Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wilders en Agema over het bericht dat de coronarichtlijnen van het RIVM een magere wetenschappelijke basis kennen.
Vragen van de leden Wilders en Agema (beiden PVV) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de coronarichtlijnen van het RIVM een magere wetenschappelijke basis kennen (ingezonden 26 augustus 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Medische Zorg (ontvangen 18 november 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 19
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht van de NOS en de reconstructie van Nieuwsuur dat
de RIVM-richtlijnen voor de ouderenzorg een magere wetenschappelijke basis kennen?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de coronamaatregelen die u heeft afgekondigd een wetenschappelijke
basis dienen te hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe borgt u dat?
Antwoord 2
Maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 worden zo goed mogelijk onderbouwd
met wetenschappelijke kennis, door het inzetten van experts en het benutten van andere
beschikbare informatie, zoals internationale ontwikkelingen.
Vraag 3 en 4
Wat is uw reactie op de schokkende onthulling dat de uitspraken die de directeur van
het RIVM, de heer Van Dissel, deed tijdens de technische briefing in de Kamer als
zouden mondmaskers «schijnveiligheid» bieden en geen wetenschappelijke basis hebben,
maar gebaseerd zijn op zijn «persoonlijke ervaring» en «observaties in de dagelijkse
praktijk»?
Hoe is het mogelijk dat deze persoonlijke ervaringen van de directeur van het RIVM
de basis kunnen vormen voor de RIVM-richtlijnen?
Antwoord 3 en 4
RIVM geeft aan dat de uitspraak van de heer Van Dissel ondersteund werd door expert
opinions, besproken is in het OMT en dat daarbij onderzoek betrokken is.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het schokkend is dat op basis van deze persoonlijke ervaringen
van de directeur van het RIVM duizenden zorgmedewerkers in de ouderenzorg geen mondmaskers
kregen omdat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen de beschermingsmiddelen op basis
van deze RIVM-richtlijn over de verpleeghuizen verdeelde? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het LCH verdeelt de beschermingsmiddelen op basis van een verdeelmodel. Verder gelden
inhoudelijke richtlijnen van het RIVM. Dit LCH verdeelmodel is gebaseerd op het besmettingsrisico
dat zorgverleners lopen bij verschillende handelingen. Een besmettingsrisico wordt
– los van de kenmerken van de persoon die besmet wordt – bepaald door het besmettingsrisico
van een bepaalde handeling, gecombineerd met het aantal besmette personen op wie die
handeling betrekking heeft. Uitgangspunt is dat waar dezelfde risico’s zijn ook dezelfde
bescherming nodig is en beschikbaar moet zijn.
Vraag 6 en 7
Hoeveel meer «persoonlijke ervaringen» en «observaties in de dagelijkse praktijk»
van de directeur van het RIVM (dus zonder wetenschappelijke basis) zijn opgenomen
in RIVM-richtlijnen of vormen de basis voor coronamaatregelen die het kabinet nam?
Kunt u daar een inventarisatie van laten maken?
Begrijpt u dat als u graag wilt dat mensen uw coronamaatregelen opvolgen dat u draagvlak
verliest als blijkt dat er maatregelen tussen zitten die gebaseerd zijn op de «persoonlijke
ervaring» of «observaties in de dagelijkse praktijk» van de directeur van het RIVM?
Antwoord 6 en 7
Er is geen sprake van richtlijnen op basis van persoonlijke ervaringen.
Vraag 8
Hoe wrang is het dat deze zelfde directeur de talloze superspreadingevents waar tientallen
tot honderden mensen tegelijkertijd besmet raakten met corona via microdruppels (aerosols)
nog steeds afdoet als «anekdotisch» en niet wetenschappelijk onderbouwd, terwijl China,
Amerika, Duitsland en Belgie zomaar wat landen zijn die de belangrijke rol van besmetting
via microdruppels (aerosols) wel erkennen?
Antwoord 8
Wat betreft het effect van niet-medische mondkapjes op de transmissie van infectieuze
druppels, concludeert het OMT in hun 80e advies (13 oktober 2020) dat niet-medische mondkapjes mogelijk enig positief effect
hebben om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, met name door presymptomatische
verspreiding van virus vanuit de drager van het kapje tegen te gaan, er van uitgaande
dat personen met klachten zich isoleren en afstand houden.
Vraag 9
Hoe gaat u deze onacceptabele deuk in de betrouwbaarheid van de totstandkoming van
de richtlijnen van het RIVM en coronamaatregelen herstellen?
Antwoord 9
Het RIVM en het OMT baseren zich op wetenschappelijke inzichten, die gewogen worden
door experts, en betrekken daarbij internationale ontwikkelingen en inzichten.
Vraag 10
Kunt u de interne stukken die Nieuwsuur inzag de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 10
Mijn ministerie heeft geen interne stukken met Nieuwsuur gedeeld. Ik kan dus ook geen
stukken met de Kamer delen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.