Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over het bericht ‘NVWA nalatig na signalen over slachthuizen als 'corona-hotspot'’ en de uitzending ‘Nieuwsuur, seizoen 2020 Afl. 186
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «NVWA nalatig na signalen over slachthuizen als «corona-hotspot»» en de uitzending «Nieuwsuur, seizoen 2020 Afl. 186 (ingezonden 7 juli 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 7 september 2020)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «NVWA nalatig na signalen over slachthuizen als «corona»»
en de Nieuwsuur-uitzending van 5 juli 2020?1 2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie van Nieuwsuur dat de Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit
(NVWA) tijdens de coronacrisis onverschillig en nalatig heeft gereageerd op waarschuwingen
dat de situatie in slachthuizen niet veilig was en dat werknemers onvoldoende werden
beschermd?
Antwoord 2
De interim- Inspecteur-generaal van de NVWA hecht aan een veilige werkrelatie. Naar
aanleiding van de Nieuwsuur-uitzending is hij in gesprek gegaan met de betrokken freelance
dierenartsen en het management. Ik betreur het ten zeerste als medewerkers zich in
deze moeilijke omstandigheden niet of onvoldoende gehoord voelen, maar ik herken mij
niet in het beeld dat de NVWA onverschillig of nalatig heeft geopereerd.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat dierenartsen Martien Scheepers en Jerome Stokkermans zich «onvoldoende
gehoord» en «in de steek gelaten» voelen door de leiding van de NVWA?
Antwoord 3
De NVWA is vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever verantwoordelijk voor de
arbeidsomstandigheden voor haar medewerkers en medewerkers van de Kwaliteitskeuring
Dierlijke Sector (KDS). Vanuit deze rol heeft het management van de NVWA zo veel als
mogelijk gedaan om te zorgen medewerkers van de NVWA en KDS veilig hun werk kunnen
doen.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, betreur ik het ten zeerste als
medewerkers zich in deze moeilijke omstandigheden niet of onvoldoende gehoord voelen,
maar herken ik mij niet in het geschetste beeld dat de NVWA onverschillig of nalatig
heeft geopereerd.
Vraag 4
Hoe gaat u voorkomen dat meer dierenartsen zich ongehoord voelen en opstappen?
Antwoord 4
Op 20 mei en 4 juni jl.3 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de situatie op de slachthuizen dagelijks binnen
de NVWA wordt besproken. Daarbij heb ik aangegeven dat, om extra voeling te houden,
een groep van drie ervaren dierenartsen gevraagd is om signalen die zij vanuit het
werkveld ontvingen onder de aandacht van het management te brengen. Daarbij heb ik
onder meer ook gemeld dat er naar aanleiding van signalen van NVWA-medewerkers een
arbeidshygiënisch onderzoek is uitgevoerd.
Tijdens het plenaire debat van 10 juni jl. over COVID-19 bij nertsen, waarin ook de
situatie in slachthuizen aan de orde is gekomen, heb ik uw Kamer gemeld dat er door
middel van een enquête bij NVWA-medewerkers actief is uitgevraagd waar zij tegenaan
lopen en dat de punten die daaruit kwamen ook weer actief zijn opgepakt.
Vraag 5
Hoe kan het dat u in uw antwoord op Kamervragen stelde dat «uit navraag bij de NVWA
bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote schaal niet worden nageleefd», terwijl
begin mei uit een interne enquête bleek dat afstand houden in de vleessector onmogelijk
is volgens twee derde van de dierenartsen?4
Antwoord 5
Ik heb op 20 mei jl. in het antwoord op vraag 8 van het lid Ouwehand5 geschreven: «Uit navraag bij de NVWA bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote
schaal niet worden nageleefd. Daar waar er wel sprake was van niet naleving van de
RIVM-richtlijnen is door de NVWA handelend opgetreden.» Uit dit antwoord zou onbedoeld
verondersteld kunnen worden dat de NVWA toezicht houdt op de naleving van de RIVM-maatregelen
door slachthuizen. Dat is niet het geval. De NVWA gaat niet over arbeidsomstandigheden
in slachthuizen; daar gaan de slachthuizen over. Ten aanzien van de arbeidsomstandigheden
is de Inspectie SZW de toezichthouder. De NVWA is vanuit haar verantwoordelijkheid
als werkgever verantwoordelijk dat haar toezichthouders en de officiële assistenten
van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) veilig hun werk kunnen doen.
