Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 645 Wijziging van de Wet vliegbelasting
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
Tijdens de plenaire behandeling van het voorstel tot wijziging van de Wet belastingen
op milieugrondslag (Wet vliegbelasting) (Kamerstukken 35 205) (hierna: Wet vliegbelasting) door de Tweede Kamer op 11 maart 2020 heeft het kabinet
een aanvullend onderzoek toegezegd naar de effecten van de vliegbelasting voor vrachtvliegtuigen
voor de luchtvrachtsector. Dit onderzoek is op 15 september 2020 met de Eerste en
Tweede Kamer gedeeld.1
Uit het onderzoek komt onder meer naar voren dat de voorgestelde vliegbelasting voor
vrachtvliegtuigen ingrijpende gevolgen kan hebben voor de luchthavens Schiphol en
Maastricht Aachen Airport. Mede gezien de uitkomsten van dit onderzoek heeft het kabinet
besloten om de vliegbelasting voor vrachtvliegtuigen uit de Wet vliegbelasting te
laten vervallen.
Budgettaire aspecten
In het regeerakkoord staat vermeld dat de vliegbelasting € 200 miljoen zal gaan opbrengen
(prijspeil 2017). Om het wegvallen van de opbrengst van de vliegbelasting voor vrachtvliegtuigen
– circa € 11 miljoen – te compenseren, zal het tarief van de vliegbelasting per passagier
worden verhoogd van € 7,000 naar € 7,450 (eveneens prijspeil 2017). Op het moment
dat de vliegbelasting in werking treedt, zal dit bedrag naar het prijspeil dat dan
geldt worden geïndexeerd.
Bij de berekening van het tarief voor passagiers wordt, conform de variant zonder
vrachtheffing in het rapport van CE Delft,2 rekening gehouden met een iets lager aantal passagiers dan bij het tarief voor passagiers
in de Wet vliegbelasting. De reden daarvoor is dat in die variant geen daling optreedt
van het aantal vrachtvluchten, waardoor de bij een vrachtheffing verwachte vervanging
van weggevallen vrachtvluchten door extra passagiersvluchten evenmin optreedt. Bij
de vaststelling van het tarief voor passagiers in het onderhavige wetsvoorstel wordt
overigens geen rekening gehouden met het lagere aantal passagiers en vluchten door
de mondiale COVID-19-crisis. Het tarief wordt berekend op basis van de aantallen passagiers
en vluchten zoals dat geraamd werd in de variant zonder vrachtheffing in het rapport
van CE Delft ten tijde van indiening van het voorstel voor de Wet vliegbelasting in
de Tweede Kamer. Gezien de lagere passagiersaantallen ingevolge de COVID-19-crisis,
zullen de daadwerkelijke opbrengsten uit de vliegbelasting in de eerste jaren waarschijnlijk
lager liggen dan € 200 miljoen.
Gevolgen voor bedrijfsleven
De administratieve lasten voor bedrijfsleven nemen af ten opzichte van de verplichtingen
opgenomen in de Wet vliegbelasting, aangezien de verplichtingen in het kader van de
belasting op vrachtvliegtuigen komen te vervallen bij dit wetsvoorstel.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De maatregel is door de Belastingdienst beoordeeld met een uitvoeringstoets. De Belastingdienst
acht het voorstel uitvoerbaar per de beoogde inwerkingtredingsdatum. De gevolgen voor
de uitvoering zijn beschreven in de uitvoeringstoets die als bijlage is bijgevoegd3. De uitvoeringskosten worden gedekt op begroting IX.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikelen I en II
Artikel I, onderdeel A, subonderdeel 1 (artikel 72 van de Wet belastingen op milieugrondslag)
De begripsbepalingen die van belang zijn voor de heffing van de vliegbelasting worden
ingevolge de Wet vliegbelasting in artikel 72 Wet belastingen op milieugrondslag (hierna:
Wbm) opgenomen. Nu als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel de vliegbelasting voor
vrachtvliegtuigen komt te vervallen, worden in artikel I, onderdeel B, van de Wet
vliegbelasting twee begripsbepalingen geschrapt die alleen van belang zijn voor de
heffing van de vliegbelasting voor vrachtvliegtuigen. Het betreft ten eerste onderdeel
d van artikel 72 Wbm, waarin een definitie is opgenomen van het begrip vrachtvliegtuig.
