Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Beckerman t.v.v. nr. 12 over een eenmalige huurverlaging voor huurders
35 578 Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en de Woningwet (eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen)
Nr. 13
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BECKERMAN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR.
12
Ontvangen 2 november 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Het opschrift komt te luiden:
Regels betreffende eenmalige huurverlaging voor huurders van zelfstandige woningen
(Wet eenmalige huurverlaging woningen).
II
In de beweegreden wordt «toegelaten instellingen de huurprijzen van woningen die verhuurd
zijn aan huurders met een lager inkomen verlagen» vervangen door «verhuurders de huurprijzen
van woningen eenmalig verlagen».
III
Voor artikel I worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1
1. In afwijking van artikel 246 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek doet de verhuurder
van een zelfstandige woning als bedoeld in artikel 234 van dat boek aan de huurder
van die woning, onverminderd artikel 54a van de Woningwet, voor 1 mei 2021 een voorstel
tot verlaging van de huurprijs tot het bedrag van de huurprijs voordat die in 2020
is verhoogd.
2. Artikel 252, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing
op een voorstel tot huurverlaging op grond van dit artikel.
3. De ingangsdatum van de verlaging is in afwijking van artikel 252, eerste lid, van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet later dan de eerste dag van de tweede maand
na de dagtekening van het voorstel. In het kalenderjaar dat de huurprijs is verlaagd
overeenkomstig het eerste lid wordt in afwijking van artikel 248 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek de huur niet verhoogd.
4. Indien de verhuurder, bedoeld in het eerste lid, geen voorstel als bedoeld in dat
lid doet of de huurder niet instemt met het voorstel van de verhuurder kan de huurder
de huurcommissie verzoeken daar uitspraak over te doen. Het verzoek wordt indien de
verhuurder geen voorstel doet, gedaan binnen zes weken na 1 mei 2021, dan wel indien
de huurder niet instemt met het voorstel binnen zes weken na het tijdstip waarop de
verlaging blijkens het voorstel had moeten ingaan.
Artikel 2
De verhuurder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, verstrekt de Belastingdienst/Toeslagen
binnen drie weken na de datum waarop de huurverlaging, bedoeld in artikel 1, is ingegaan,
de gewijzigde huurprijs en duidt daarbij de woonruimte aan op de wijze als voorgeschreven
in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 252a, vierde lid, zevende zin, van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 3
De verhuurder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, informeert de huurder in 2021 niet
later dan tegelijk met het jaarlijkse voorstel tot verhoging van de huurprijs over
de mogelijkheden op grond van deze wet.
IV
In artikel I wordt «0,526» vervangen door «0,371».
V
In artikel II, het voorgestelde artikel 54a, eerste lid, wordt voor «doet de toegelaten
instelling» ingevoegd «en artikel 1 van de Wet eenmalige huurverlaging woningen» en
wordt na «Wet op de huurtoeslag» ingevoegd «indien dat lager is dan het bedrag, bedoeld
in artikel 1 van de Wet eenmalige huurverlaging woningen».
VI
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A wordt voor «artikel 54a, zesde lid, van de Woningwet» ingevoegd «artikel
1, vierde lid, van de Wet eenmalige huurverlaging woningen of».
2. In onderdeel B, het voorgestelde artikel 14a, wordt voor «artikel 54a, zesde lid,
van de Woningwet» ingevoegd «artikel 1, vierde lid, van de Wet eenmalige huurverlaging
woningen of», wordt voor «artikel 54a, eerste lid, van de Woningwet» ingevoegd «artikel
1, eerste lid, van de Wet eenmalige huurverlaging woningen respectievelijk» en wordt
voor «artikel 54a, eerste lid» ingevoegd «artikel 1, eerste lid, van de Wet eenmalige
huurverlaging woningen respectievelijk».
VII
Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL V
Deze wet wordt aangehaald als: Wet eenmalige huurverlaging woningen.
Toelichting
De wet beoogt om zo’n 260.000 huurders met een laag inkomen en een hoge huurprijs
een eenmalige huurverlaging te geven. Deze wet gaat daarmee gelden voor ongeveer 1
op de 13 hurende huishoudens, dat is 8%. Uit cijfers van het Nibud is al eerder gebleken
dat 50% van de huurders moeite heeft met rondkomen. Bovendien heeft in 2020 de grootste
huurstijging in zes jaar tijd plaatsgevonden. Om deze redenen is het gerechtvaardigd
om met dit amendement de wet aan te vullen. Dit amendement zorgt ervoor dat alle zittende
huurders een huurverlaging krijgt tot het huurniveau van 2019. Dit geldt ook voor
huurders met een laag inkomen in de sociale huursector. Voor hen geldt het voorliggend
wetsvoorstel een verlaging van de huurprijs tot de aftoppingsgrens. Als hun huurprijs
in 2019 onder de aftoppingsgrens lag, dan gaat de laagste huurprijs gelden. Ook als
die onder de aftoppingsgrens uitkomt.
De huurverhogingen van 2020 worden daarmee teniet gedaan en eventueel geplande huurverhogingen
in 2021 gaan niet door. In 2021 worden in de sociale en vrije huursector de huurprijzen
van woningen teruggezet naar het bedrag wat in 2019 aan huur werd betaald.
De kosten van deze huurverlaging worden geschat tussen de € 600 en € 700 miljoen.
De totale huurstijging in 2020 is 717 miljoen. In het wetsvoorstel is al voor € 138
miljoen verrekend als korting op de verhuurderheffing. Die korting wordt met € 600
miljoen verhoogd.
Beckerman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Sandra Beckerman, Tweede Kamerlid