Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over verzetzaken tegen coronaboetes en de drieslag voor boa’s
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over verzetzaken tegen coronaboetes en de drieslag voor boa’s (ingezonden 30 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 9 november 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 401.
Vraag 1
Herinnert u zich de Kamervragen van 9 september 2020 over coronaboetes en de beoordeling
van verzetschriften tegen die boetes?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is u bekend dat op 28 september 2020 de eerste kantonzitting heeft plaatsgevonden
waarop verzetschriften tegen zogeheten coronaboetes zijn behandeld?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Heeft u kennisgenomen van het standpunt van het openbaar ministerie (OM) (en het oordeel
van de kantonrechter) in deze zaken, dat de beleidsstukken van het OM geen blijk geven
van een drieslag die buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) verplicht of adviseert
om burgers eerst aan te spreken en te waarschuwen en ze pas daarna te beboeten?3
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4 tot en met 7
Deelt u de mening van het OM dat u het mis had toen u tijdens het plenair debat van
2 september 2020 aangaf dat het handhavingsbeleid gestoeld is (en altijd gestoeld
is geweest) op een drieslag, te weten «eerst aanspreken, dan waarschuwen en dan pas
beboeten»?4
Gezien het standpunt van het OM dat er geen sprake is van een drieslag, welke duiding
moet er dan volgens u gegeven worden aan uw opmerking over de rol van de drieslag
bij het beoordelen van processen-verbaal door het OM?5
Heeft u daarnaast kennisgenomen van het standpunt van het OM (en het vonnis van de
kantonrechter), houdende dat de «intentionaliteit» van de overtreder of het «bewust
plegen van de overtreding» geen rol speelt bij de beoordeling van de strafbaarheid
van de overtreder?
Gezien dit standpunt en het onder vraag 3 genoemde standpunt van het OM, welke duiding
moet er volgens u gegeven worden aan uw opmerking tijdens eerdergenoemd plenair debat
over «intentioneel overtreden»?6
Antwoord 4 tot en met 7
Het OM heeft voor de strafrechtelijke handhaving van de noodverordeningen een intern
beleidskader opgesteld. Hierin zijn uitgangspunten voor de handhaving van de coronamaatregelen
vastgelegd. In algemene zin doet dit beleidskader geen afbreuk aan de beoordelingsruimte
die opsporingsambtenaren hebben om in individuele gevallen af te wegen welke interventie
het meest passend en effectief is. Het kan hierbij gaan om aanspreken en waarschuwen
tot het (meteen) opleggen van een sanctie. In ieder geval wordt volgens het beleidskader
van het OM verbaliserend opgetreden als de overtreder van de anderhalvemeter-maatregel
is aangesproken en de maatregel dan nog altijd niet wordt nageleefd. Dan is er sprake
van een bewuste overtreding. Het beleidskader wordt door de betrokken handhavingsinstanties
gebruikt voor hun eigen uitvoeringsinstructies. Het kader is echter niet dwingend
voor de opsporingsambtenaar en doet geen afbreuk aan de hiervoor genoemde beoordelingsruimte.
Daar waar verschillen zijn in de aanpak van opsporingsambtenaren (bijv. waarschuwen
in plaats van sanctioneren of direct sanctioneren) is dit een uitvloeisel van die
beoordelingsruimte.
Het beleidskader heeft, anders dan OM-Aanwijzingen en strafvorderings-richtlijnen,
geen derdenwerking; burgers kunnen er geen rechten aan ontlenen. In het beleidskader
is ook niet bepaald dat de officier van justitie de door handhavers uitgeschreven
bekeuring toetst op het aspect of er eerst een waarschuwing is gegeven. Waar het bij
de beoordeling door het OM onder andere om gaat is de vraag of de officier van justitie
aan de in het proces-verbaal beschreven feiten kan afleiden of er een strafbaar feit
is gepleegd.
Overigens vermeld ik hierbij dat de inmiddels sterk toenemende besmettingscijfers
het noodzakelijk maken om nu weer intensiever te handhaven. Met de voorzitters van
de veiligheidsregio’s, het OM en de politie zijn afspraken gemaakt om steviger in
te zetten op handhaving van de maatregelen. Het aanspreken van de overtreder is onderdeel
van de handhaving, maar er zal ook sneller worden opgetreden, en ook geverbaliseerd.
Dat wordt ook vastgelegd in een nieuw landelijk geldend handhavingskader van het Veiligheidsberaad.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.