Nota van wijziging : Tweede nota van wijziging
35 494 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2021)
Nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 29 september 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Na artikel Va wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL Vb INVOERINGSWET NIEUWE EN GEWIJZIGDE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSREGELINGEN
In artikel XXIV, tweede lid, van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen,
wordt «10, tweede, vijfde, zevende en achtste lid» vervangen door «10, tweede, derde,
vierde, vijfde, zevende en achtste lid».
2
Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:
A
In de aanhef van onderdeel Ca wordt «Artikel 2.30» vervangen door «Artikel 2:30».
B
Onderdeel I komt te luiden:
In artikel 3:25, tweede lid, wordt «artikel 3:17a, 3:21, vijfde lid, 3:22, zevende
lid, 3:50 of 3:51» vervangen door «artikel 3:17a of 3:21, vierde lid,».
C
In onderdeel J wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en
derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
1. Het opschrift komt te luiden «Ingangsdatum herziening en herleving uitkering».
D
Na onderdeel J wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ja
De artikelen 3:50 en 3:51 vervallen.
E
Onderdeel R komt te luiden:
R
Artikel 8:8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «; en» aan het slot van dat onderdeel vervangen
door «en in de daaropvolgende maand nog steeds inkomen geniet; of».
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. in de maand voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel R, van de Verzamelwet
SZW 2021 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, waarbij sprake was van samenloop
met een uitkering als bedoeld in de artikelen 3:50 of 3:51 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII,
onderdeel Ja, van de Verzamelwet SZW 2021.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het garantiebedrag wordt vastgesteld aan de hand van de berekeningswijze behorende
bij de inkomensvoorziening of arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop de jonggehandicapte
op grond van de hoofdstukken 2 en 3, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding
van artikel I, onderdelen S, W, Z, AA en BB, van de in het eerste lid, onderdeel a,
genoemde wet of artikel XII, onderdeel R, van de Verzamelwet SZW 2021 recht zou hebben
gehad in de maand van inwerkingtreding van:
a. artikel I, onderdelen S, W, Z, AA en BB, van de in het eerste lid, onderdeel a,
genoemde wet, waarbij het inkomen in afwijking van de betreffende artikelen staat
voor het gemiddelde inkomen per dag over een bij algemene maatregel van bestuur bepaalde
periode, die voor verschillende situaties verschillend kan worden vastgesteld;
b. artikel XII, onderdeel R, van de Verzamelwet SZW 2021, waarbij voor de toepassing
van de artikelen 3:50 of 3:51 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII, onderdeel Ja, van
de Verzamelwet SZW 2021, in afwijking van die artikelen, de uitkering wordt gebruikt
waarop de jonggehandicapte op grond van die artikelen in de maand voorafgaand aan
die inwerkingtreding recht had.
4. In het derde lid wordt «De jonggehandicapte die inkomen geniet» vervangen door
«De jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid,».
5. In het vierde lid, onderdeel b, wordt voor de punt ingevoegd: «of uitkering als
bedoeld in de artikelen 3:50 of 3:51 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel XII,
onderdeel Ja, van de Verzamelwet SZW 2021».
6. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid wordt een
lid ingevoegd, luidende:
5. De periode van een jaar, bedoeld in het vierde lid, kan bij algemene maatregel
van bestuur tijdelijk met ten hoogste een jaar worden verlengd voor zover dat nodig
is in verband met de gevolgen van de crisis in verband met COVID-19.
F
In onderdeel S wordt «artikel 8.10d» vervangen door «artikel 8:10d».
3
In artikel XVIIa, onderdeel B, wordt «Onze Minister» telkens vervangen door «Onze
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid».
Toelichting
Onderdeel 1 (Artikel Vb: Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen)
Met de Wet van 27 mei 2020 tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de
participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes
Wajong (Wet vereenvoudiging Wajong, Stb. 2020, 173) worden de verschillende inkomensregelingen in de Wajong geharmoniseerd. Voor een
klein deel van de oWajongers geldt dat nog overgangsrecht vanuit de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet
(AAW) van toepassing is op de inkomensregeling. Voor hen geldt een afwijkende grondslag
voor de berekening van de Wajong-uitkering op grond van artikel XXIV van de Invoeringswet
nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen. Voorgesteld wordt dit overgangsrecht
te wijzigen, gelet op de harmoniseringsdoelstelling van de Wet vereenvoudiging Wajong.
Daarmee is het overgangsrecht voor de AAW niet langer op dit deel van de oWajongers
van toepassing, maar geldt voor hen een gelijke grondslag voor berekening van de Wajong-uitkering
als voor alle Wajongers. Deze wijziging is begunstigend.
Onderdeel 2 (Artikel XII: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
Met de Wet vereenvoudiging Wajong worden de verschillende inkomensregelingen in de
Wajong geharmoniseerd. Met ingang van 1 januari 2021 geldt het Algemeen inkomensbesluit
socialezekerheidswetten ook voor de oWajong. In dit besluit is geregeld op welke wijze
samenloop met andere arbeidsongeschiktheidsuitkeringen verrekend wordt met een Wajong-uitkering.
Dat betekent dat de artikelen 3:50 en 3:51 van de Wajong, die ook in een samenloopregeling
voorzien, kunnen vervallen.
Om te voorkomen dat oWajongers, waarbij sprake is van samenloop met een WAO- of WIA-uitkering
conform de artikelen 3:50 en 3:51 van de Wajong, er in inkomen op achteruit gaan bij
inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging Wajong, wordt voorgesteld ook voor hen
een garantiebedrag vast te stellen. In artikel 8:8, eerste lid, van de Wajong is vastgelegd
voor welke Wajongers een garantiebedrag wordt vastgesteld. Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen stelt voor Wajongers die zowel in december 2020 als in januari
2021 inkomen genieten, een garantiebedrag vast. Een beperkt aantal gevallen, waarbij
sprake is van samenloop met een WAO- of WIA-uitkering conform de artikelen 3:50 en
3:51 van de Wajong, valt niet onder de reikwijdte van artikel 8:8, eerste lid. De
in onderdeel E voorgestelde wijziging regelt dat ook voor deze categorie Wajongers
een garantiebedrag kan worden vastgesteld.
Onderdeel 3 (Artikel XVIIa: Wet vereenvoudiging beslagvrije voet)
Het begrip «Onze Minister» is niet nader gedefinieerd in de Wet vereenvoudiging beslagvrije
voet. Met de voorgestelde aanpassing (artikel XXIIIC) wordt verduidelijkt dat het
gaat om een besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid