Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 582 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs)
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET STUDIEFINANCIERING 2000
ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT
ARTIKEL IV SAMENLOOPBEPALING
ARTIKEL V INWERKINGTREDING
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal onderwerpen
op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering beter te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van artikel 1.1, worden
drie onderdelen toegevoegd [waarvan de lettering aansluit op het laatste onderdeel
van dit artikel], luidende:
#1. premaster:
mogelijkheid om tekortkomingen weg te nemen in verband met het niet voldoen aan de
toelatingseisen als bedoeld in artikel 7.30e;
#2. Verordening (EU) nr. 1178/2011:
Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling
van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning
van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees
Parlement en de Raad (PbEU L 311);
#3. Verordening (EU) 2015/340:
Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015 tot vaststelling van
technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot vergunningen en
certificaten van luchtverkeersleiders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008
van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU)
nr. 923/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 805/2011
van de Commissie (PbEU L63).
B
Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. De laatste zin van het eerste lid komt te luiden:
Van niet doelmatige aanwending van de rijksbijdrage is in ieder geval sprake, voorzover
bedragen daaruit worden aangewend voor het uitvoeren van de procedure voor erkenning
van verworven competenties of het op enigerlei wijze compenseren van studenten of
extraneï voor collegegeld, examengeldcursusgeld, de bijdrage bedoeld in artikel 7.50,
tweede lid, of voor de vergoeding verschuldigd aan de opleidingsorganisatie, bedoeld
in Verordening (EU) nr. 1178/2011, tenzij sprake is van een financiële ondersteuning
als bedoeld in de artikelen 7.50, derde lid, of 7.51 tot en met 7.51k.
2. Lid 1a vervalt.
C
Artikel 2.11 komt te luiden:
Artikel 2.11. Bijzondere bepaling associate degree-opleiding
Indien na goedkeuring van Onze Minister, bedoeld in artikel 7.8a, tweede lid, een
associate degree-opleiding gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld
in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, kan het instellingsbestuur
in verband daarmee een deel van de rijksbijdrage overdragen aan die instelling.
D
In artikel 6.14, tweede lid, wordt «artikel 7.4a, vijfde lid, eerste volzin,» vervangen
door «7.5c, eerste lid,».
E
In artikel 7.1, derde lid, wordt, onder vernummering van onderdelen a, b en c tot
b, c en d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
a. artikel 7.42b;
F
In artikel 7.3d, eerste lid, wordt «7.4a, derde en achtste lid, 7.4b, vierde lid,»
vervangen door «7.5a, onderdeel a, 7.5b, eerste lid, onderdeel a, 7.5d, onderdeel
a,».
G
Onder vernummering van artikel 7.3h tot artikel 7.3j, worden na artikel 7.3g de volgende
artikelen ingevoegd:
Artikel 7.3h. Opleidingen tot piloot of luchtverkeersleider
1. Een instelling voor hoger onderwijs kan in samenwerking met een opleidingsorganisatie
als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1178/2011 een bacheloropleiding of een afstudeerrichting
in het hoger beroepsonderwijs op het gebied van de luchtvaart verzorgen waarvan de
opleidingsorganisatie het gedeelte verzorgt dat opleidt tot het beroep van piloot.
2. Een instelling voor hoger onderwijs kan in samenwerking met een opleidingsorganisatie
als bedoeld in Verordening (EU) 2015/340 een bacheloropleiding of een afstudeerrichting
in het hoger beroepsonderwijs op het gebied van de luchtvaart verzorgen waarvan de
opleidingsorganisatie het gedeelte verzorgt dat opleidt tot het beroep van luchtverkeersleider.
3. Een instelling voor hoger onderwijs kan uitsluitend een bacheloropleiding of een
afstudeerrichting in samenwerking met een opleidingsorganisatie verzorgen, indien
het instellingsbestuur met de opleidingsorganisatie een overeenkomst heeft afgesloten.
4. De overeenkomst bevat in elk geval:
a. afspraken over de inhoud van het gedeelte van de bacheloropleiding of afstudeerrichting
dat wordt verzorgd door de opleidingsorganisatie; en
b. de verplichting voor de opleidingsorganisatie tot:
1°. het verlenen van medewerking aan activiteiten van het accreditatieorgaan op grond
van hoofdstuk 5; en
2°. het laten deelnemen van studenten die hiervoor door het instellingsbestuur zijn geselecteerd
aan het gedeelte van de bacheloropleiding of afstudeerrichting dat wordt verzorgd
door de opleidingsorganisatie.
