Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 570 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2021
Nr. 12 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 16 oktober 2020
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel
van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met
de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 29 september 2020 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief
van 15 oktober 2020 zijn ze door de Minister van Defensie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff
1.
Kunt u het meerjarige budget voor het Defensie Cyber Commando laten zien, en voortaan
standaard weergeven in de begroting? Zo nee, waarom niet?
In het Regeerakkoord 2017 (Kamerstuk 34 700, nr. 34) is een bedrag van € 20 miljoen per jaar bestemd voor cyber. Een deel van dit bedrag
is bestemd als meerjarig budget voor het Defensie Cyber Commando (DCC), namelijk € 6,3
miljoen per jaar. Het andere deel is bestemd voor de MIVD en Defensie Computer Emergency
Reponse Team (DefCERT). DefCERT is belegd bij het Defensie Cyber Security Centrum
(DCSC), onderdeel van DMO.
In onderstaande tabel is een verdeling opgenomen van de besteding van de extra middelen uit het Regeerakkoord 2017 ten behoeve van cyber:
X M€
2019
2020
2021
2022
Structureel
MIVD
5,3
8,4
12,3
12,3
12,3
DefCERT
1,0
1,4
1,4
1,4
1,4
DCC
5,7
6,2
6,3
6,3
6,3
Totaal
12
16
20
20
20
In het kader van nationale veiligheid is het niet mogelijk om het meerjarige budget
voor het DCC in de reguliere begroting op te nemen. Een nadere specificering van dit
budget zou namelijk de capaciteiten, focusgebieden en doelstellingen van het DCC openbaar
maken.
2.
Kunt u het meerjarige budget voor de MIVD laten zien, en voortaan standaard weergeven
in de begroting? Zo nee, waarom niet?
De begrote uitgaven aan de MIVD zijn opgenomen in artikel 10 Apparaat kerndepartement,
artikel 6 Investeringen en artikel 11 Geheim. De begroting van de MIVD, naar investeringen,
exploitatie en geheime uitgaven, wordt behandeld in de geëigende gerubriceerde kanalen,
waaronder de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Deze detaillering
opnemen in de begroting zou de capaciteiten, focusgebieden en doelstellingen van de
MIVD openbaar maken. Vanuit het oogpunt van de nationale veiligheid is dit niet wenselijk.
3.
Financiert Defensie naast de MIVD en het Defensie Cyber Commando nog andere organisaties
of activiteiten gelieerd aan cyberdefensie? Zo ja, welke, en welke bedragen zijn hiermee
gemoeid?
Naast de MIVD en het DCC is het DCSC een belangrijke speler in het cyberdomein. Het
DCSC monitort de defensienetwerken en staat in nauw contact met het Nationaal Cyber
Security Centrum. In het kader van nationale veiligheid is het niet mogelijk om het
meerjarige budget voor het DCSC of van andere defensieorganisaties die betrokken zijn
bij het cyberdomein in de reguliere begroting op te nemen (zie ook antwoord op vraag 1).
4.
Wat zijn de precieze oorzaken van het feit dat er nog geen sprake is van een structurele
verhoging van de totale materiële gereedheid?
6.
Wat is er tot nu toe gedaan met het structureel verhogen van de materiële gereedheid?
Kunt u aangeven wanneer welke stappen tot nu toe zijn gezet?
13.
Wanneer verwacht u dat de materiële gereedheid hersteld zal zijn in het licht van
de huidige planning van investeringen?
Door diverse oorzaken is de materiële gereedheid van vele wapensystemen al jaren laag.
Het kwantitatieve en kwalitatieve personeelstekort vormt één van de geïdentificeerde
factoren die van invloed is op het uitblijven van een significante verbetering van
de materiële gereedheid. Naast het vullingsprobleem van technisch personeel, vragen
verouderde wapensystemen om meer onderhoud. Ook zijn nieuwe wapensystemen technologisch
steeds complexer, wat hogere eisen stelt aan de kennis en ervaring van het toch al
schaarse specialistische personeel.
Om de materiele gereedheid te verbeteren is er ten eerste een is het Plan van Aanpak
«Verbeteren Materiële Gereedheid» opgesteld. Ten tweede heeft er een doorlichting
van de Materieel-Logistieke keten plaatsgevonden en ten derde is er een doorontwikkeld
Plan van Aanpak «Verbeteren Materiele Gereedheid» gestart.
