Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over agrobosbouw
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over agrobosbouw (ingezonden 23 juni 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 15 juli
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het concept van agrobosbouw, niet te verwarren met voedselbos, waarbij
meerjarige planten (zoals bomen, stroken of kruiden) worden gecombineerd met éénjarige
planten (zoals groenten en granen) en/of vee?1
Antwoord 1
Ja, hiermee ben ik bekend. Meestal wordt voor agrobosbouw de term agroforestry gebruikt.
Deze term zal ik in het vervolg van de beantwoording ook gebruiken. De definitie die
ik daarbij hanteer is de volgende: agroforestry is het opzettelijk combineren van
houtige gewassen (bomen en struiken) met de teelt van gewassen en dierlijke productiesystemen,
vanwege de beoogde voordelen die ontstaan door de ecologische en economische interacties
(Mosquera-Losada et al, 2009). Agroforestry kent verschillende verschijningsvormen.
Voedselbossen zie ik als een specifieke vorm van agroforestry.
Vraag 2
Ziet u voor agro-ecologische vormen van landbouw als agrobosbouw kansen om een belangrijke
bijdrage te leveren aan beleidsdoelstellingen uiteenlopend van koolstofvastlegging
en biodiversiteit tot bodemverbetering en waterkwaliteit? Zo ja, hoe?2, 3
Antwoord 2
Ja, die kansen zie ik. In de LNV-visie en het realisatieplan LNV-visie heb ik aangegeven
dat ik agroforestry als kansrijke vorm van landbouw zie waarin de versterking tussen
landbouw en natuur wordt opgezocht. In het Klimaatakkoord is aangegeven dat agroforestry
een middel kan zijn om invulling te geven aan het klimaatbeleid voor bomen, bos en
natuur op landbouwgrond. Het kan bovendien een verbreding van het verdienmodel van
de boer betekenen. Daarbij moet wel gezegd worden dat de ontwikkeling van agroforestry
in Nederland nog in de kinderschoenen staat en dat meer ervaring met agroforestry
nodig is om de omvang van deze voordelen concreter in beeld te krijgen.
Vraag 3
Kunt u aangeven of en, zo ja, hoe er wordt gekeken naar de mogelijkheden die agro-ecologische
vormen van landbouw als agrobosbouw bieden bij de realisatie van de Bossenstrategie?
Antwoord 3
In de Bossenstrategie (Kamerstuk 33 576, nr. 186) heb ik aangegeven agroforestry te zien als kansrijke manier voor het realiseren
van bomen buiten het Natuurnetwerk Nederland. In de verdere uitwerking van de bossenstrategie
zal ik dit nader invullen.
Vraag 4 en 5
Welke mogelijkheden om agro-ecologische vormen van landbouw zoals agrobosbouw te stimuleren
dan wel te faciliteren heeft u voor ogen?
Op welke wijze kan het bestaande/nieuwe Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
hier volgens u aan bijdragen, bijvoorbeeld als vergroeningsmaatregel (pijler 1) of
als natuur- en landschapselementen (pijler 2)?
Antwoord 4 en 5
Ik heb het Louis Bolk Instituut gevraagd om in overleg met een aantal andere partijen
advies te geven over de verdere ontwikkeling van agroforestry in Nederland4. Ik ben dit advies nu aan het bestuderen. Eenzelfde advies wordt gegeven door de
Stichting Voedselbosbouw Nederland voor de verdere ontwikkeling van voedselbossen,
als specifieke vorm van agroforestry. Dit advies zal ik bestuderen wanneer het definitief
is. Beide adviezen zal ik betrekken bij de verdere invulling en uitwerking van relevante
beleidstrajecten, zoals de Bossenstrategie en de realisatie van de LNV-visie.
Daarnaast werk ik momenteel aan een regeling voor het stimuleren van de aanplant van
niet-productieve landschapselementen in het agrarisch gebied. Deze (met name houtige)
landschapselementen passen in bepaalde gevallen in een agroforestry-systeem. Deze
investeringsregeling zal dit najaar worden opengesteld.
In het kader van de uitwerking van het Nationaal Strategisch Plan voor het nieuwe
GLB zoek ik uit hoe agroforestry kan worden ondersteund. Hierbij zal ik de aangenomen
moties betrekken van de leden Smeulders en Beckerman, ingediend tijdens het notaoverleg
over het nationaal bomenplan op 9 juni jl., die beide betrekking hebben op het stimuleren
van bomen op landbouwgrond (Kamerstuk 35 309, nr. 6 en nr. 10). Ook wil ik nieuwe GLB-pilots gaan openstellen. Hierbij kan het zoeken van versterking
tussen bomen en landbouwgrond een thema voor een pilot zijn.
