Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius over het bericht ‘Tilburger met drugs en inbrekersspullen na wilde achtervolging twee agenten meegesleurd’
Vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Tilburger met drugs en inbrekersspullen na wilde achtervolging twee agenten meegesleurd» (ingezonden 24 september 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 15 oktober 2020).
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden op Kamervragen van 21 september 2020 over het bericht
«Tilburger met drugs en inbrekersspullen na wilde achtervolging twee agenten meegesleurd»?
1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel zaken van geweld en agressie tegen andere werknemers, zoals boa’s, conducteurs
en hulpverleners die tijdens de uitoefening van hun publieke taak te maken krijgen
met geweld, telt Nederland in 2020 tot op heden? Kunt u de tabel bij het antwoord
op vraag 2 aanvullen met zaken van agressie en geweld aanvullen met deze categorieën?
Antwoord 2
Uit de registratie van de politie blijkt dat er in 2020 tot 8 augustus – dezelfde
periode als in de antwoorden op de bovengenoemde Kamervragen – 1.684 meldingen gedaan
zijn van agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak, niet zijnde politieambtenaren.
In 2019 ging het in dezelfde periode om 1.835 meldingen. In 2020 hebben uiteindelijk
1.396 van die meldingen geleid tot een aangifte. In 2019 was dat in 1.570 van de meldingen
het geval. Het is niet mogelijk om op basis van de politieregistratie een nadere specificering
te maken van de onderverdeling per beroepsgroep of per soort agressie of geweld waar
de functionaris met een publieke taak mee te maken had.
Vraag 3
Kunt u uw antwoord op vraag 7 nader toelichten? Waarom is er geen landelijke definitie
beschikbaar van «snelrecht»?
Antwoord 3
Uit de diverse registratiesystemen kan niet worden afgeleid welke zaken door middel
van snelrecht dan wel door middel van supersnelrecht zijn afgedaan. Het gaat bij de
toepassing van snelrecht of supersnelrecht niet om een soort zaak, maar om de termijn
waarbinnen een zaak door de rechter wordt beoordeeld. Bij snelrecht moeten verdachten
binnen zeventien dagen na inverzekeringstelling voor de politierechter verschijnen,
terwijl bij supersnelrecht verdachten binnen de termijn van inverzekeringstelling,
dus binnen drie tot zes dagen, worden berecht.
In de rechtspraaksystemen wordt niet standaard geregistreerd of een zaak met toepassing
van snelrecht is behandeld. Er kan wel een variabele worden ingevuld die betrekking
heeft op snelrecht, maar dit gebeurt niet uniform waardoor er geen betrouwbare landelijke
cijfers kunnen worden gegenereerd. In zoverre hanteert de rechtspraak in de systemen
geen landelijke definitie. In de systemen van de rechtspraak worden de pleegdatum
van het feit en de datum van het eindvonnis geregistreerd. Een query hierop met een
termijn korter dan 17 dagen komt ongeveer overeen met de toepassing van snelrecht.
Dit levert voor zaken van geweld tegen de politie de volgende, indicatieve, cijfers
op:
Deze indicatie geeft aan dat bij GTPA-zaken het (super)snelrecht in de eerste zeven
maanden van 2020 al bijna even vaak is ingezet als in heel 2019.
Vraag 4
Hoe wordt beoordeeld of een rechtszaak in aanmerking komt voor snelrecht als er kennelijk
geen landelijke definitie voor beschikbaar is?
Antwoord 4
Per zaak dient te worden beoordeeld of deze geschikt is om te worden afgedaan door
middel van snelrecht. In verband met de korte termijn tussen aanhouding en behandeling
ter zitting die het snelrecht kenmerkt moet het gaan om bewijstechnisch gezien relatief
eenvoudige zaken. Het Openbaar Ministerie, de rechter en de verdediging moeten tijdig
kunnen beschikken over een compleet dossier. Dat betekent dat bewijstechnisch complexere
zaken waarin aanvullend onderzoek nodig is (zoals bij grote ordeverstoringen) in het
algemeen niet in aanmerking komen voor supersnelrecht.
Vraag 5
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger over de berichten «Lagere straffen
snelrecht Den Haag» en «Lage straffen voor incidenten tijdens Oud en Nieuw»?3
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Bestond er in 2013 wel een landelijke definitie van (super)snelrecht? Zo ja, waarom
wordt deze niet meer gebruikt? Zo nee, op basis van welke criteria zijn in 2013 de
betreffende Kamervragen beantwoord?
Antwoord 6
Nee. Ook toen was er geen landelijke registratie van snelrecht over het hele jaar
beschikbaar. De afweging of een zaak voor snelrecht in aanmerking kwam was indertijd
gelijk aan de criteria die tegenwoordig worden gebruikt. Ik verwijs daarvoor naar
het antwoord op vraag vier.
Rondom de jaarwisseling wordt (handmatig) bijgehouden hoeveel zaken door middel van
snelrecht – dat willen zeggen binnen zeventien dagen – worden afgedaan. De cijfers
die in 2013 aan uw Kamer gerapporteerd zijn betreffen een dergelijke telling. Deze
telling vindt jaarlijks kort na de jaarwisseling plaats.
Vraag 7
Waarom was het in 2013 nog wel mogelijk het aantal keren dat het snelrecht is toegepast,
te determineren en waarom is dit anno 2020 niet meer mogelijk?
Antwoord 7
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor het eerstvolgende algemeen overleg
Politie?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.