartuigen 2016. In het antwoord op vraag 4 heb ik beschreven
               hoe de aanmelding en accreditatie van keuringsinstanties en het toezicht hierop is
               vormgegeven. Indien daar aanleiding toe zou zijn, kunnen de ILT en de RvA tot passende
               actie overgaan. Het wettelijke kader voor aanmelding van keuringsinstanties/conformiteitsbeoordelingsinstanties
               is gebaseerd op Europese Richtlijnen. Dit kader geeft geen handvatten om buitenlandse
               overnames te voorkomen.
            
Vraag 8
            
Kunt u reconstrueren hoe de overname van DCI Joure door de NOA Group tot stand is
               gekomen, met in deze reconstructie in elk geval een tijdlijn, aandacht voor de motieven
               voor deze overname, het moment vanaf welke u van de (beoogde) overname op de hoogte
               was, de wijze en momenten waarop u sindsdien bij de overname betrokken bent geweest,
               de verschillende overlegmomenten met betrokken partijen (waaronder branche- en keuringsinstanties)
               en beslismomenten?
            
Antwoord 8
            
De ILT is over de overname op 16 juni 2020 geïnformeerd door DCI. Er is meerdere malen
               contact geweest met DCI en de RvA sindsdien. Er is verder geen aanleiding om diepgaander
               onderzoek te doen omdat de overname binnen de kaders van de wet blijft.
            
Vraag 9
            
Is het juist dat in het regiegroep overleg tussen branche- en keuringsinstanties en
               de overheid d.d. 30 januari 2020 niet over deze overname is gesproken? Indien ja,
               waarom niet? Hoezeer geldt bij overnames als deze een meld- en/of informatieplicht?
            
Antwoord 9
            
Tijdens het regiegroep overleg is niet gesproken over de wijziging in het aandeelhouderschap
               bij DCI. Uit de Regeling Keuringsinstanties Wet pleziervaartuigen 2016 blijkt dat
               DCI een wijziging zoals deze overname alleen had moeten melden indien zij niet over
               een accreditatie beschikt.
            
Vraag 10
            
Hoe is onafhankelijk optreden door DCI Joure na de overname geborgd? Op welke manier(en)
               is geborgd dat commerciële/concurrentiegevoelige informatie niet «weglekt» naar derden
               of andere landen?
            
Antwoord 10
            
Op de onafhankelijkheid en de kwaliteit van de geaccrediteerde keuringsinstantie,
               inclusief de wijze waarop het omgaat met vertrouwelijke informatie, wordt door de
               ILT en RvA (voor het accreditatiedeel) toezicht gehouden.
            
Vraag 11
            
Bent u bereid om de antwoorden op de vragen die naar aanleiding van deze overname
               door de Nederlandse Jachtbouw Industrie aan toezichthouder Inspectie Leefomgeving
               en Transport (ILT) zijn gesteld, over onder andere de eigendom- en zeggenschapsverhoudingen
               binnen de NOA Group en het borgen van commerciële vertrouwelijkheid, met de Kamer
               te delen?
            
Antwoord 11
            
Ja. Ik ben bereid de informatie uit contacten tussen ILT en NJI te delen met de Kamer,
               mits de NJI hiermee akkoord is. Aan de Nederlandse Jachtbouw Industrie is begin september
               2020 meegegeven dat er op dat moment nog een beoordeling door de RvA liep. De uitkomsten
               van de beoordeling van de RvA zijn inmiddels gedeeld met de ILT en geven geen aanleiding
               om de aanmelding van DCI te wijzigen.
            
Vraag 12
            
Zijn er nog meer van deze overnames door buitenlandse partijen op handen? Bent u van
               mening dat u momenteel over voldoende instrumenten/wetgeving beschikt om te kunnen
               ingrijpen, indien dergelijke overnames leiden tot ongewenste invloed en zeggenschap?
            
Antwoord 12
            
DCI of andere certificerings- en keuringsinstanties maken zoals toegelicht in antwoord
               7 geen onderdeel uit van de reikwijdte van bestaande of nieuw te introduceren investeringstoetsen.
               Het kabinet is daarom niet van tevoren op de hoogte van dergelijke overnames.
            
Vraag 13
            
Hoezeer deelt u de opvatting dat Nederland, ondanks de stappen die worden gezet met
               bijvoorbeeld de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie, FDI-screeningsverordening
               en het stelsel van investeringstoetsing, te naïef is in kwesties als de overname van
               DCI Joure? Deelt u de mening dat de urgentie en het tempo van te nemen maatregelen,
               ter bescherming van Nederlandse bedrijven, kennis, technologieën en vitale infrastructuur,
               omhoog moet?
            
Antwoord 13
            
In de brief Tegengaan Statelijke Dreigingen is uw Kamer geïnformeerd over de context
               en noodzaak tot de invoering van een brede investeringstoets op risico’s voor de nationale
               veiligheid.4 Het Kabinet werkt met prioriteit aan de implementatie van de Europese FDI-screeningsverordening
               en het wetsvoorstel Toetsing Economie en Veiligheid dat thans verschillende consultaties
               doorloopt.
            
Het kabinet heeft na zorgvuldige weging besloten om vitale processen en ondernemingen
               die werken met sensitieve technologie onder de reikwijdte van de investeringstoets
               te brengen. Bij dergelijke bedrijven kan een wijziging van zeggenschap tot risico’s
               voor de nationale veiligheid leiden. Dat geldt niet in het geval van DCI. De veiligheid
               en kwaliteit van de dienstverlening van DCI wordt op adequate wijze geborgd via het
               Europese stelsel van CE markeringen waarop ik in het antwoord op vraag 4 ben ingegaan.
            
Vraag 14
            
Kunt u een appreciatie geven van de omvang van de Chinese invloed in Nederland, uitgedrukt
               in eigendom, zeggenschap, toegang, investeringen en financiële relaties, en indien
               mogelijk uitgesplitst naar sector en regio?
            
Antwoord 14
            
Het CBS houdt een overzicht bij van handel, kapitaal- en investeringsstromen. Het
               recente CBS-artikel «De handels- en investeringsrelatie tussen Nederland en China»
               gaat hierop nader in.5 Het CBS concludeert dat de Chinese investeringspositie in Europa en in de meeste
               individuele EU-landen nog altijd betrekkelijk klein is, hoewel deze wel groeit. Bedrijven
               uit China (exclusief Bijzondere Financiële Instellingen (BFI’s)) investeerden in 2019
               circa 1 miljard euro in Nederland. Op een totaal van 1.472 miljard aan buitenlandse
               investeringen is dat een bescheiden aandeel.
            
Het kabinet is zich er echter terdege van bewust, zoals beschreven in de beleidsnotitie
               «Nederland-China: een nieuwe balans», dat de Chinese overheid nauw betrokken is bij
               het Chinese bedrijfsleven, zowel via staatsbedrijven als private bedrijven. Ook bij
               buitenlandse overnames kan het voorkomen dat de Chinese overheid, via bedrijven waarin
               het een financieel belang heeft, invloed verwerft in Europese bedrijven. Het kabinet
               is zich hier niet alleen van bewust, maar vergroot ook het eigen handelingsperspectief
               met de implementatie van de Europese FDI-screeningsverordening en het wetsvoorstel
               Toetsing Economie en Veiligheid.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.