Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 593 Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege het opnemen daarin van een gemeentelijke taak om prenataal huisbezoek te verrichten
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I ALGEMEEN
1. Aanleiding
Tijdens de zwangerschap kunnen omstandigheden – of signalen hiervan – optreden die
een negatieve impact hebben op het ongeboren kind. Als een ongeboren kind blootstaat
aan deze omstandigheden (denk hierbij onder andere aan stress bij de ouders als gevolg
van onder meer armoede, psychische problematiek van de ouders, verslavingsproblematiek
zoals roken en alcoholgebruik) dan kan dat de basis zijn voor gezondheidsachterstanden
in het latere leven. Deze achterstanden in kansen op een lang en gezond leven en weerbaarheid
hebben weinig te maken met erfelijke factoren. Maar alles met de omstandigheden van
gezin en omgeving waarin kinderen zich ontwikkelen en opgroeien. Als er geen goede
gezondheid en stimulerende omgeving tijdens de geboorte en de eerste levensjaren is,
heeft het kind daarmee later een grotere kans op onder meer fysieke en psychische
problemen, suikerziekte, hart- en vaatziekten en overgewicht» (Roseboom, T.J. e.a.,
De eerste 1.000 dagen, 2018). Als gevolg van voornamelijk sociale risicofactoren en
het gebrek aan beschermingsfactoren heeft ongeveer 14%1 geen goede start bij de geboorte door vroeggeboorte, een te laag geboortegewicht
of een combinatie daarvan (Waelput, A.J.M. e.a., 2017, Geographical differences in
perinatal health and child welfare in the Netherlands).
Voor een gezonde ontwikkeling van het kind is het dus cruciaal dat het kind een goede
start maakt in de eerste 1.000 dagen. Indien er sprake is van risicofactoren is het
belangrijk deze al in een vroeg stadium te onderkennen en positief te beïnvloeden
waarbij ook wordt ingezet op het versterken van beschermende factoren. Zwangere vrouwen
en/of gezinnen die te maken hebben met verschillende risicofactoren en weinig beschermende
factoren worden (doorgaans) aangeduid als kwetsbaar. Zie ook paragraaf 3.
Om een gezonde ontwikkeling van het ongeboren kind te bevorderen en het ontstaan van
gezondheids- en ontwikkelingsrisico’s voor het kind te beperken, is het van belang
hulp en ondersteuning al tijdens de zwangerschap te bieden. De ervaring leert echter
dat prenatale zorg juist voor zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare situatie
problematisch is. Niet iedere gemeente zet hier actief op in. Om zwangere vrouwen
en/of gezinnen toch tijdig de juiste hulp en ondersteuning aan te bieden, wordt met
dit wetsvoorstel de rol van de jeugdgezondheidszorg (hierna: JGZ) tijdens de zwangerschap
en in de geboortezorgketen benadrukt. Zo sluit de JGZ naadloos aan op de verloskundige
zorg. Daarnaast legt de JGZ de verbinding met het brede jeugddomein (sociale wijkteams
jeugd). Op deze wijze krijgen de sociale risicofactoren en beschermende factoren een
plek in het publieke/sociale domein en komt er overall een betere verbinding tussen
de geboortezorg en de JGZ en eventuele noodzakelijke ondersteuning en hulpverlening.
2. Gemeentelijke taak voor aanbieden prenataal huisbezoek
Met dit voorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) krijgen
gemeenten de taak om een prenataal huisbezoek aan te bieden aan zwangere vrouwen en/of
gezinnen in een kwetsbare situatie in hun gemeente. De gemeente moet deze taak opdragen
aan dezelfde organisatie die voor de gemeente de JGZ uitvoert. Gemeenten kunnen met
het prenatale huisbezoek invulling geven aan hun verantwoordelijkheid om, indien nodig,
snel hulp en ondersteuning op maat te bieden. Hiermee zet de gemeente in op preventie
zodat de kans op (gezondheids-) problemen bij kinderen op latere leeftijd wordt verkleind.
Gemeenten zijn al verantwoordelijk voor de uitvoering van de JGZ (0–18 jaar). Zij
besteden dit in bij hun gemeentelijke gezondheidsdienst (hierna: GGD) of kopen deze
zorg in bij een externe privaatrechtelijke partij. Deze partijen vormen de JGZ-organisaties.