Het plan van aanpak heeft geleid tot een betere beschikbaarheid van reservedelen.
Op basis daarvan hief de Algemene Rekenkamer begin dit jaar de onvolkomenheid in de
keten logistieke reservedelen op.
De doorlichting van de Materieel-Logistieke keten heeft een onbalans geconstateerd
tussen de capaciteit in de Materieel-Logistieke keten en de aanwezige werklast. Er
zijn meerdere instrumenten beschikbaar die in combinatie met elkaar de onbalans kunnen
herstellen: het uitbesteden van werklast, inhuur van personeel en/of op basis van
formatie-uitbreiding meer personeel aannemen.
Het doorontwikkelde plan «Verbeteren Materiële Gereedheid» biedt inzicht in meerdere
aspecten die de materiele gereedheid beïnvloeden. Momenteel worden deze verschillende
aspecten verder geanalyseerd. Vervolgens moeten keuzes gemaakt worden in de onderkende
aspecten om vervolgstappen te kunnen nemen die kunnen leiden tot een significante
toename aan materiële gereedheid.
Ook al zijn er in dit proces stappen gezet, het kost veel tijd en additionele (financiële)
middelen/investeringen om de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen op het gewenste,
hoge niveau te krijgen.
5.
Is er sprake van een exploitatietekort bij de munitie? Zo ja, hoe groot? Hoe kan dit
als er (mede vanwege de coronacrisis) minder geoefend kan worden? Wat gaat u eraan
doen om de problemen op te lossen?
Het herstel en het in balans brengen van de organisatie blijft een groot aandachtspunt.
Dit betekent dat er binnen de bestaande kaders voortdurend keuzes gemaakt moeten worden.
Ook binnen het munitiedomein wordt Defensie geconfronteerd met financiële uitdagingen.
Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat de munitieprijzen harder stijgen dan voorzien.
Daardoor moet Defensie meer betalen voor de aanvulling van de voorraden dan initieel
begroot. Tevens bestaat krapte op de markt voor het verkrijgen van munitie, alle landen
om ons heen schaffen eveneens munitie aan. Defensie is nog bezig met het inlopen van
opgebouwde tekorten uit het verleden en er dient een piek in afgekeurde munitie vervangen
te worden als gevolg van striktere toepassing van de veiligheidsnormen. Voor het jaar
2020 en 2021 is ervoor gekozen om het budget voor munitie verder te verhogen waardoor
dit knelpunt vooralsnog is opgelost. Op basis van verdere analyse wordt gewerkt aan
een structurele oplossing voor de jaren na 2021. Wegens lange munitielevertijden dienen
bestellingen lang van tevoren plaats te vinden om munitie in een specifiek jaar beschikbaar
te hebben.
7.
Waarom zit er een gat in de begroting bij «reservering regeling uitkering chroom 6
Defensie»?
21.
Kunt u nader toelichten waarom de afhandeling van de claims met betrekking tot de
Regeling Uitkering chroom 6 Defensie in sommige gevallen meer tijd kost, waardoor
een kasschuif naar latere jaren benodigd is? Ligt dit aan Defensie? Zo ja, wat gaat
u eraan doen?
(Oud-)Medewerkers kunnen, nu en in de toekomst, een beroep doen op de Regeling Uitkering
Chroom-6 Defensie als zij ziek worden. Dus ook als de (oud-)medewerker (onverhoopt)
ziek wordt in bijvoorbeeld 2026. Dat betekent dat de regeling een open einde heeft
en een kasschuif naar latere jaren benodigd is. Daarom heeft, middels een kasschuif,
een herschikking van de gelden voor de regeling plaatsgevonden. Hiermee is het budget
verspreid over meerdere jaren. Mocht later blijken dat het uitgavenpatroon anders
is dan zal een herschikking plaatsvinden binnen de defensiebegroting.
8.
Heeft het verlengen van de huidige aanwijzingen geen gevolgen voor de programmatische
aanpak stikstof?