Ik heb uw Kamer op 20 mei jl. eveneens gemeld dat naar aanleiding van signalen van
medewerkers een arbeidshygiënisch onderzoek is gestart bij een aantal slachthuizen,
en dat de NVWA in afwachting van de uitkomsten besloten heeft om alle dierenartsen
op slachthuizen de beschikking te laten hebben over mondmaskers. De resultaten van
de interne enquête zijn bij dit besluit meegewogen. In aansluiting hierop heeft de
NVWA samen met de Inspectie SZW mede naar aanleiding van dit arbeidshygiënisch onderzoek
op 23 mei jl. een brief aan de slachthuizen gestuurd waarin zij nogmaals nadrukkelijk
gewezen zijn op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen uit
te voeren. Vanuit haar werkgeversrol volgt de NVWA de (wetenschappelijke) ontwikkelingen
en voert zij risico-inventarisaties uit. Met ingang van 24 augustus heeft de NVWA
op basis van het voorzorgprincipe de draagplicht voor FFP2-maskers uitgebreid naar
werkzaamheden die worden verricht in gekoelde productieomgevingen waar groepen mensen
aan het werk zijn. Het gaat om werkzaamheden in koelruimtes in slachthuizen, op schepen
en in de vlees-, vis-, groente- en fruitverwerkende industrie.
Vraag 6
Bent u van mening dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd?
Antwoord 6
Nee.
Vraag 7
Welke stappen zijn ondernomen toen bleek dat de Senior Toezichthoudend Dierenartsen
een «boze mail» naar het management hadden gestuurd waarin zij hun zorgen uitten?
Antwoord 7
Het management van de NVWA heeft instructies gemaakt voor haar werknemers over welke
maatregelen zij zelf moeten nemen, werkinstructies gewijzigd en beleid gemaakt over
hoe te handelen in onveilige situaties. Eind april kwamen er bij het management op
basis van contacten met medewerkers signalen binnen dat dierenartsen de 1,5 meter
in slachthuizen niet (kunnen) naleven. Naar aanleiding van deze signalen en aansluitend
op de signalen die de FNV heeft afgegeven, heeft het management van de NVWA, om extra
voeling te houden, aan drie ervaren senior toezichthoudend dierenartsen (pluimvee,
roodvlees en levend vee) gevraagd om deze signalen kwantitatief en kwalitatief te
duiden. Daartoe zijn zij op 29 april een interne enquête gestart. Gelijktijdig is
op 28 april opdracht gegeven tot uitvoering van een arbeidshygiënisch onderzoek op
zeven slachthuizen. Naar aanleiding van bovenstaande signalen van medewerkers, de
resultaten van de interne enquête en vooruitlopend op de uitkomst van dit arbeidshygiënisch
onderzoek heeft de NVWA besloten om vanaf 11 mei jl. alle dierenartsen op slachthuizen
de beschikking te laten hebben over mond- en neuskapjes. Deze persoonlijke beschermingsmiddelen
alsmede ruimzichtbrillen worden gebruikt in die situaties waarin het niet mogelijk
is om 1,5 m afstand te houden.
Sinds het begin van de crisis, vanaf 23 maart, heeft de NVWA meermaals schriftelijk
aan de slachthuizen kenbaar gemaakt wat er nodig is voor een veilige werkomgeving
voor haar toezichthouders en de officiële assistenten van KDS. Vrijwel dagelijks is
er contact tussen de NVWA en de slachterijen. Incidentele afwijkingen van de bedrijfsprotocollen
worden besproken waarna slachthuizen het verzoek krijgen eventuele noodzakelijke aanvullingen
daarop te doen. De NVWA heeft onder andere in een brief van 23 maart 2020 alle slachterijen
opgeroepen tot het nemen van maatregelen. Op 23 mei 2020 heeft de NVWA samen met de
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW) slachterijen per brief
nogmaals nadrukkelijk gewezen op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen
uit te voeren. Ook ben ik op 26 mei jl. zelf met de brancheorganisaties van de slachthuizen
in gesprek geweest om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de
naleving van de coronamaatregelen en het toezicht daarop.