Om de samenhang met de uitvoering van de JGZ te waarborgen, vereist het voorliggende
wetsvoorstel dat gemeenten de uitvoering van het prenatale huisbezoek door dezelfde
organisatie die het basispakket JGZ uitvoert, te laten uitvoeren. Het doel hiervan
is dat de uitvoering van de JGZ en de uitvoering van het prenatale huisbezoek door
één organisatie wordt gedaan. Hiermee wordt zoveel mogelijk continuïteit van zorg
aan deze doelgroep bewerkstelligd.
De inbesteding/inkoop van het prenatale huisbezoek bij de JGZ-organisaties door de
gemeente vraagt van de gemeente dat zij duidelijk krijgt wat de omvang van de doelgroep
in hun gemeente is. Het wetsvoorstel vermeldt deze deeltaak dan ook expliciet. Gemeenten
dienen hiervoor beschikbare data te gebruiken en een goede interactie met JGZ-aanbieders
te voeren. Door openbare (meta) data uit «Waar staat je gemeente» (perinatale atlas),
plattegronden met een beeld van de kwetsbaarheidsscore over wijken (kwetsbaarheidsatlas)
te combineren met bijvoorbeeld perinatale kerngegevens of plattegronden met gezondheidsachterstanden,
kan de gemeente een inschatting maken van het benodigde aantal prenatale huisbezoeken.
Vervolgens kan de gemeente hiermee het gesprek met JGZ-aanbieders aangaan om te komen
tot realistische afspraken.
3. Nadere duiding van het begrip «kwetsbaar»
Het begrip «kwetsbaar» of de daaraan gerelateerde terminologie «zwangere vrouwen en/of
gezinnen in een kwetsbare situatie» is relatief. Het kan vanuit verschillende beelden
en perspectieven ingevuld worden. Om een beeld te krijgen of er sprake is van een
kwetsbare situatie is het van belang te kijken naar de context (gezinssamenstelling),
de omgeving en het aanwezig zijn van risico- en beschermingsfactoren. Belangrijk is
de balans tussen deze twee factoren.
Hoewel «kwetsbaar» op verschillende manieren kan worden bezien, is hieronder de gemeenschappelijke
definitie van de gemeente Rotterdam en de afdeling Verloskunde & Gynaecologie van
het Erasmus MC weergegeven. Dit om gemeenten en hun uitvoerende partijen handvatten
te bieden om zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare situatie te kunnen identificeren.
Zwangere vrouwen en hun (eventuele) gezin in een kwetsbare situatie hebben in zijn
algemeenheid te maken met diverse risicofactoren en beschermende factoren die van
invloed zijn op de mate waarin zij zorg en ondersteuning nodig hebben. Denk hierbij
aan hun sociaaleconomische status, gezinssamenstelling en opvoeding, mentale weerbaarheid
van de zwangere vrouwen, gezondheid en verslaving van ouders, en gezondheid van de
kinderen zelf, de relatie tussen de zwangere vrouwen en de eigen familie, het wel
of niet hebben van een sociaal netwerk, het hebben van werk.
Risicofactoren kunnen zijn: financiële problemen, vermijden van zorg, nadelige leefstijl
(voeding, beweging, rookgedrag, alcoholgebruik), onvoldoende opvoedingsvaardigheden,
(psycho)sociale problematiek, fysieke en/of medische problematiek, licht verstandelijke
beperking
Urgente risicofactoren kunnen zijn: huiselijk geweld, verslavingsproblematiek, dak-
of thuisloos, acute psychiatrische problematiek.
4. Prenataal huisbezoek als onderdeel van de keten
De verloskundig zorgverlener signaleert zwangere vrouwen en hun gezinnen in een kwetsbare
situatie en adviseert een prenataal huisbezoek bij de JGZ-organisatie. Hierbij wordt
de vrijwilligheid benadrukt in relatie tot het recht op een privéleven. Het is de
gemeente die het prenataal huisbezoek inkoopt. Het is daarom van belang om als gemeente
uitgangspunten te formuleren die aansluiten bij standaarden van professionals. Voor
de uitvoering en invulling van het prenatale huisbezoek wordt van de geboortezorg
en JGZ-organisaties verwacht dat zij zich gezamenlijk optimaal inspannen om vroegtijdig
op het juiste moment, op de juiste plek, door de juiste professional het prenataal
huisbezoek in te zetten. Door een prenataal huisbezoek kan er op basis van de problemen
en behoefte ondersteuning worden geboden. Bijvoorbeeld door het inzetten van JGZ-programma’s
zoals VoorZorg of Stevig Ouderschap of door het inschakelen van hulp uit het sociale
domein. Het prenatale huisbezoek heeft als doel dat (aanstaande) ouders worden begeleid
naar het aanstaande ouderschap en naar een goede start met hun kind.