5. De propedeutische fase, de afstudeerfase en het afsluitend examen worden in ieder
geval verzorgd door de instelling voor hoger onderwijs.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden vastgesteld ter uitvoering
van dit artikel.
Artikel 7.3i. Selectie voor een opleiding of afstudeerrichting gericht op het beroep
van piloot of luchtverkeersleider
1. Indien een instellingsbestuur een opleiding of afstudeerrichting als bedoeld in artikel
7.3h aanbiedt, selecteert het instellingsbestuur daarvoor studenten die naar het oordeel
van de opleidingsorganisatie geschikt zijn voor het desbetreffende onderwijs.
2. Het instellingsbestuur stelt regels vast met betrekking tot de selectieprocedure.
H
De artikelen 7.4 tot en met 7.4b worden vervangen door zes nieuwe artikelen, luidende:
Artikel 7.4. Studiepunten
1. De studielast van elke opleiding en elke onderwijseenheid wordt door het instellingsbestuur
uitgedrukt in studiepunten. De studielast voor een studiejaar bedraagt 60 studiepunten.
60 studiepunten is gelijk aan 1.680 uren studie.
2. Een opleiding wordt zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten
te behalen waarop de studielast voor een studiejaar gebaseerd is.
Artikel 7.5. Reguliere studielast opleidingen
1. Onverminderd de artikelen 7.5a tot en met 7.5d bedraagt de studielast van:
a. een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs 180 studiepunten;
b. een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs 60 studiepunten;
c. een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs 240 studiepunten;
d. een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs 60 studiepunten; en
e. een associate degree-opleiding 120 studiepunten.
2. Met inachtneming van het eerste lid bepaalt het instellingsbestuur de jaarlijkse
studielast van deeltijdopleidingen.
Artikel 7.5a. Bijzondere studielast van opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
De studielast van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs:
a. tot leraar voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs in vakken van voortgezet
onderwijs bedraagt ten minste 60 studiepunten en ten hoogste 120 studiepunten. Het
instellingsbestuur bepaalt binnen die bandbreedte de studielast van de opleiding;
b. voor het beroep van wijsgeer van een bepaald wetenschapsgebied bedraagt 120 studiepunten;
c. voor het beroep van arts, dierenarts, apotheker, tandarts en klinisch technoloog bedraagt
180 studiepunten; en
d. geneeskunde, klinisch onderzoeker bedraagt 240 studiepunten.
Artikel 7.5b. Bijzondere studielast van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs
1. De studielast van een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs:
a. op het gebied van de kunst bedraagt een door het instellingsbestuur te bepalen studielast
van ten minste 60 studiepunten en ten hoogste 120 studiepunten;
b. tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in algemene vakken bedraagt 90
studiepunten;
c. tot advanced nurse practitioner bedraagt 120 studiepunten;
d. tot physician assistant bedraagt 150 studiepunten; en
e. op het gebied van de bouwkunst bedraagt 240 studiepunten.
2. De studielast van een versneld traject als bedoeld in artikel 7.9a, eerste lid, bedraagt
180 studiepunten.
Artikel 7.5c. Studielast van door Onze Minister aangewezen opleidingen
1. Onze Minister kan op aanvraag bacheloropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
aanwijzen, waarvan de studielast meer dan 180 studiepunten, maar ten hoogste 240 studiepunten
bedraagt. In het besluit op de aanvraag bepaalt Onze Minister de studielast van de
opleiding.
2. Onze Minister kan op aanvraag masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
of in het hoger beroepsonderwijs aanwijzen, waarvan de studielast 120 studiepunten
bedraagt.
3. Onze Minister kan op aanvraag masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
die mede zijn gericht op een levensbeschouwelijk ambt of beroep aanwijzen, waarvan
de studielast 180 studiepunten bedraagt.
4. Onze Minister kan op aanvraag een gezamenlijke masteropleiding in het wetenschappelijk
onderwijs of in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.3c aanwijzen,
waarvan de studielast 90 studiepunten bedraagt, indien die opleiding wordt verzorgd
met een buitenlandse instelling.