Daar waar desondanks de door de slachterijen genomen maatregelen niet conform de RIVM-richtlijnen
kan worden gewerkt, heeft de NVWA de mogelijkheid om het slachtproces per direct te
stoppen, totdat aan deze onveilige situatie een einde is gekomen en bedrijven er werk
van hebben gemaakt om de naleving van de RIVM-richtlijnen beter te implementeren.
Dit heeft er de afgelopen vier maanden toe geleid dat de NVWA haar werkzaamheden op
vier slachthuizen tijdelijk heeft opgeschort.
Daarnaast heeft de NVWA informatie over de naleving door slachthuizen van de RIVM-maatregelen
doorgegeven aan de Inspectie SZW, die op basis hiervan, samen met dierenartsen uit
de praktijk, een selectie heeft gemaakt, en inspecties op verschillende slachthuizen
heeft uitgevoerd. Het kabinet heeft op 3 juli jl. een reactie gegeven op de aanbevelingen
van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr.6. Er is gewerkt aan het oprichten van het Samenwerkingsplatform arbeidsmigranten en
COVID-19 en een Landelijke Regietafel. Veiligheidsregio’s, landelijke inspectiediensten
zoals ISZW en NVWA, GGD en het RIVM zijn deelnemers in het samenwerkingsplatform.
Het doel is het ontwikkelen van een integrale en gecoördineerde operationele aanpak
om tijdig bij (potentiële) besmettingshaarden te kunnen interveniëren met het oog
op de volksgezondheid. Uitgangspunten daarbij zijn informatie-uitwisseling en samenwerking.
Het samenwerkingsplatform is vanaf 1 september operationeel. De deelnemende partijen
hebben zowel op landelijk als regionaal niveau contact en werken, waar nodig, samen.
Via de Landelijke Regietafel, waar diverse departementen onderdeel van uitmaken, vindt
de strategische afstemming plaats.
Vraag 8
Waarom is geen gehoor gegeven aan het advies omtrent het geven van vaste diensten
aan werknemers op dezelfde bedrijven, bijvoorbeeld door het maken van alternatieve
roosters?
Antwoord 8
De NVWA heeft zich ervoor ingezet dat toezichthoudend dierenartsen zo veilig mogelijk
hun werk konden doen en heeft medewerkers waar mogelijk op hetzelfde slachthuis laten
werken. Ook zijn verplaatsingen van medewerkers waar mogelijk beperkt. Vanwege de
beperkte capaciteit en wisselende keuringsaanvragen van bedrijven is het niet mogelijk
alle dierenartsen iedere dag in hetzelfde slachthuis in te zetten.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Stokkermans, die stelt: «Er zijn vijf lagen management
met nauwelijks veterinaire kennis. Dat kan niet anders dan verkeerd gaan. Corona laat
zien wat er allemaal mis is binnen de NVWA. Er zitten geen mensen met verstand van
zaken. De leiding heeft totaal geen idee wat er op de werkvloer speelt»?
Antwoord 9
De veterinaire kennis is voldoende aanwezig in verschillende delen van de organisatie.
De taakverdeling en verbinding tussen de medewerkers die de werkzaamheden uitvoeren,
de beleidsafdeling en management zorgt ervoor dat de benodigde kennis (waaronder ook
de veterinaire kennis) toegepast wordt in de besluitvorming en in de activiteiten
die de verschillende doelgroepen moeten uitvoeren.