Sinds de uitspraak van de Raad van State op 29 mei 2019 is de Programmatische Aanpak
Stikstof niet langer van toepassing. Defensie draagt bij aan de totstandkoming van
de structurele aanpak stikstof, waarover uw Kamer d.d. 24 april 2020 is geïnformeerd
(Kamerstuk 35 334, nr. 82). Onderdeel van deze aanpak is het mogelijk maken van toestemmingsverlening voor
economische en maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder ontwikkelingen van Defensie.
In de voorbereidingen van de luchthavenbesluiten is stikstof één van de aspecten waarmee
rekening moet worden gehouden. Door de aangekondigde verlenging van de bestaande aanwijzingen
voor deze luchtvaartterreinen, is het onder andere mogelijk het noodzakelijke gedegen
onderzoek uit te voeren naar de stikstofeffecten van de activiteiten op betreffende
luchthavens. Daarnaast wordt de extra tijd die deze verlenging biedt, benut om voor
de luchthavens De Peel, Gilze-Rijen en Woensdrecht te komen tot een gedragen luchthavenbesluit.
9.
Gesteld wordt dat er nog extra stappen in het kader van herstel nodig zijn op het
gebied van personeel, IT, vastgoed, fysieke en sociale veiligheid, de instandhouding
van wapensystemen, (strategische) voorraden en bedrijfsvoering om de balans tussen
de ondersteuning en de gevechtseenheden te herstellen. Kunt u aangeven op welk gebied
eigenlijk geen extra stappen te zetten zijn? Is er budget om al deze stappen te zetten?
Zo ja, wanneer denkt u deze tekortkomingen te hebben opgelost?
Zo nee, welke tekorten worden structureel en blijvend niet opgelost?
Nee, het budget van Defensie voor herstel, modernisering en innovatie is gelimiteerd.
Alle drie zijn noodzakelijk om een krijgsmacht te hebben die operationeel gereed is.
Binnen het gegeven defensiebudget dienen altijd keuzes gemaakt te worden. Over de
uitdagingen op het gebied van onder andere vastgoed en IT is uw Kamer reeds geïnformeerd
(Kamerstuk 31 125, nr. 114, Kamerstuk 34 919, nr. 55). De huidige tekortkomingen leiden tot eenheden die niet volledig op norm Operationele
Gereedheid zijn. De tekorten en daarmee de beperkingen van de inzetbaarheid zijn toegelicht
in de vertrouwelijke bijlage van de Inzetbaarheidsrapportage.
10.
Kunt u aangeven welke concrete maatregelen leiden tot betere kwantitatieve personele
vulling? In welk opzicht wijken deze maatregelen af van voorgaande en waarop is de
verwachting gebaseerd dat de maatregelen uit het nieuwe personeelsmodel de forse personeelstekorten
zullen opheffen, en op welke termijn?
Om het te ontwikkelen instrumentarium te beproeven zijn de zogenaamde proeftuinen
in het leven geroepen. De concrete maatregelen die in de proeftuinen worden toegepast
zijn: regionale werving en selectie, keuring en aanstelling in de regio (in plaats
van op een centrale locatie in het land). Hierdoor zijn ook de doorlooptijden verkort.
Een andere maatregel is dat de benodigde opleidingen meer op maat zijn gesneden. Hierdoor
konden de opleidingen worden ingekort en wordt de uitval gedurende de opleiding verminderd.
De maatregelen die in de proeftuinen succesvol blijken, worden opgenomen in het nieuwe
personeelsmodel. Dit model biedt straks onder andere: nieuwe aanstellingsvormen; manieren
om talent te herkennen en in te zetten voor de benodigde functies; een bredere keuze
in arbeidsvoorwaarden; verbeterde loopbaanpaden en meer ruimte om maatwerk toe te
passen.
Dit alles in combinatie met moderne technieken voor het analyseren van personeelsgegevens
(zogenaamde HR-analytics) biedt Defensie de mogelijkheid om betere plannen te maken.
Met moderne analysetechnieken zijn patronen en trends snel te herkennen. Daarmee kan
Defensie vroegtijdig inspelen op verloop en gewenste nieuwe instroom bij de defensieonderdelen
en is de commandant uiteindelijk beter in staat om de personele gereedstelling van
de eenheid te realiseren. Zodra de introductie van het nieuwe personeelsmodel een
feit is, verwachten we op korte termijn effect. Momenteel is het onderwerp van gesprek
met de vakcentrales.