Samenwerking is hierbij essentieel en vergt van alle betrokkenen rondom de zwangere
vrouw een gezamenlijk inzicht in onder meer wie een prenataal huisbezoek nodig heeft
(zie ook paragraaf 3), hoe wordt samengewerkt, hoe informatie wordt gedeeld. Op lokaal
niveau moeten zorgprofessionals en gemeenten hier afspraken over maken. Mede op basis
van inzicht in de lokale/regionale behoefte en benodigde aanpak.
Onderling vertrouwen is onlosmakelijk verbonden aan samenwerking (Evaluatie van prenatale
huisbezoeken, Vink, 2013). Soms vraagt dit meer kennis van elkaar en een attitudeverandering
ten aanzien van de onderlinge samenwerking. Ook dit vraagt aandacht op lokaal niveau.
Om uitvoering en invulling te geven aan het prenataal huisbezoek wordt door de verloskundig
zorgverleners en de professionals van de JGZ-organisaties gebruik gemaakt van het
voorliggende voorstel van wet in samenhang met vigerende wetgeving. Alsmede de meest
actueel landelijke beschikbare (kwaliteits)standaarden en afspraken die gelden binnen
de beroepsgroep en brancheorganisaties zoals zorgstandaarden en handreikingen. Daarnaast
wordt er met betrokken partijen gewerkt aan de uitwerking van de bijbehorende randvoorwaarden.
5. Delen van informatie en privacybescherming
De verloskundig zorgverlener adviseert de zwangere en/of het gezin in een kwetsbare
situatie contact op te nemen met de JGZ voor een prenataal huisbezoek. Hierbij is
geen sprake van gegevensuitwisseling. De zwangere neemt zelf contact op met de JGZ-organisatie.
Het wetsvoorstel is onderworpen aan een zogeheten «privacy impact assessment» (PIA).
Deze heeft aanleiding gegeven de memorie van toelichting op een aantal punten aan
te passen en te verduidelijken.
6. Caribisch Nederland
Met de voorgestelde wijziging van de Wpg zal er ook voor de openbare lichamen Bonaire
(ca. 17.500 inwoners), Sint Eustatius (ca. 3.900 inwoners) en Saba (ca. 2.000 inwoners)
een nieuwe taak bijkomen. Doordat de organisatie van de JGZ op ieder eiland anders
is geregeld, zal gekeken moeten worden naar de mogelijkheden van de uitvoering en
er zullen aparte kaders en handreikingen in samenwerking met de JGZ-professionals
op Caribisch Nederland moeten worden opgesteld. Een pragmatische aanpak, kijkend naar
reeds bestaande structuren en partijen, heeft daarbij de voorkeur.
In Caribisch Nederland zijn er zo’n 250 geboortes per jaar; 200 op Bonaire, 35 op
St. Eustatius en 15 op Saba. Een percentage van het aantal te vroeggeboren kinderen
of kinderen met een te laag geboortegewicht is er niet. Maar de omstandigheden die
tot vroeggeboorte en of ondergewicht bij pasgeborenen kunnen leiden zijn wel aanwezig,
zoals armoede en huiselijk geweld.
De prenatale huisbezoeken zullen in eerste instantie bekostigd zullen worden vanuit
een tijdelijke regeling publieke gezondheid voor Caribisch Nederland.