Vraag 10
Hoe beoordeelt u de uitspraak van FNV dat de tot hun toegekomen klachten bij de top
van het Ministerie van LNV zijn neergelegd, maar dat het ministerie naar aanleiding
hiervan niet met concrete adviezen is gekomen voor de vleessector?
Antwoord 10
Mijn departement en de NVWA hebben de sector diverse malen (zie mijn antwoord op vraag
1 van het lid Ouwehand) aangesproken op de naleving van de RIVM-richtlijnen. Het is
de verantwoordelijkheid van de sector om invulling te geven aan de wijze waarop de
richtlijnen worden nageleefd. De NVWA geeft informatie door aan de ISZW met het oog
op het toezicht op de naleving van de arbeidsomstandigheden. Zie ook mijn antwoord
op vraag 12.
Vraag 11
Bent u van mening dat de brief van de NVWA naar de slachthuizen met als boodschap
dat ze protocollen moeten opstellen voor naleving van de coronaregels voldoende is
nageleefd?
Antwoord 11
Ik heb in antwoord op vraag 1 van het lid Ouwehand beschreven hoe de NVWA en andere
partijen, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, hebben gehandeld om de verspreiding
van het corona-virus te voorkomen. Hieruit blijkt dat het zaak is dat er blijvend
alert wordt gehandeld bij het in acht nemen van de RIVM maatregelen, deze aandacht
mag gedurende deze crisis niet verslappen. Dit geldt overigens niet specifiek voor
slachthuizen, maar speelt breder in de samenleving.
Vraag 12
Welke stappen gaat u zetten om de «erbarmelijke en ongezonde omstandigheden», zoals
de dierenartsen het omschrijven, te verbeteren in de sector?
Antwoord 12
Het is in eerste instantie aan de werkgevers in de sector zelf om te zorgen voor gezonde
en veilige arbeidsomstandigheden en waar nodig verbeteringen door te voeren. De Inspectie
SZW houdt vervolgens toezicht op de naleving Arbeidsomstandighedenwet. Dat doet zij
risicogericht. Klachten en signalen spelen daarbij een belangrijke rol. Dit kan bijvoorbeeld
leiden tot een inspectie ter plaatse. Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kan
de Inspectie SZW handhavend optreden om naleving van een gezonde veilige werkplek
te realiseren. De NVWA en de Inspectie SZW werken nauw samen bij de aanpak van de
problematiek rondom eerlijk, veilig en gezond werk in slachthuizen. Verder heeft het
kabinet uw Kamer op 3 juli jl. de reactie op de aanbevelingen van het Aanjaagteam
Bescherming Arbeidsmigranten toegestuurd (Kamerstuk 29 861, nr.52). Deze aanbevelingen zijn gericht op het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten
die onder andere in slachthuizen werkzaam zijn op korte termijn te verbeteren.
Vraag 13
Welke acties gaat u ondernemen om soortgelijke situaties te voorkomen in de toekomst?
Antwoord 13
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 12.
Vraag 14
Kan de Kamer een evaluatie verwachten van de gang van zaken van afgelopen maanden?
Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Als de coronacrisis wordt geëvalueerd, zal dit onderwerp worden meegenomen. Op dit
moment is nog geen zicht op het tijdpad voor een dergelijke evaluatie.
Vraag 15
Welke concrete acties heeft u ondernomen en gaat u nog nemen om invulling te geven
aan de motie van het lid de Groot (Kamerstuk 28 286 nr. 1106), naast dat u in gesprek gaat met de brancheorganisaties van de varkens- en pluimveeslachterijen
en met de primaire sectororganisaties? Kunt u ook toelichten hoe de gesprekken verlopen
en of hier al specifieke voorstellen uit zijn gekomen?
Antwoord 15
Een eerste gesprek met de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV) heeft plaatsgevonden,
de gesprekken met de andere organisaties vinden de komende weken plaats. De POV heeft
aandacht gevraagd voor meer transparantie in de prijsopbouw en de kostentoedeling
door slachterijen. Ik zal uw Kamer naar verwachting medio oktober informeren over
de resultaten van alle gesprekken en mogelijke vervolgacties.
Vraag 16
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.