Vraag 6
Deelt u de conclusie dat de huidige wet- en regelgeving en de daarin opgenomen scheiding
tussen landbouw en natuur onvoldoende perspectief biedt aan agrariërs om over te schakelen
op agro-ecologische vormen van landbouw als agrobosbouw?
Antwoord 6
Ik ben momenteel aan het onderzoeken welke belemmeringen er zijn om agroforestry te
stimuleren en wat nodig is om knelpunten weg te nemen. Ik ben hierover al in gesprek
met verschillende externe partijen, waaronder het Louis Bolk Instituut. De inzichten
die hier uit voortkomen neem ik mee in de uitwerking van het Nationaal Strategisch
Plan (NSP) voor het nieuwe GLB om te bezien hoe agroforestry kan worden gestimuleerd.
Ik bekijk daarnaast hoe landbouw en houtopstanden beter gecombineerd kunnen worden,
onder andere door te onderzoeken of deze opgenomen behoren te worden als subsidiabele
landbouwgrond. Ik ben voornemens deze analyse mee te nemen in het NSP op hoofdlijnen,
dat dit najaar in concept gereed is.
Vraag 7
Bent u bereid om in de Wet natuurbescherming (Wnb) een uitzondering te maken voor
agro-ecologische vormen van landbouw zoals agrobosbouw, waardoor agrobosbouw beschouwd
wordt als onderdeel van het landbouwsysteem en niet gezien wordt als houtopstand?
Antwoord 7
In meerdere gevallen gaat dit nu al samen, bijvoorbeeld in boomgaarden met hoogstambomen.
Ik wil nader bezien of de Wet natuurbescherming of de wijze van uitvoering daarvan
agroforestry tegenwerkt. Ik ben bereid hier over in gesprek te gaan met provincies
in het kader van de bossenstrategie. Zij voeren dit beleid namelijk uit.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe u wilt voorkomen dat agrariërs bij de omschakeling naar agro-ecologische
vormen van landbouw als agrobosbouw (mede dankzij de huidige wet- en regelgeving)
worden geconfronteerd met een forse afwaardering van hun grond van landbouw naar natuur?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 6.
Vraag 9
Bent u bereid om in overleg te treden met decentrale overheden om uitzonderingen te
bepleiten in lokale en provinciale regels die de aanplant van bomen op landbouwgronden
mogelijk maken (landschappelijke inpassing, openheid, cultureel landschap etc.)?
Antwoord 9
Ik ben zoals hierboven aangegeven bezig met het analyseren van de belemmeringen, en
het inventariseren van mogelijkheden om deze knelpunten weg te nemen. Als hieruit
blijkt dat het nodig is om uitzonderingen te bepleiten, zal ik daarover in overleg
treden met decentrale overheden.
Vraag 10
Welke mogelijkheden ziet u voor agrariërs om tot structurele verdienmodellen te komen
voor agro-ecologische vormen van landbouw, waaronder agrobosbouw? Kunnen carbon-credits
daarbij op enigerlei wijze een rol spelen?
Antwoord 10
Op basis van de realisatie van de LNV-visie werk ik aan het beleid en de randvoorwaarden
voor ondernemers om zelf nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen voor natuurinclusieve
en kringlooplandbouw. In de praktijk zie ik al mooie voorbeelden van hoe dat kan werken
door het realiseren van lagere kosten en hogere marges. Bijvoorbeeld door minder gebruik
van kunstmest, en tegelijkertijd het stapelen van beloningen. Daarbij werk ik ook
aan het meer en beter waarderen van ecosysteemdiensten en maatschappelijke diensten,
zoals het herstel van biodiversiteit, het realiseren van landschapselementen of schoner
water. Vergoeding hiervoor is een kernelement in de ontwikkeling van structurele verdienmodellen.
Dat doe ik onder andere door in gesprek te zijn met ketenpartijen en maatschappelijke
partijen bijvoorbeeld over het ontwikkelen van Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s)
voor het meten van prestaties die bijdragen aan biodiversiteitsherstel, maar ook in
het kader van de herziening van het GLB.
Een agroforestry-systeem, waarin een combinatie wordt gemaakt van gewassen en dierlijke
productiesystemen met houtige gewassen zoals bijvoorbeeld noten- of fruitbomen, kan
een verbreding van het verdienmodel voor de boer betekenen. Ik wil samen met partijen
die hiermee bezig zijn de ontwikkeling van bedrijfs- en verdienmodellen voor agroforestry
ondersteunen.
Ik vind het inspelen op de vrijwillige koolstofmarkt een interessante optie, en het
is me bekend dat er vanuit de markt het initiatief is genomen om de mogelijkheden
te verkennen. Ik wacht de uitkomsten van dit initiatief met interesse af.