Naast de maatregelen die zijn weerslag zullen vinden in het nieuwe personeelsmodel,
heeft Defensie initiatieven ontwikkeld zoals Defensity College. Tot slot heeft Defensie
een actief en groeiend aantal reservisten.
11.
Wordt de nieuwe Defensievisie «budgetneutraal» opgesteld? Vindt u, gezien de grote
tekorten bij Defensie, dat er geld bij moet, om tenminste de balans tussen de ondersteuning
en de gevechtseenheden te herstellen? Zo ja, hoeveel?
De Defensievisie, die u op donderdag 15 oktober ontvangen heeft, kijkt 15 jaar vooruit
en geeft een analyse van het verslechterende dreigingsbeeld waar we nu en in de toekomst
mee geconfronteerd worden. De Defensievisie zet uiteen wat er bij Defensie moet veranderen
om ook in de toekomst een antwoord te bieden op die dreigingen. Daarmee presenteert
de Defensievisie een nieuw profiel voor Defensie richting 2035. De Defensievisie geeft
tevens een (financieel) overzicht van alle behoeften als we alles zo goed mogelijk
zouden inrichten. Er is voor het eerst berekend wat echt nodig is. Daarbij wordt onder
meer ingegaan op de balans tussen ondersteuning en gevechtseenheden. Hierover hoort
u meer bij aanbieding van de Defensievisie. Niet alles kan, en niet alles kan tegelijk;
op basis van het overzicht in de Defensievisie kunnen toekomstige kabinetten keuzes
maken.
Met onze NAVO-bondgenoten hebben we in 2014 afgesproken om in tien jaar tijd de defensie-uitgaven
in de richting van de NAVO-norm van 2% van het bbp te bewegen. We zijn daar op dit
moment ver van verwijderd. Dit kabinet heeft met het regeerakkoord (€ 1,5 miljard
structureel) en het Nationaal Plan voor de NAVO (€ 162 miljoen structureel) belangrijke
stappen gezet. Volgende kabinetten zullen zich buigen over eventuele vervolgstappen.
12.
Bent u bereid de Defensievisie zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen, of wilt u
wachten totdat alle verkiezingsprogramma's van politieke partijen al zijn vastgesteld?
Waarom treuzelt u zo lang?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld ontvangt u de Defensievisie 2035 vóór de begrotingsbehandeling.
Oorspronkelijk had ik dat al in juni willen doen, maar vanwege de uitbraak van COVID-19
is dat een paar maanden later geworden. De Defensievisie maakt duidelijk dat langjarige
politieke duidelijkheid, waarbij beleid en budget met elkaar in balans zijn, wenselijk
is om bij Defensie een transitie te realiseren en realistische doelen te kunnen stellen.
Daarom maakt de Defensievisie 2035 duidelijk welke keuzes voorliggen. Zie ook het
antwoord op vraag 11.
14.
Op blz. 10 van de MvT wordt gesteld dat er is nog geen sprake is van een structurele
verhoging van de totale materiële gereedheid. Hoe verhoudt zich dat tot de bewering
op blz. 11 dat naast de toename van de personele gereedheid en materiële gereedheid
de verbetering van de geoefendheid ook bijdraagt aan het herstel van de operationele
gereedheid? Is de materiële gereedheid nu wel of niet verbeterd? Zo ja, in welk opzicht?
Er is geen discrepantie in de tekst. Voor de vraag over de materiële gereedheid, wordt
verwezen naar de beantwoording van vraag 4, 6 en 13.
Op pagina 10 van de memorie van toelichting staat dat het plan van aanpak Verbeteren
Materiële Gereedheid heeft geleid tot een betere beschikbaarheid van reservedelen,
maar dat er nog geen sprake is van een structurele verhoging van de totale materiële
gereedheid. Er wordt daarna ingegaan op een aantal aspecten die van invloed zijn op
de materiële gereedheid.
Op pagina 11 van de memorie van toelichting start de tweede paragraaf met de algemene
introductie dat naast de toename van de personele gereedheid en materiële gereedheid
ook de verbetering van de geoefendheid bijdraagt aan het herstel van de operationele
gereedheid. Daarna wordt ingegaan op de geoefendheid.
15.