5. Onze Minister kan op aanvraag een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs
tot leraar voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs in vakken van voortgezet
onderwijs aanwijzen, waarvan de studielast ten minste 120 studiepunten en ten hoogste
180 studiepunten bedraagt. Het instellingsbestuur bepaalt binnen die bandbreedte de
studielast van de opleiding.
Artikel 7.5d. Door het instellingsbestuur vastgestelde grotere studielast
Het instellingsbestuur kan bepalen dat:
a. een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of in het hoger beroepsonderwijs
een grotere studielast heeft dan 60 studiepunten;
b. een associate degree-opleiding een grotere studielast heeft dan 120 studiepunten;
c. in bijzondere, door het instellingsbestuur vast te stellen en toe te lichten gevallen,
de studielast van een versneld traject als bedoeld in artikel 7.9a in afwijking van
artikel 7.5b, tweede lid, 240 studiepunten bedraagt.
I
Artikel 7.9a, derde lid, vervalt.
J
Na artikel 7.11 worden een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.11a. Vervanging getuigschriften en verklaringen
1. Aan de bezitter van een getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11, tweede lid, of
aan de bezitter van een verklaring als bedoeld in artikel 7.11, vijfde lid, wordt
door een examencommissie van de betreffende instelling voor hoger onderwijs desgevraagd
een vervangend getuigschrift of een vervangende verklaring uitgereikt in verband met
een naamswijziging van de betrokkene ten gevolge van de toepassing van de artikelen
4, vierde lid, 7, eerste lid, of 28b, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Het vervangende getuigschrift of de vervangende verklaring bevat geen andere wijzigingen
van de oorspronkelijke relevante gegevens, bedoeld in artikel 7.11, tweede lid.
3. Het vervangende getuigschrift of de vervangende verklaring wordt verstrekt onder
de voorwaarde dat het oorspronkelijke getuigschrift of de oorspronkelijke verklaring
bij de betrokken examencommissie wordt ingeleverd.
4. Het vervangende getuigschrift of de vervangende verklaring heeft dezelfde bewijskracht
als het oorspronkelijke getuigschrift onderscheidenlijk de oorspronkelijke verklaring.
5. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld met betrekking tot
de door de aanvrager over te leggen gegevens en de wijze waarop de vervanging door
de examencommissie wordt uitgevoerd.
K
In artikel 7.12b, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 7.3h» vervangen door «artikel
7.3j».
L
Na artikel 7.12c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.12d. Examencommissie en examinatoren bij opleidingen tot piloot of luchtverkeersleider
De artikelen 7.12 tot en met 7.12c zijn op opleidingen als bedoeld in artikel 7.3h
van toepassing voor zover de bijzondere kenmerken van die opleidingen en de inhoud
van de overeenkomst, bedoeld in het derde lid van dat artikel, zich daartegen niet
verzetten.
M
Artikel 7.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel g komt te luiden:
g. ten aanzien van welke opleidingen toepassing is gegeven aan artikel 7.5d,
2. Onderdeel v komt te luiden:
v. waar nodig: de wijze waarop de selectie van studenten voor een traject als bedoeld
in artikel 7.9b of voor een opleiding of afstudeerrichting als bedoeld in artikel
7.3h plaatsvindt,
3. In onderdeel x wordt «de feitelijke vormgeving van het onderwijs» vervangen door
«de feitelijke vormgeving van het onderwijs, waaronder in ieder geval begrepen het
aanbod aan premasters».
N
Artikel 7.28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, eerste volzin, wordt vervangen door een nieuwe volzin, luidende:
Onverminderd artikel 7.28, derde en vierde lid, is degene aan wie een graad Bachelor
of een graad Master is verleend, vrijgesteld van de in artikel 7.24, eerste en tweede
lid bedoelde vooropleidingseisen en is degene aan wie een graad Associate degree is
verleend, vrijgesteld van de in artikel 7.24, tweede lid, bedoelde vooropleidingseisen.
2. In lid 1a wordt «van de bezitter van een getuigschrift» vervangen door «van de bezitter
van een graad Associate degree of van de bezitter van een getuigschrift».
O
Artikel 7.30c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «; vrijstelling daarvan».