7. Uitvoeringskosten en gevolgen voor de regeldruk
Uitvoeringskosten
Om op macroniveau het aantal prenatale huisbezoeken te kunnen bepalen is uitgegaan
van het aantal geboorten in 2017 en het aantal kinderen dat te vroeg of met een laag
geboortegewicht in dat jaar is geboren (16,5%)2. Immers als gevolg van voornamelijk sociale risicofactoren en het gebrek aan beschermingsfactoren
heeft ongeveer 16,5% geen goede start bij de geboorte door vroeggeboorte, een te laag
geboortegewicht of een combinatie daarvan (Waelput, A.J.M. e.a., 2017, Geographical
differences in perinatal health and child welfare in the Netherlands). Dit tegen elkaar
afgezet heeft geleid tot het aantal benodigde prenatale huisbezoeken en het daarmee
gemoeide bedrag van € 5,3 miljoen op jaarbasis Dit budget wordt jaarlijks toegevoegd
aan het gemeentefonds.
Bij de berekening van het benodigde budget is uitgegaan van het gegeven dat de maat
«vroeggeboorte en/of laag geboortegewicht» internationaal als maat voor een goede
start van kinderen wordt gezien. Dit percentage (16,5%) vormt dan ook de basis voor
de berekening en is afgezet tegen het aantal geboortes per jaar (circa 170.000). Dit
betekent dat in 28.050 gezinnen sprake is van vroeggeboorte en/of een laaggeboortegewicht,
mogelijk als gevolg van sociale risicofactoren en een gebrek aan beschermingsfactoren.
Aan deze gezinnen kan een prenataal huisbezoek worden geadviseerd. In overleg met
de VNG is een gemiddelde duur van 2,5 uur voor een huisbezoek afgesproken. Afgezet
tegen een gemiddeld budget van € 190,00 voor een huisbezoek is er een totaalbudget
van € 5,3 miljoen nodig. Daar in de berekening sprake is van een aantal aannames is
met BZK en de VNG afgesproken het wetsvoorstel, zowel op de korte als op de lange
termijn, te evalueren.
Gevolgen voor de regeldruk
Deze nieuwe gemeentelijke taak brengt geen toename van de regeldruk met zich mee.
Het wetsvoorstel is getoetst door het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege
kan zich vinden in de beschrijving van de gevolgen voor de regeldruk.
8. Consultatie
Het wetsvoorstel is op 21 november 2019 schriftelijk voorgelegd aan de volgende partijen:
GGD GHOR Nederland (de vereniging voor publieke gezondheid en veiligheid in Nederland),
ActiZ Jeugd (branchevereniging van zorgorganisaties), Artsen Jeugdgezondheidszorg
Nederland (AJN), Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), College Perinatale
Zorg (CPZ), Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), Brancheorganisatie
Geboortezorg (BO-Geboortezorg), Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
(NVOG), Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba. Daarnaast is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voor de
toezicht- en handhavingstoets en de Autoriteit Persoonsgegevens over het wetsvoorstel
geraadpleegd. Alle geconsulteerde partijen, met uitzondering van de NVOG, hebben gereageerd.
Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste opmerkingen.
8.1 GGD GHOR Nederland, ActiZ Jeugd, AJN, V&VN, CPZ, KNOV, BO Geboortezorg
GGD GHOR NL, ActiZ Jeugd, AJN en V&VN geven aan verheugd te zijn met het voorstel
om het prenatale huisbezoek op te nemen in de Wpg. Geconsulteerde partijen vragen
aandacht voor drie thema’s, te weten de samenwerking, huisbezoeken en het begrip «kwetsbaar».
Hieronder wordt ingegaan op de reactie van partijen op deze thema’s.
Samenwerking tussen de geboortezorg en de JGZ
Partijen geven aan dat het wetsvoorstel de verbinding tussen de geboortezorg en de
JGZ en de gemeente moet bevorderen. Dit vraagt volgens hen goede samenwerkingsafspraken
over de inzet, organisatie en terugkoppeling van het prenatale huisbezoek tussen de
JGZ en de geboortezorg.
De KNOV stelt dat de verbinding tussen de geboortezorg en de JGZ met het wetsvoorstel
niet wordt bevorderd. Integendeel vreest de KNOV. Tevens vraagt het wetsvoorstel volgens
partijen landelijke registratieafspraken en digitale overdrachten binnen de geboortezorg.