Klopt het dat in het programma «Militaire Gezondheidszorg 2020» geen uitbreiding voorzien
is van de operationele capaciteit, welke nodig is omdat geneeskundige verzorging tijdens
de onverhoopte uitvoering van de eerste hoofdtaak niet is gegarandeerd? Heeft u plannen
deze capaciteit alsnog uit te breiden? Zo nee, accepteert u in voorkomend geval de
extra verliezen en hoe denkt u dit te kunnen verantwoorden naar de samenleving? Zo
ja, op welke manier worden de financiële middelen hiervoor verschaft?
Het klopt dat in het programma Militaire Gezondheidszorg (MGZ) 2020 geen uitbreiding
is voorzien van operationele capaciteiten. Het programma MGZ 2020 richt zich namelijk
op het realiseren van de randvoorwaarden waarmee de kwaliteit van de militair geneeskundige
zorg- en dienstverlening structureel kan worden verbeterd, bewaakt en beheerst. U
bent hierover geïnformeerd met Kamerstuk 35 000 X, nr. 73 van 12 december 2018.
Naast kwaliteit is ook capaciteit van belang. Zo worden in de aankomende jaren diverse
projecten gerealiseerd die leiden tot uitbreiding van de huidige geneeskundige capaciteiten,
zoals de zogenaamde Role-1 en de Role-2 geneeskundige faciliteiten. Hiernaast dragen vervangingsprojecten, zoals gewondentransportmiddelen en patiënt-monitorsystemen
bij aan de modernisering van de geneeskundige capaciteiten. Tenslotte verhoogt Defensie
de geneeskundige inzetvoorraden ten behoeve van de snel inzetbare capaciteiten (SIC)
en de doorgroei naar de tweede hoofdtaak. Er is geen additionele financiering nodig
om bovengenoemde projecten te realiseren. Hiermee wordt echter maar voor een deel
invulling gegeven aan de totale behoefte van defensie die benodigd is om al haar taken
naar behoren uit te voeren.
Door de toenemende spanningen aan de randen van het grondgebied van de EU en het NAVO-bondgenootschap
is de eerste hoofdtaak prominenter geworden. Dit brengt aanvullende behoeftes en een
vraag om extra middelen met zich mee zoals onder andere uitbreiding van de voorraden
ten behoeve van de geneeskundige verzorging en capaciteiten die gericht zijn op afvoer
in plaats van behandeling. Als het gaat om allocatie van schaarse middelen betekent
dit dat bij het al dan niet invullen van deze behoeftes keuzes moeten worden gemaakt,
binnen het geneeskundig domein en zo nodig ook daarbuiten.
16.
Betekent uw voornemen om begin 2021 van start te gaan met de uitvoering van het programma
GrIT dat u reeds de keuze heeft gemaakt om door te gaan met de enige partij in de
lopende aanbesteding, of ligt de optie om een nieuwe aanbesteding te starten ook nog
op tafel?
In de besloten technische briefing van 12 maart jl. heeft Defensie de stand van zaken
van de uitgewerkte hoofdscenario’s, inclusief het afwegingskader en de risico’s toegelicht.
Beide hoofdscenario’s zijn tevens inhoudelijk uitgewerkt in de (deels commercieel
vertrouwelijke) brief welke de Staatssecretaris 11 september jl. aan de Kamer heeft
toegezonden (Kamerstuk 31 125, nr. 114). Ik heb aangegeven dat op basis van het afwegingskader een analyse is gemaakt waaruit
het beste hoofdscenario is gekozen. Op dit hoofdscenario is een toets van het Bureau
ICT-Toetsing (BIT) aangevraagd. Naar verwachting zend ik in november het definitieve
BIT-advies met mijn reactie en de definitieve business case (vertrouwelijk) aan uw
Kamer ter bespreking met uw Kamer voordat Defensie overgaat tot gunning. Tot het moment
van daadwerkelijke ondertekening van het contract is niets definitief.
17.
Kunt u toelichten wat wordt bedoeld met het interdepartementale strategische responskader
tegen hybride dreigingen? Hoe gaat dit kader er uit zien, en wat voegt het toe aan
de bestaande structuur?
Nederland moet effectief kunnen reageren op hybride dreigingen vanuit statelijke actoren.
