Schriftelijke vragen : Het verlengen van opsporingsvergunningen voor olie en gas aan Vermilion zonder aan wettelijke criteria te voldoen
Vragen van het lid Dik-Faber (CU) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het verlengen van opsporingsvergunningen voor olie en gas aan Vermilion zonder aan wettelijke criteria te voldoen (ingezonden 27 juli 2020).
Vraag 1
Hoe kan het dat een opsporingsvergunning van Vermilion (opsporingsvergunning Utrecht)
die al sinds 24 november 2018 verstreken is nog steeds wordt gerapporteerd als verlengd?
Vraag 2
Klopt het dat Vermilion een verlenging van de opsporingsvergunning heeft aangevraagd,
en dat deze verlenging op dit moment in overweging wordt genomen door het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat?
Vraag 3
Klopt het dat de verlenging voor de lange periode van acht jaar is aangevraagd door
Vermilion, en dat daarmee zeer waarschijnlijk al geanticipeerd wordt op de praktijk
van halvering van de tijd door het ministerie bij toekenning van verlengingen van
vergunningen? Hoe gaat u hiermee om?
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat er geen vergunningen worden verlengd zonder dat aan de voorwaarden
voor verlenging, vastgelegd in die vergunning, is voldaan?
Vraag 5
Op welke wijze gaat u gehoor geven aan de bezwaren tegen verlenging van de betreffende
vergunning die nu al zijn geuit door het college van de gemeente Woerden?1
Vraag 6
Deelt u de mening dat wanneer een vergunning al geruime tijd verlopen is en er niet
voldaan is aan de randvoorwaarden van een verlengen, er geen sprake meer is van een
verlenging van een opsporingsvergunning maar van de aanvraag tot een nieuwe vergunning?
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat u, conform het regeerakkoord, geen nieuwe opsporingsvergunning
aan Vermilion zal afgeven, en dat er gehandhaafd zal worden als er toch opsporingsactiviteiten
zonder vergunning plaatsvinden?
Indieners
-
Gericht aan
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Indiener
R.K. Dik-Faber, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.