Voor de uitvoering van dit wetsvoorstel is een goede samenwerking op lokaal niveau
essentieel. Immers de verloskundig zorgverlener signaleert en adviseert een prenataal
huisbezoek bij de JGZ-organisatie. Het wetsvoorstel krijgt dan ook impact als er sprake
is van deze samenwerking. Daarentegen moet er om continuïteit van zorg te kunnen bieden
nu ook al sprake zijn van samenwerking tussen de geboortezorg en de JGZ. De praktijk
wijst echter uit dat hier nog kansen liggen. Het landelijke actieprogramma Kansrijke
Start zorgt ervoor dat deze samenwerking een impuls krijgt. Onderdeel van Kansrijke
Start vormen de lokale coalities. In deze lokale coalities zijn in ieder geval de
gemeente, verloskundig zorgverleners en professionals in de JGZ samengebracht. Deze
coalities maken ketenafspraken tussen alle organisaties die een rol spelen rondom
de zwangerschap en geboorte.
Huisbezoeken
Partijen vinden het van belang dat de verloskunde, kraamzorg en JGZ bij iedere afzonderlijke
situatie gezamenlijk beoordelen of een prenataal huisbezoek gewenst en van belang
is. Maar daarnaast ook wie dit huisbezoek en de daaropvolgende gewenste zorg/begeleiding
het beste kan uitvoeren. Geboortezorg en JGZ-professionals dienen huisbezoeken op
elkaar af te stemmen en af te spreken met welk doel, in overleg met de ouders. Verder
is aangegeven dat de JGZ geen toegevoegde waarde voor ongecompliceerde situaties heeft
en dat veel van de gegevens op basis waarvan wordt bepaald of iemand kwetsbaar pas
bekend is na een huisbezoek van de verloskundige en de kraamzorg. Tevens geeft men
aan dat bij met name urgente risicofactoren niet kan worden volstaan met één huisbezoek.
Dit wetsvoorstel voorziet erin dat zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare
situatie een prenataal huisbezoek krijgen aangeboden door de JGZ. Voor de uitvoering
ervan is in overleg met partijen een aantal randvoorwaarden geïnventariseerd die hangende
het wetsvoorstel met partijen wordt uitgewerkt. Een deel van deze voorwaarden zal
op landelijk niveau worden ingevuld zoals een handreiking. De «voorwaarden» die partijen
noemen zullen op lokaal niveau door het maken van goede ketenafspraken moeten worden
ingevuld. De lokale coalities binnen het actieprogramma Kansrijke Start kunnen hiervoor
de basis vormen.
Door te stellen dat veel van de gegevens die bepalen of iemand in een kwetsbare situatie
zit pas bekend zijn na een huisbezoek van de verloskundige (bij 34 weken) of kraamzorg
(in de periode 22–32 weken), wordt voorbijgegaan aan de essentie van dit wetsvoorstel.
Dat is er namelijk op gericht om in een vroeg stadium, eerder dan de huisbezoeken
van de verloskundig zorgverlener, zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare
situatie de juiste hulp en ondersteuning te bieden. Het is wenselijk dat de verloskundig
zorgverlener al bij de intake, vroeg in de zwangerschap systematisch vraagt naar zowel
de medische risicofactoren als de sociale risicofactoren. Door gebruik te maken van
een psychosociaal risicosignaleringsinstrument kan de verloskundig zorgverlener een
betere inschatting maken en waar nodig gericht adviseren om contact op te nemen met
de JGZ voor een prenataal huisbezoek. De constatering dat bij urgente risicofactoren
niet kan worden volstaan met één huisbezoek, is waarschijnlijk juist. Het wetsvoorstel
voorziet echter niet in het aantal huisbezoeken maar voorziet in tijdige hulp en ondersteuning. Het is aan de gemeente voor een voldoende aanbod te zorgen
na het prenatale huisbezoek.
Begrip «kwetsbaar»
Een aantal partijen stelt dat het begrip «kwetsbaar» kwetsbaar is omdat het per gemeente
en professional anders geïnterpreteerd kan worden. Tegelijkertijd wordt gezegd dat
flexibiliteit noodzakelijk is. Er wordt verwezen naar het pleidooi van Tessa Roseboom
om het begrip «kwetsbaarheid» niet te gebruiken maar te spreken over «vrouwen in een
kwetsbare situatie».
Het is juist dat het begrip «kwetsbaar» verschillend kan worden ingevuld. Daarentegen
biedt de duiding van zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare situatie (zie
paragraaf 3) hiervoor handvatten. Tegelijkertijd is het ook belangrijk ruimte over
te laten aan de professionaliteit van zorgverleners. Daar komt bij dat «kwetsbaar»
een dynamisch concept is waarbij tevens sprake kan zijn van beschermende factoren.