Bewustwording en het opbouwen van weerbaarheid tegen hybride dreigingen zijn hierin
van groot belang. Daarnaast groeit de behoefte om ook actieve handelingsperspectieven
voor besluitvormers in kaart te brengen. Omdat deze dreigingen domein overstijgend
zijn, vergen ze een integraal antwoord van de verschillende departementen. Daarom
wordt gezamenlijk een «Rijksbreed Responskader Statelijke Dreigingen» opgesteld tegen
hybride dreigingen onder de drempel van gewapend conflict.
De meerwaarde van een dergelijk Rijksbreed Responskader is dat het bijdraagt aan het
synchroniseren van de reeds bestaande responskaders, zoals de Ongewenste Buitenlandse
Inmenging-escalatieladder en het diplomatiek cyber responskader. Ook draagt het bij
aan het verder ontwikkelen van de beleidsopvolging Statelijke Dreigingen. Een Rijksbreed
responskader sluit aan bij internationale trajecten, zoals het EU gemeenschappelijk
kader tegen hybride dreigingen en draagt bij aan de invulling van de door de EU en
de NAVO gevraagde nationale verantwoordelijkheid op het terrein van weerbaarheid tegen
hybride dreigingen.
De ontwikkeling van het responskader is gaande, nadere informatie over de bredere
aanpak van statelijke dreigingen volgt in de Kamerbrief over statelijke dreigingen
van eind dit jaar.
18.
Kunt u nader ingaan op het weer op orde krijgen van het vastgoed, waarbij de opgave
hiervoor «aanzienlijk groter» is dan de nu beschikbare capaciteit en financiën? Kunt
u daarbij ook ingaan op de capaciteit? Betreft dit Defensie zelf en/of het Rijksvastgoedbedrijf?
Defensie heeft d.d. 4 juli 2019 (Kamerstuk 33 763, nr. 151) en d.d. 10 juni 2020 (Kamerstuk 34 919, nr. 64) de Kamer geïnformeerd over de jaarlijks benodigde budgetten voor vastgoedinvesteringen
en het instandhouden van de vastgoedportefeuille. De ramingen van de budgetten, zoals
opgenomen in de laatste brief, zijn tot stand gekomen op basis van een validatie die
uitgevoerd is door een externe partij. De ramingen gaan uit van een IST-situatie en
houden geen rekening met eventuele strategische keuzes voor de lange termijn. De ramingen
van de behoefte overstijgen daarom de beschikbare middelen.
Gezien de problematiek is een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) gestart om
beleidsopties in kaart te brengen die de behoeften en budgetten op lange termijn meer
met elkaar in evenwicht kunnen brengen. Het definitieve rapport van het IBO wordt
opgeleverd in maart 2021.
Naast de additioneel vrijgemaakte financiële middelen moet voor het voorbereiden van
vastgoedprogramma’s en -projecten een fors groter beroep worden gedaan op de vastgoedketen,
zowel intern Defensie als bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Met het meerjarige inzicht
in de exacte behoefte wordt de benodigde capaciteit inzichtelijk en voorspelbaar,
maar vraagt de inzet van capaciteit (en financiën) voortdurend aandacht van zowel
Defensie als van het RVB (Kamerstuk 33 673, nr. 151).
19.
Kunt u nader ingaan op uw bewering dat het extra commitment aan het NATO Readiness
Initiative (NRI) betekent dat de vraag op korte termijn meer toeneemt dan de groei
van de capaciteiten van de krijgsmacht? Deelt u de mening dat Defensie met deze toezegging
van deelname aan het NRI verwachtingen wekt bij de bondgenoten die u niet kan waarmaken?
Welke beperkingen heeft de Nederlandse krijgsmacht concreet en met welke maatregelen
en op welke termijn kunnen de beperkingen zijn weggenomen?
Onze wereld is volop in beweging en de veiligheidssituatie om ons heen verslechtert.
Oude dreigingen blijven bestaan en er komen nieuwe dreigingen bij. Ze komen tegelijkertijd
en in vele vormen op ons af. Er wordt steeds vaker een beroep gedaan op de schaarse
capaciteiten van Defensie, ook door de NAVO. In het licht van de veranderende veiligheidssituatie
hebben de bondgenoten besloten de afschrikking door en verdediging van het bondgenootschap
te versterken, met het versterken van de NATO Response Force en het instellen van
het NATO Readiness Initiative (NRI). Dit vraagt ook om extra inspanningen van Nederland
waarvoor bewust gekozen is. Het effect van deze keuze is dat er een beroep wordt gedaan
op de schaarse ondersteuning van de gevechtseenheden, waaronder de medische capaciteiten,
commandovoering en informatievoorziening, waardoor capaciteit niet kan worden ingezet
voor andere doeleinden. Uw Kamer is eerder op de hoogte gesteld van de onbalans tussen
de gevraagde capaciteiten voor de enhanced NATO Response Force (eNRF) en het NRI en
de beschikbare capaciteiten (Kamerstuk 28 676, nr. 299).