Daarnaast vervalt onderdeel h van artikel 72 Wbm, waarin het begrip geluidsklasse
wordt gedefinieerd ten behoeve van tariefdifferentiatie bij vrachtvliegtuigen. Deze
begrippen zijn niet meer van belang als de vliegbelasting voor vrachtvliegtuigen komt
te vervallen.
Artikel I, onderdeel A, subonderdelen 2, 3, 4 en 6 (artikelen 73, 75, 76 en 79 van
de Wet belastingen op milieugrondslag)
In artikel I, onderdeel A, subonderdelen 2, 3, 4 en 6, wordt voorgesteld de artikelen
73, 75, 76 en 79 Wbm, zoals opgenomen in de Wet vliegbelasting, zodanig aan te passen
dat deze uitsluitend nog betrekking hebben op de vliegbelasting voor passagiers. Het
betreft een aanpassing van de grondslag van de vliegbelasting (artikel 73 Wbm), de
maatstaf van heffing (artikel 75 Wbm), het tijdstip waarop de belasting verschuldigd
wordt (artikel 76 Wbm) en de verplichting van de luchtvaartmaatschappij tot betaling
van de door de exploitant van de luchthaven aan haar in rekening gebrachte vliegbelasting
(artikel 79, tweede lid, Wbm). Een wijziging van de systematiek van de belasting per
passagier wordt niet beoogd.
Artikel I, onderdeel C (artikel IA van de Wet vliegbelasting)
Bij artikel I, onderdeel C, worden twee omissies hersteld in artikel IA van de Wet
vliegbelasting.
Artikel I, onderdeel D (artikel IB van de Wet vliegbelasting)
Artikel IB van de Wet vliegbelasting wordt aangepast. Dat artikel voorziet in een
tweeledige evaluatiebepaling. Het eerste lid regelt de evaluatie van de vliegbelasting
voor vrachtvliegtuigen binnen twee jaar na inwerkingtreding van de Wet vliegbelasting.
Nu de vliegbelasting voor vrachtvliegtuigen vervalt, kan ook deze evaluatiebepaling
komen te vervallen. De algemene evaluatiebepaling, in de Wet vliegbelasting opgenomen
als tweede lid van artikel IB, blijft in stand. Dit betreft de evaluatie van de vliegbelasting
binnen een termijn van vijf jaar.
Artikel I, onderdeel A, subonderdeel 5, onderdeel B en artikel II (artikel 77 en 90
van de Wet belastingen op milieugrondslag)
In artikel I, onderdeel A, subonderdeel 5, wordt voorgesteld om in artikel 77 Wbm,
zoals opgenomen bij de Wet vliegbelasting, het tarief voor passagiers aan te passen.
Zoals hiervoor nader toegelicht, dekt het verhoogde tarief het wegvallen van de opbrengst
van de vliegbelasting voor vrachtvliegtuigen. Met artikel I, onderdeel B, wordt die
wijziging in artikel 77 Wbm ook doorgevoerd in artikel 90 Wbm, zoals opgenomen in
de Wet vliegbelasting. Dit artikel zorgt voor een jaarlijkse indexatie van het tarief.
Artikel II regelt dat indexatie naar het prijspeil van het jaar van daadwerkelijke
inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel bij ministeriële regeling plaatsvindt.
Artikel III
Artikel III (inwerkingtreding)
Artikel III regelt dat het onderhavige wetsvoorstel wanneer dat tot wet wordt verheven
op hetzelfde tijdstip in werking treedt als de Wet vliegbelasting.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.