Momenteel wordt door verschillende experts gewerkt aan het meetbaar maken van dit
begrip. De suggestie om «kwetsbaarheid» te vervangen door «in een kwetsbare situatie»
is overgenomen.
Overig
Het CPZ, KNOV en de Patiëntenfederatie geven aan dat de stem van de zwangere niet
is meegenomen in de consultatie.
De stem van de zwangere is echter geborgd in het consulteren van het CPZ waar de Patiëntenfederatie
deel van uitmaakt.
De V&VN geeft aan het van belang te vinden om het prenataal huisbezoek ook op te nemen
in het basispakket JGZ zodat ook na afloop van het actieprogramma Kansrijke Start
het mogelijk blijft om deze huisbezoeken te blijven uitvoeren.
Door dit wetsvoorstel tot wijziging van de Wpg krijgen gemeenten de taak om een prenataal
huisbezoek aan te bieden aan kwetsbare zwangere vrouwen en/of gezinnen in een kwetsbare
situatie in hun gemeente. De gemeente moet deze taak opdragen aan dezelfde organisatie
die voor de gemeente de JGZ uitvoert. Door het prenataal huisbezoek vast te leggen
in de Wpg blijft, ook na afloop van het programma Kansrijke Start, de verplichting
deze huisbezoeken uit te voeren bestaan.
Verder roept de V&VN op om de programma’s Voorzorg en Stevig Ouderschap van de Jeugdwet
te verschuiven naar de Wpg omdat deze ook onderdeel uit maken van het actieprogramma
Kansrijke Start.
Bij de wijziging van het basispakket JGZ op 1 januari 2015 is ervoor gekozen om specifieke
programma’s (maatwerk) zoals opvoedcursussen en Voorzorg, na signalering van risico’s of problemen door de JGZ, onder te brengen onder preventie
op basis van de Jeugdwet. Daar dit specifieke programma’s betreft zijn deze ondergebracht
in de Jeugdwet. Daarentegen zijn groepsactiviteiten gericht op gezondheidsbevordering
onderdeel van de Wpg. Daar Voorzorg en Stevig Ouderschap maatwerk zijn passen deze
qua doelstelling niet in het basispakket JGZ.
GGD GHOR Nederland geeft aan met VWS en andere partners binnen de geboortezorg het
gesprek te willen aangaan om te onderzoeken of het prenatale huisbezoek kan worden
verruimd naar een grotere doelgroep dan sec de zogenoemde kwetsbaren.
Dit wetsvoorstel hangt samen met de focus van het actieprogramma Kansrijke Start en
het ligt daarom niet in de rede het wetsvoorstel (eventueel) te verbreden. Daar komt
bij dat gemeenten de beleidsvrijheid hebben om het prenatale huisbezoek voor een bredere
doelgroep in te kopen.
De Patiëntenfederatie stelt vragen zoals wie bepaalt of de zwangere een huisbezoek
kan krijgen, hoe de privacy van de zwangere is geborgd, de kosten. Ook geven zij aan
betrokken te willen worden bij het vervolgtraject.
Om de vragen over het wetsvoorstel te beantwoorden en hen te betrekken bij het vervolgtraject
zal er hangende het wetsvoorstel met hen worden overlegd.
De AJN heeft geen opmerkingen op de voorliggende wijziging Wpg. Een belangrijk punt
van de aansluiting van JGZ (door middel van prenataal huisbezoek) op de verloskundige
zorg en de verbinding hiermee met publieke/sociale domein, is volgens hen in de tekst
in hoofdstuk 1, paragraaf 1 geborgd.
De tekstvoorstellen van GGD GHOR Nederland en CPZ zijn grotendeels overgenomen.
8.2 Consultatie Caribisch Nederland
De consultatie van het voorstel van wet is gedaan door middel van gesprekken tussen
vertegenwoordigers van het Ministerie van VWS met vertegenwoordigers van de openbare
lichamen van Saba, Sint Eustatius en Bonaire. Alle vertegenwoordigers zien mogelijkheden
voor de uitvoering van prenatale huisbezoeken. Wel willen zij ondersteuning bij onder
meer het schrijven van richtlijnen en protocollen. Verder zien zij een mogelijke combinatie
met de maternale kinkhoestvaccinatie.