2. In het eerste lid vervalt de aanduiding «1.» en wordt «leraar voor de periode van
voorbereidend hoger onderwijs» vervangen door «leraar voor de periode van voorbereidend
hoger onderwijs in vakken van voortgezet onderwijs».
3. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «is verleend,» ingevoegd «indien het een
opleiding van minder dan 120 studiepunten betreft,».
4. Het tweede lid vervalt.
P
In artikel 7.30d, onderdeel b, vervalt «, met uitzondering van de in het tweede lid
bedoelde kennis, inzicht en vaardigheden».
Q
Het opschrift van artikel 7.30e komt te luiden:
Artikel 7.30e. Premasters
R
Na artikel 7.30e wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
Paragraaf 3. Gelijkwaardigheid buitenlandse getuigschriften
Artikel 7.30f. Gelijkwaardigheid buitenlandse getuigschriften
1. Indien uit verdragen waarbij het Koninkrijk der Nederlanden partij is, voortvloeit
dat het niveau zoals dat blijkt uit een buitenlands getuigschrift, gelijkwaardig is
aan het niveau zoals dat blijkt uit een van de getuigschriften bedoeld in artikel
7.11, tweede lid, is het instellingsbestuur niet bevoegd:
a. om bij de bezitter van dat buitenlandse getuigschrift een aanzienlijk verschil aan
te tonen tussen de algemene eisen betreffende de toegang tot het hoger onderwijs in
het land waar het getuigschrift werd behaald en de algemene eisen, als bedoeld in
de artikelen 7.28, eerste lid, tweede volzin, en 7.30d; of
b. van de bezitter van dat buitenlands getuigschrift nader bewijs te verlangen voor de
vaststelling dat het niveau van het buitenlandse getuigschrift gelijkwaardig is aan
het niveau van het desbetreffende Nederlandse getuigschrift, als bedoeld in de artikelen
7.28, tweede lid, tweede volzin.
2. Van de gelijkwaardigheid van de buitenlandse getuigschriften, bedoeld in het eerste
lid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
S
Aan artikel 7.37, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Voor de inschrijving voor een opleiding tot piloot als bedoeld in artikel 7.3h geldt
als aanvullende voorwaarde dat degene die daarvoor wenst te worden ingeschreven het
bewijs overlegt dat de vergoeding verschuldigd aan de opleidingsorganisatie, bedoeld
in Verordening (EU) nr. 1178/2011, door of namens hem is of wordt voldaan. Deze voorwaarde
geldt uitsluitend voor de inschrijving voor studiejaren waarin de student onderwijs
volgt aan de opleidingsorganisatie.
T
In artikel 7.42, derde lid, wordt na «artikel 7.42a» ingevoegd «, artikel 7.42b».
U
Na artikel 7.42a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.42b. Beëindiging inschrijving bij opleiding tot piloot of luchtverkeersleider
1. Van de student die een bacheloropleiding of afstudeerrichting als bedoeld in artikel
7.3h volgt en van wie gedurende de opleiding of afstudeerrichting blijkt dat hij niet
langer voldoet aan de eisen van medische geschiktheid voor het beroep van piloot of
luchtverkeersleider, beëindigt het instellingsbestuur de inschrijving voor de desbetreffende
opleiding of beslist het instellingsbestuur dat de student de desbetreffende afstudeerrichting
niet meer kan volgen.
2. Artikel 7.42, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
V
Na artikel 7.49 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7.49a. Vergoeding voor premasters
1. Het instellingsbestuur kan voor het aanbieden van een premaster een vergoeding vragen.
2. Een student die gebruik maakt van een premaster, terwijl hij een opleiding volgt
waarvoor hij wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, of collegegeld
OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, verschuldigd is, wordt vrijgesteld van het
betalen van een vergoeding voor de premaster.
3. Een student die gebruik maakt van een premaster en, in afwijking van artikel 7.32,
derde lid, alleen met dat oogmerk is ingeschreven voor een opleiding, betaalt gedurende
de periode van de premaster in plaats van collegegeld een vergoeding voor de premaster.
Artikel 7.49b. Hoogte van de vergoeding voor premasters
1. Artikel 7.4, eerste en tweede lid, is op de berekening van de studielast van een
premaster van overeenkomstige toepassing.