De krijgsmacht heeft de beschikking over een single set of forces. Alle capaciteiten zijn in beginsel inzetbaar voor alle hoofdtaken, echter ze kunnen
slechts voor één taak tegelijk worden ingezet. De inzet van een capaciteit voor de
ene taak heeft effect op de gereedheid en inzetmogelijkheden voor de andere taken.
Dat vraagt derhalve iedere keer weer om een zorgvuldige afweging bij besluitvorming
over verlenging van bestaande (internationale) verplichtingen en eventuele bijdragen
in het kader van een van de drie hoofdtaken van Defensie.
Nationaal en internationaal heeft Defensie in de eerste helft van 2020 grotendeels
aan de opdrachten kunnen voldoen. De inzetbaarheid, gerelateerd aan de eerste hoofdtaak,
is nog niet op het gewenste niveau en herstel kost meer tijd dan verwacht. Voorlopig
is er sprake van spanning op de inzetbaarheidsdoelen. Dit komt door een combinatie
van factoren. Het op norm komen en blijven is afhankelijk van de mate van inzet van
de eenheden, kwantitatieve en kwalitatieve personele vulling van de eenheden en de
beschikbaarheid van noodzakelijke ondersteunende eenheden. De inzet van de krijgsmacht
heeft in combinatie met knelpunten in de materiële gereedheid, schaarse gevechtsondersteuning
en een lage militaire personele vulling, geleid tot beperkingen in de inzetbaarheid.
Die beperkingen hebben vooral het vermogen aangetast om eenheden langdurig, gelijktijdig
en in hogere dreigingsscenario’s in te zetten. Uw Kamer is middels de (vertrouwelijke
bijlage bij de) inzetbaarheidsrapportage (Kamerstuk 34 919, nr. 40) geïnformeerd over de uitdagingen waar de defensieorganisatie voor staat, wat nodig
is voor het herstellen van operationele eenheden en welke ontwikkelingen hierop een
effect hebben. Het herstel van de gereedheid van de krijgsmacht vraagt om jarenlange
aandacht en prioritering van middelen. De beperkingen in de inzetbaarheid worden toegelicht
in de vertrouwelijke bijlage bij de Inzetbaarheidsrapportage.
20.
Klopt het dat de Defensiebegroting in 2021 per saldo met € 3,6 miljoen daalt? Zo ja,
hoe kwalificeert u dit in het licht van uw eigen constateringen over forse tekorten,
de positie van Nederland op de NAVO-ranglijst qua defensie-uitgaven als percentage
van het BBP en het nakomen van de Wales-afspraken?
Het budget voor 2021 is ten opzichte van 2020 gestegen met € 417 miljoen tot € 11.451 miljoen.
De € 3,6 miljoen waar in de vraag naar wordt gerefereerd betreft interdepartementale
budgetoverhevelingen en onder andere een incidentele bijdrage van Defensie aan I&W
voor verlenging van het contract SAR-Helikopters. Voor 2021 is de verwachting dat
Nederland uitkomt op een bbp-percentage van 1,48%, waarbij rekening wordt gehouden
met de verwachte ontwikkeling van de economie door de COVID-19 crisis.
22.
Waarom worden de onderhoudsuitgaven van de Groene Draeck ondergebracht bij de personeelsuitgaven,
in plaats van dat ze naast elkaar worden genoemd?
Door de zinsconstructie in de paragraaf Groene Draeck wordt mogelijk gesuggereerd
dat de onderhoudsuitgaven van de boot zijn ondergebracht bij de personeelsuitgaven,
hetgeen niet juist is. Het volledige onderhoud van de Groene Draeck wordt binnen het
artikel CZSK verantwoord in de materieel exploitatiebegroting.
23.