Vraag 11
Kunt u aangeven of het agrarisch onderwijs voldoende inspeelt op nieuwe agro-ecologische
vormen van landbouw zoals agrobosbouw? Bent u bereid hierover in overleg te gaan met
het agrarisch onderwijs?
Antwoord 11
Agroforestry als landbouwvorm staat in Nederland nog in de kinderschoenen, dit is
ook het geval binnen het agrarisch onderwijs. In januari 2019 heb ik de «Green deal
natuurinclusieve landbouw groen onderwijs» gesloten met provincies, sector en onderwijsinstellingen.
Met deze Green Deal beogen de deelnemende partijen om natuurinclusieve landbouw integraal
onderdeel te laten worden van alle relevante groene opleidingen. In de uitvoering
van deze Green Deal ben ik steeds in gesprek met de betrokken partijen.
Vraag 12
Welke mogelijkheden (Green Deal, subsidie-instrumentarium of anderszins) heeft u om
boeren te verleiden over te stappen op agro-ecologische vormen van landbouw zoals
agrobosbouw?
Antwoord 12
Zie hiervoor ook de antwoorden op de vragen 5, 6 en 11. Zoals eerder benoemd beschrijf
ik agroforestry in de LNV-visie als kansrijke vorm van natuurinclusieve landbouw.
Ik besteed veel aandacht aan het ontwikkelen van kennis, maar ook aan het verspreiden
ervan naar en tussen boeren en erfbetreders. Dat doe ik onder andere in het topsectorenprogramma
voor kennisontwikkeling en innovatie op het gebied van kringlooplandbouw. Ook werk
ik aan een regeling voor individuele advisering van boeren en begeleiding van netwerken
van boeren om de kennisdoorwerking naar het boerenerf en het onderling leren te versterken.
Mijn inschatting is bovendien dat wanneer agrariërs een eerlijke prijs krijgen voor
agro-ecologische vormen van landbouw, het ondernemerschap van deze agrariërs zal leiden
naar meer belangstelling.
Vraag 13
Op welke wijze wilt u de doelstelling uit het klimaatakkoord voor 25.000 hectare agrobosbouw
realiseren?
Antwoord 3
Op basis van gegevens uit de werkgroep «Bos, Bomen en Natuur» onder het Klimaatakkoord
heeft het Planbureau voor de Leefomgeving een doelstelling van 25.000 ha agroforestry
in 2030 als vertrekpunt genomen voor zijn doorrekening van het Klimaatakkoord. Maar
in het Klimaatakkoord zelf is geen concrete ambitie vastgelegd voor de ontwikkeling
van agroforestry. In het kader van de Bossenstrategie zal ik een concrete ambitie
verder uitwerken.
Vraag 14
Is reeds gestart met het in het klimaatakkoord opgenomen «Aanvalsplan versterking
landschappelijke identiteit via landschapselementen», welke partijen zijn daarbij
betrokken en wat is hun bijdrage?
Antwoord 14
Dit proces is nu gestart met een aantal partijen die verbonden zijn aan het deltaplan
biodiversiteitsherstel. Deze partijen schrijven gezamenlijk aan de kaders en het raamwerk
voor het aanvalsplan, die voor de zomer opgeleverd worden. Na de zomer wordt hier
nadere invulling aan gegeven. Ik wil de resultaten van dat proces betrekken bij de
uitwerking van de Bossenstrategie.
Vraag 15
Hoe staat u tegenover een Ontwikkelmaatschappij Agrobosbouw? Kunt u aangeven wat de
actuele stand van zaken is bij de ontwikkeling van de «subsidieregeling voor bomen,
houtige landschapselementen en agroforestry op landbouwbedrijven»?
Antwoord 15
Ik ken nog geen ideeën en initiatieven voor een ontwikkelmaatschappij. Als die er
wel zijn, neem ik er kennis van en kan ik aangeven hoe ik er tegenover sta. De investeringsregeling
ter stimulering van de aanplant van niet-productieve landschapselementen wordt op
dit moment uitgewerkt. De eerste openstelling van de regeling zal dit najaar zijn.
Vraag 16
Welke rol ziet u weggelegd voor agrobosbouw in bijvoorbeeld «oranje» overgangsgebieden,
in aansluiting op het Nationaal Natuurnetwerk, zoals de commissie Remkes die beschrijft
in «Niet alles kan overal»?
Antwoord 16
Ik zie agroforestry als een manier om landbouw en natuur te verbinden en zo meer natuurinclusief
areaal te realiseren. In het kader van de stikstofaanpak zie ik daarom in overgangsgebieden
kansen voor agroforestry, met name voor de invulling van extensiveringsmaatregelen
rond Natura 2000-gebieden. Dit wordt uitgewerkt in het kader van de uitwerking van
de Bossenstrategie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.