2. De vergoeding voor een premaster met een studielast van 60 studiepunten of meer bedraagt
maximaal het volledige wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid,
of, in geval van doorstroming naar een masteropleiding bij de Open Universiteit, maximaal
het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid.
3. In afwijking van het tweede lid, bedraagt de vergoeding voor studenten die niet tot
één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering
2000 behoren, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten, voor een premaster met een
studielast van 60 studiepunten of meer minimaal de hoogte van het volledige wettelijk
collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, of, in geval van doorstroming naar
een masteropleiding bij de Open Universiteit, minimaal het collegegeld OU, bedoeld
in artikel 7.45b, eerste lid.
4. De vergoeding voor een premaster van minder dan 60 studiepunten bedraagt maximaal
een proportioneel deel van het wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste
lid, of, in geval van doorstroming naar een masteropleiding bij de Open Universiteit,
maximaal een proportioneel deel van het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b,
eerste lid.
5. In afwijking van het vierde lid, bedraagt de vergoeding voor studenten die niet tot
één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering
2000 behoren, noch de Surinaamse nationaliteit bezitten, voor een premaster met een
studielast van minder dan 60 studiepunten minimaal een proportioneel deel van het
volledige wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, of, in geval
van doorstroming naar een masteropleiding bij de Open Universiteit, minimaal het proportionele
deel van het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid.
6. Artikel 7.47 is van overeenkomstige toepassing op het voldoen van de vergoeding voor
een premaster.
W
Artikel 7.49b (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «minimaal de hoogte van het volledige wettelijk collegegeld,
bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, of, in geval van doorstroming naar een masteropleiding
bij de Open Universiteit, minimaal het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste
lid.» vervangen door «ten minste een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
vastgesteld minimumbedrag, of, in geval van doorstroming naar een masteropleiding
bij de Open Universiteit, ten minste een zestigste deel van een bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur vastgesteld minimumbedrag, vermenigvuldigd met het aantal studiepunten
dat een onderwijseenheid groot is. De minimumbedragen kunnen per groep van opleidingen
kan verschillen.».
2. In het vijfde lid wordt «minimaal een proportioneel deel van het volledige wettelijk
collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, of, in geval van doorstroming naar
een masteropleiding bij de Open Universiteit, minimaal het proportionele deel van
het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid.» vervangen door «ten minste
een proportioneel deel van het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde
minimumbedrag, bedoeld in derde lid.».
X
Artikel 7.50 komt als volgt te luiden:
Artikel 7.50. Andere bijdragen
1. Bij ministeriele regeling kan worden bepaald dat het instellingsbestuur een andere
bijdrage dan bedoeld in de artikelen 7.43 tot en met 7.49b bij een aspirant-student
of student in rekening kan brengen voor kosten die:
a. verband houden met de inschrijving;
b. voortvloeien uit de bijzondere aard van de opleiding; of
c. verband houden met de inschrijving voor een tentamen na de reguliere inschrijfperiode
van dit tentamen.
2. Bij ministeriele regeling wordt vastgesteld op welke kostensoorten het eerste lid
betrekking heeft en kan worden vastgesteld welk bedrag ten hoogste in rekening kan
worden gebracht en voor welke kostensoorten het instellingsbestuur een kosteloos alternatief
biedt.
3. Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van degenen
die niet tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering
2000 behoort, noch de Surinaamse nationaliteit bezit, en voor wie de bijdrage, bedoeld
in het eerste lid, aanhef en onderdeel a tot en met b, een onoverkomelijke belemmering
vormt.
4. Indien het instellingsbestuur een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, in rekening
brengt stelt hij regels vast over de bijdrage en over de financiële ondersteuning,
bedoeld in het derde lid.
Y
Artikel 7.51a komt als volgt te luiden:
Artikel 7.51a. Financiële ondersteuning in verband met een grotere studielast
1. Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een
student die aan de desbetreffende instelling is ingeschreven voor een opleiding waarvoor
het instellingsbestuur een grotere studielast heeft vastgesteld op grond van artikel
7.5d, onderdeel a.
2. De duur van de financiële ondersteuning bedraagt de periode die overeenstemt met
de studielast die uitgaat boven het toepasselijke aantal studiepunten, bedoeld in
artikel 7.5, eerste lid, onderdelen b en d.