De vragen van de vertegenwoordigers van Caribisch Nederland liggen vooral op het vlak
van de uitvoering van het prenataal huisbezoek. Dit is begrijpelijk aangezien de geboortezorg
en de jeugdgezondheidszorg op Caribisch Nederland in vergelijking met Europees Nederland
veelal in ontwikkeling en/of anders zijn georganiseerd. Daarom vraagt de ondersteuning
bij de implementatie van het prenataal huisbezoek maatwerk. Hiertoe zal hangende het
wetsvoorstel het gesprek worden aangegaan met Caribisch Nederland.
8.3 Consultatie VNG
De VNG constateert dat er bestuurlijk draagvlak bij gemeenten is voor de beoogde wetswijziging.
Het nut van een prenataal huisbezoek door de JGZ wordt onderschreven en sluit aan
bij het preventiebeleid van veel gemeenten. Wat betreft het beschikbare budget zitten
er volgens de VNG nog wel wat haken en ogen aan het wetsvoorstel. VNG is van mening
dat de definitie «kwetsbaarheid» vaag is Hoewel het gemeenten ruimte biedt voor eigen
invulling en beleid zorgt het niet voor uniformiteit. De VNG stelt dat dit voor burgers
ongewenst is maar ook niet is wat de wetgever beoogt. Bovendien geeft het gemeenten
onvoldoende houvast voor het afperken van de doelgroep en dus voor de beheersbaarheid
van het budget.
Voor een reactie zie de passage bij «Begrip kwetsbaar».
De VNG stelt dat de JGZ niet in alle gevallen de meest geschikte partij is, denk bijvoorbeeld
aan gezinnen met zware sociale problematiek. Zij vraagt in hoeverre er ruimte is voor
lokale invulling.
Het wetsvoorstel regelt dat de gemeente moet zorgen voor prenataal huisbezoek bij
zwangere vrouwen en hun gezinnen in een kwetsbare situatie. Indien de JGZ op basis
van dit huisbezoek constateert dat er sprake is van zware problematiek, heeft de JGZ
de vrijheid om andere hulpverleners in te schakelen.
De VNG stelt dat om tot een goede samenwerking te komen met partijen rond de geboortezorg
en de JGZ-afspraken moeten worden gemaakt en processen worden ingericht. Voor de Kansrijke
Start lokale coalities zal dit geen probleem zijn. Echter voor de ruim overige 200
gemeenten betekent het volgens de VNG in de meeste gevallen een extra inspanning om
een lokale keten in te richten.
Ook stelt de VNG dat er een monitoringssysteem voor de huisbezoeken moet worden ontwikkeld,
mede omdat gemeenten een toename van zorg verwachten, en geeft aan dat er een implementatiebudget
voor benodigd is. De VNG vraagt over deze punten in overleg te gaan.
Afgesproken met de VNG is dat volstaan kan worden met de (derde) tranche middelen
die in het kader van Kansrijke Start beschikbaar komen voor gemeenten die geen Gezond
In De Stad (GIDS)-gemeente zijn. Dat betekent dat ook de overige gemeenten (financiële)
ondersteuning kunnen krijgen bij het vormen van lokale coalities.
Tevens zal de VNG haar leden op deze extra tranche attenderen. Om de effecten van
het prenatale huisbezoek, met name op het sociale domein, te monitoren is afgesproken
om op korte termijn de GIDS-gemeenten die al een huisbezoek aanbieden (peildatum 2019:
69% van de GIDS- gemeenten) hierop te bevragen. Het gaat dan om de ínhoudelijke en
financiële effecten op het sociaal domein inzichtelijk te krijgen.
De VNG geeft aan dat omgerekend circa 2 uur beschikbaar is voor de voorbereiding,
afstemming en administratie van het prenatale huisbezoek. Dit is naar zeggen van de
VNG volstrekt onvoldoende. Tevens stelt de VNG dat in het landelijk budget voor het
prenatale huisbezoek geen rekening is gehouden met coördinatie- en administratiekosten
voor gemeenten. Ook zegt de VNG dat de doelgroep per gemeente zeer divers kan zijn
zodat de feitelijke risicogroep soms flink kan afwijken van het percentage 16,5% dat
is gehanteerd voor het macrobudget. Dit heeft volgens hen gevolgen voor het gemeentelijk
budget. De VNG vraagt hierover in overleg te gaan.