Waarom gaat de bijdrage van kennisopbouw via de Minister van Economische Zaken en
Klimaat?
De bijdrage voor het in stand houden van de defensie-specifieke kennis bij Nederlandse
organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijke Onderzoek (TNO), Nederlands Lucht-
en Ruimtevaartcentrum (NLR) en Maritime Research Institute Netherlands (MARIN) is
als programmafinanciering onderdeel van de overheidssubsidiëring van de Nederlandse
strategische kennisinstellingen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is
de coördinator van deze overheidssubsidie en daarom loopt de bijdrage via dit ministerie.
24.
Waarom blijft de kostenpost voor opdrachten milieubeleid gelijk de komende jaren,
in het kader van verduurzaming en het onlangs gelanceerde plan van aanpak duurzaamheid
en de ambitie om aan het Parijs Akkoord te voldoen?
De begrotingspost «opdrachten milieubeleid» is specifiek voor het ontwikkelen en ondersteunen
van milieubeleid. Deze post is slechts een klein deel van de totale uitgaven voor
verduurzaming en zal naar verwachting de komende jaren niet toenemen. Het budget wordt
gebruikt voor onderzoeken en ondersteuning van juridische en beleidsmatige veranderingen
zoals luchthavenbesluiten, grotere vergunningstrajecten en voor geluidmeetnetten rond
militaire vliegbases.
Het merendeel van de middelen voor verduurzaming van de defensieorganisatie is opgenomen
in materiële en personele budgetten. Zo maakt duurzaamheid onderdeel uit van het Infrastructuurbudget,
bijvoorbeeld voor bodemsanering en Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG) en van het
materieelbudget, bijvoorbeeld voor onderzoek naar het emissie vrijmaken van hulpvaartuigen,
en tenslotte van het personeelsbudget voor milieu en duurzaamheidsmedewerkers. Doordat
de middelen voor verduurzaming grotendeels in algemene projecten en budgetten zijn
verwerkt, zijn deze niet specifiek zichtbaar in de begroting.
25.
Waarom beschouwt u de motie Van Helvert c.s. over het nog in deze kabinetsperiode
verder invulling te geven aan het nationaal plan bij de NAVO (Kamerstuk 35 300 X, nr. 27) als afgedaan? Welke extra stappen hebt u -na het aannemen van de motie door de Kamer-
gezet om invulling te geven aan het nationaal plan?
Dit kabinet heeft fors geïnvesteerd in Defensie met extra budget voor Defensie in
het regeerakkoord in 2017, door het aanbieden van het Nationaal Plan aan de NAVO in
december 2018 en met de financiële invulling van een deel van dit Nationaal Plan in
2019. Evenwel zijn de beschikbare middelen onvoldoende om invulling te geven aan alle
vijf de prioriteiten uit het Nationaal Plan. Gekozen is om extra F-35’s te kopen,
extra te investeren in de ondersteuning en inzetbaarheid van de special forces en in het cyber- en informatiedomein door het versterken van de IT-infrastructuur.
Daarnaast is geïnvesteerd in het personeel.
Zoals vaker aan uw Kamer gemeld, zijn vervolgstappen nodig om invulling te geven aan
het Nationaal Plan. In de binnenkort te verschijnen Defensievisie wordt onder andere
ingegaan op de vervolgstappen die nodig zijn om invulling te kunnen geven aan onze
internationale taken, verplichtingen en afspraken. Volgende kabinetten zullen zich
buigen over eventuele vervolgstappen.
26.
Waarom is er voor 2021 geen geld gereserveerd voor Covid-middelen?
Voor het begrotingsjaar 2021 worden op dit moment geen hogere uitgaven voorzien samenhangend
met COVID-19. Indien op een later moment blijkt dat deze uitgaven wel nodig zijn dan
zal dit in een reguliere wijziging van de begroting worden verwerkt.
27.
Wat verklaart de daling in de prijsbijstelling tranche 2022–2024?
De prijspeilbijstelling is gebaseerd op het prijsgevoelige gedeelte van de Defensiebegroting.
Deze laat tot 2022 een stijgende budgetreeks zien, die in 2023 afvlakt naar beneden.
Deze afvlakking heeft te maken met intensiveringen uit het verleden, waarvan de bijdrage
niet elk jaar dezelfde omvang kende.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.H. Mittendorff, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.