Z
Artikel 7.53a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «besluiten» vervangen door «besluiten dat» en wordt «het volgende
studiejaar» vervangen door «in het studiejaar, volgend op het studiejaar waarin deze
capaciteitsfixus is vastgesteld,».
2. In het vierde lid wordt «het volgende studiejaar» vervangen door «in het studiejaar,
volgend op het studiejaar waarin deze capaciteitsfixus is vastgesteld,».
3. In het vijfde lid wordt de zinsnede «treedt twee studiejaren na het studiejaar waarin
de vaststelling is geschiedt in werking,» geschrapt.
4. Het negende lid vervalt.
AA
In artikel 7.53f wordt «capaciteitsfixus» telkens vervangen door «noodcapaciteitsfixus».
BB
Artikel 7.57i vervalt.
CC
In artikel 10.20a, tweede lid, onderdeel d, wordt «en voorzover het de selectieprocedure
betreft artikel 7.30b, tweede lid» vervangen door «en voor zover het de selectieprocedure
betreft artikel 7.30b, tweede lid, en artikel 7.3i».
DD
Artikel 11.2, zesde lid, komt te luiden:
6. Een lid van het college van bestuur kan niet tevens zijn:
a. lid van de raad van toezicht van de Open Universiteit,
b. decaan van een faculteit of lid van het bestuur daarvan, tenzij de Open Universiteit
slechts een faculteit zou omvatten,
c. lid van het bestuur van een opleiding, indien dat bestuur is ingesteld, of
d. lid van de raad van toezicht of van het college van bestuur van een andere universiteit.
EE
Na artikel 18.94 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 18.95. Overgangsbepaling instellingscollegegeld
1. Op een student als bedoeld in artikel 7.46, vierde lid, die een opleiding, waarvoor
hij stond ingeschreven in het studiejaar waarin artikel V van de Wet taal en toegankelijkheid
in werking trad en waarvoor hij instellingscollegegeld was verschuldigd, onafgebroken
voortzet, blijft artikel 7.46, zoals dit luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding
van artikel V van de Wet taal en toegankelijkheid, van toepassing.
2. Op een student als bedoeld in artikel 7.46a, vierde lid, die in het studiejaar waarin
artikel V van de Wet taal en toegankelijkheid in werking trad, stond ingeschreven
voor een of meer onderwijseenheden van een opleiding waarvoor hij instellingscollegegeld
was verschuldigd, en die ook na dit studiejaar onderwijseenheden van deze opleiding
volgt, blijft artikel 7.45b zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding
van artikel V van de Wet taal en toegankelijkheid van toepassing, mits dit onderwijs
wordt gevolgd in aaneengesloten studiejaren.
FF
Vóór hoofdstuk 19 wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
TITEL 19. VARIAWET HOGER ONDERWIJS
Artikel 18.96. Overgangsbepaling instellingscollegegeld premaster
1. Op een student die, voor het studiejaar waarin artikel I, onderdeel BB, van de Wet
tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de
Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een
verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs
en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs) (Stb. 20.., ..) in werking trad,
een vergoeding was verschuldigd voor ondersteuning als bedoeld in artikel 7.57i, zoals
dit artikel luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BB,
van voornoemde wet, en onafgebroken gebruik blijft maken van deze ondersteuning, blijft
artikel 7.57i zoals dit luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
BB, van voornoemde wet, van toepassing.
2. Op een student die, voor het studiejaar waarin artikel I, onderdeel W, van de Wet
tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de
Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een
verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs
en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs) (Stb. 20.., ..) in werking trad,
een vergoeding was verschuldigd voor ondersteuning als bedoeld in artikel 7.49b, derde
of vijfde lid, zoals deze leden luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel W, van voornoemde wet, en onafgebroken gebruik blijft maken van deze
ondersteuning, blijft artikel 7.49b, derde of vijfde lid, zoals deze leden luidden
onmiddellijk voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel W, van voornoemde wet,
van toepassing.
ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET STUDIEFINANCIERING 2000
De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste wordt «de leeftijd van 55 jaren» vervangen door «de maximumleeftijd».
3. In het derde lid wordt de «de leeftijd van 55 jaren» vervangen door «respectievelijk
de maximumleeftijd of de leeftijd van 55 jaren».