Met de VNG is overeengekomen het structurele budget op te hogen met € 1,1 mln. In
totaal komt het beschikbare budget daarmee uit op € 5,3 mln. per jaar. Eveneens is
afgesproken om het onderhavige wetsvoorstel na circa 4 jaar kwalitatief en kwantitatief
te zullen evalueren.
8.4 Toezicht- en handhavingstoets
De toets van de IGJ heeft aanleiding gegeven tot een verduidelijking in deze toelichting
onder artikel 2, tweede lid, op het punt van de verhouding gemeente en JGZ-organisaties
wat betreft de naleving van de verplichting.
8.5 Fraudetoets
De VNG heeft onderzocht wat de fraudemogelijkheden zijn die het wetsvoorstel met zich
meebrengt. De VNG geeft aan dat gesproken partijen zeer beperkte mogelijkheden voor
fraude en oneigenlijk gebruik zien. De kans op risico's zoals het declareren van bezoeken
die niet hebben plaatsgevonden is vrij klein, aangezien het merendeel van de zorg
wordt geleverd door GGD «en die onderdeel zijn van de gemeente. Als de JGZ-taken ergens
anders zijn belegd, dan wordt er gebouwd op een intensieve opdrachtgevers-opdrachtnemersrelatie,
waarin reguliere monitoring onderdeel is van de werkprocessen.
8.6 Toetsing Autoriteit Persoonsgegevens
In het wetsvoorstel dat ter consultatie voor is gelegd aan partijen wordt in de toelichting
gemeld dat de zwangere toestemming aan de verloskundig zorgverlener dient te geven om zich aan te laten melden bij de
JGZ-organisatie, inclusief gegevensoverdracht. Toetsing hierop door de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) heeft geresulteerd in een negatief advies, gezien de afhankelijkheid
en kwetsbaarheid van de doelgroep. De AP stelt dat er geen wettelijke grondslag voor
de verloskundig zorgverlener is om zwangeren en/of gezinnen in een kwetsbare situatie
bij de JGZ-organisatie aan te melden voor een prenataal huisbezoek. Aan dit bezwaar
is tegemoetgekomen door «aanmelding» te vervangen door «advisering». De verloskundig
zorgverlener adviseert contact met de JGZ-organisatie op te nemen voor een prenataal huisbezoek. De verloskundig
zorgverlener draagt dus geen gegevens over aan de JGZ-organisatie. Een advies is onderdeel
van de behandelovereenkomst van de verloskundig zorgverlener. Indien er vervolgens
een behandelovereenkomst ontstaat tussen de JGZ-organisatie en de zwangere dan kunnen
met toestemming van de zwangere wel gegevens tussen de verloskundig zorgverlener en
de JGZ-organisatie worden gedeeld.
II ARTIKELSGEWIJS
Artikel 2, tweede lid
In onderdeel i is de nieuwe gemeentelijke taak opgenomen. Deze bestaat eruit dat het
college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk wordt voor een aanbod aan
zwangere vrouwen en hun gezin in een kwetsbare situatie via een af te leggen huisbezoek.
Het doel van het huisbezoek is de zwangere vrouw en het eventuele gezin hulp en ondersteuning
aan te bieden. Dit dient het college op te dragen aan de organisatie die voor de gemeente
de JGZ verricht.
Opdat de gemeente voor deze uitvoering goede afspraken maakt, dient het college tevens
te bepalen welke omvang deze doelgroep in de gemeente heeft. De wettelijke opdracht
richt zich dus op de gemeenten en niet op de JGZ-organisatie. Het is de gemeente die
bij in- (GGD – via gemeenschappelijke regeling) of uitbesteding (andere (private)
organisatie – via contract) ervoor moet zorgdragen dat goed uitvoering wordt gegeven
aan de opgenomen verplichting.
Artikel 14, vierde lid
Deze aanpassing is nodig om de gemeente bij de uitvoering van de taak, bedoeld in
artikel 2, tweede lid, onder i, een keuze te laten deze op te dragen aan de GGD of
hiervoor een contract te sluiten met een andere (private) organisatie.
Artikel II
Het is de bedoeling dat deze wijziging van de Wpg per 1 juli 2021 in werking treedt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.