3. Na het derde lid worden drie leden toegevoegd, luidende:
4. De maximumleeftijd bedraagt 56 jaar.
5. De maximumleeftijd wordt telkens verhoogd met een volledig jaar met ingang van het
studiejaar dat aanvangt in hetzelfde jaar als waarin de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a van de Algemene ouderdomswet, cumulatief met een volledig jaar
is verhoogd.
6. De verhoogde maximumleeftijd wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant
en vervangt de maximumleeftijd, bedoeld in het vierde lid.
B
Artikel 2.3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de leeftijd van 55 jaren» vervangen door «de maximumleeftijd».
2. In het derde lid wordt «respectievelijk de maximumleeftijd of de leeftijd van 55
jaren» vervangen door «de maximumleeftijd».
C
In artikel 3.16c, tweede lid, vervallen de onderdelen a en b en worden drie nieuwe
onderdelen ingevoegd, luidende:
a. artikel 7.5, eerste lid, onderdelen a tot en met d;
b. artikel 7.5a van de WHW;
c. artikel 7.5b, eerste lid, van de WHW; of
d. artikel 7.5c van de WHW.
D
Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. eenmalig het aantal maanden dat het resultaat is van het aantal studiepunten, genoemd
in de artikelen 7.5, eerste lid, onderdeel d, 7.5b, eerste lid en 7.5c, tweede en
vierde lid van de WHW, gedeeld door vijf, indien een student is ingeschreven aan een
in de betreffende artikelleden genoemde masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 7.4a, derde tot en met zevende lid,
van de WHW,» vervangen door «de artikelen 7.5a en 7.5c, tweede tot en met vijfde lid,
van de WHW» en wordt «opleiding» vervangen door «opleiding in het wetenschappelijk
onderwijs».
E
Artikel 5.2c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. met goed gevolg het afsluitende examen van een masteropleiding in het wetenschappelijk
onderwijs is afgelegd en daarna een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.5a, aanhef
en onderdeel a, of 7.5c, vijfde lid, van de WHW wordt gevolgd waarvan niet eerder
het afsluitende examen met goed gevolg is afgelegd; of
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 7.4a, derde lid, van de WHW» vervangen
door «artikel 7.5a, aanhef en onderdeel a, of 7.5c, vijfde lid, van de WHW».
3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «7.4b, vijfde lid, van de WHW» vervangen door
«7.5b, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de WHW».
F
In artikel 5.7, derde lid, wordt na «hbo-bacheloropleiding» ingevoegd «, hbo-masteropleiding».
G
In artikel 12.14, eerste en vijfde lid, wordt «artikel 7.4a, vijfde lid, van de WHW»
vervangen door «artikel 7.5c, derde lid, van de WHW».
ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT
Na hoofdstuk 3d wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 3E. OVERIG TOEZICHT
Artikel 15o. Taken en bevoegdheden bij het toezicht
De inspectie houdt toezicht op de naleving van bij of krachtens een onderwijswet gegeven
voorschriften die zich uitsluitend of mede richten tot natuurlijke personen of rechtspersonen
die geen instelling zijn en waarvan overtreding kan leiden tot een bestuurlijke boete.
ARTIKEL IV SAMENLOOPBEPALING
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2019 ingediende voorstel van
wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs
in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van
het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs
(Wet taal en toegankelijkheid) (35 282) tot wet is of wordt verheven en:
a. artikel I, onderdeel A, van die wet later in werking treedt of is getreden dan artikel
I, onderdeel A, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel A, van die wet de zinsnede
«Aan artikel 1.1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel cc
door een puntkomma, drie nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:» vervangen door de
zinsnede «Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van artikel
1.1, worden drie onderdelen toegevoegd [waarvan de lettering aansluit op het laatste
onderdeel van dit artikel], luidende:» en worden de aanduidingen «dd.», «ee.» en «ff.»
vervangen door respectievelijk «#1.», «#2.» en «#3.»;
b. artikel I, onderdeel Z, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel
X, van deze wet, vervallen onderdelen C en Z van die wet.
ARTIKEL V INWERKINGTREDING
1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel II, onderdelen A en B, in werking op
een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen
of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Artikel II, onderdeel A, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en
met 1 augustus 2020.
3. Artikel II, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en
met 1 september 2020.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.