Schriftelijke vragen : Het bericht 'China beïnvloedt Nederlands hoger onderwijs en wetenschap' en het rapport 'China’s invloed op onderwijs in Nederland'
Vragen van het lid Van der Molen (CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «China beïnvloedt Nederlands hoger onderwijs en wetenschap' en het rapport «China’s invloed op onderwijs in Nederland» (ingezonden 8 juli 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «China beïnvloedt Nederlands hoger onderwijs en wetenschap»1 en het rapport «China’s invloed op onderwijs in Nederland»?2
Vraag 2
Herinnert u zich dat u in het kader van de berichtgeving inzake de geplande campus
van de Rijksuniversiteit Groningen in Yantai in een brief aan de Kamer3 aangaf: «Ik ben van mening dat de academische vrijheid, ook aan een Nederlandse opleiding
in het buitenland, nooit ter discussie mag staan»? Hoe weegt u deze uitspraak in relatie
tot de vaststelling in het rapport dat de academische vrijheid in de Nederlandse Gedragscode
Wetenschappelijke Integriteit van de VSNU is vastgelegd maar dat «deze kernwaarden
niet verankerd zijn in onderwijs en onderzoek» in China? Bent u van mening dat op
dit vlak wederkerigheid dringend gewenst is?
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de auteurs van het rapport doelen op Nederlandse gesprekspartners
als zij stellen dat «gesprekspartners zich [niet] vrij [voelen] om in alle openheid
hun kennis en ervaringen te delen»? Zo ja, hoe weegt u de situatie dat Nederlandse
gesprekspartners niet open durven te communiceren over hun samenwerking met China?
Vraag 4
Bent u bereid, zoals de auteurs voorstellen, om herhaaldelijk en uitgebreider onderzoek
te doen en daarbij onderzoeken uit meerdere landen te betrekken om zo patronen van
heimelijke beïnvloeding te herkennen?
Vraag 5
Wat is uw reactie op de conclusie dat «voortdurende alertheid op en een actieve preventie
van politieke beïnvloeding door Confucius Instituten» wenselijk is? Neemt u deze aanbeveling
serieus? Welke stappen bent u bereid te nemen om hierop toe te zien?
Vraag 6
Bent u het met het Clingendael Instituut en de vragensteller eens dat de contractuele
inbedding van Confucius Instituten in Nederlandse universiteiten op gespannen voet
staat met de onafhankelijkheid van Nederlandse kennisinstellingen en de Nederlandse
waarden en normen op gebied van wetenschap? Welke stappen gaat u in overleg met de
betrokken instellingen nemen om de contractuele inbedding van de instituten te beëindigen?
Vraag 7
Hoe kijkt u aan tegen de bevindingen in het rapport inzake zelfcensuur? Welke wegen
ziet u om de weerbaarheid tegen dergelijke ontwikkelingen te vergroten? Kunt u een
beeld schetsen van de afspraken die Nederlandse kennisinstellingen maken in gevallen
van onderzoek in samenwerking met Chinese wetenschappers om reciprociteit en/of wetenschappelijke
integriteit te waarborgen? Hoe kijkt u aan tegen het gegeven dat onderzoekers censuur
vaststellen bij publicaties in China van wetenschappelijk werk van onderzoekers werkzaam
aan Nederlandse universiteiten?
Vraag 8
Hoe weegt u de vaststelling dat studenten die opleidingen of cursussen op het gebied
van China volgen aan zelfcensuur doen, ook waar het gaat om thema’s voor onderzoek?
Op welke wijze spannen universiteiten zich in om deze trend terug te dringen? Gebeurt
dit naar uw mening voldoende? Waarom wel/niet?
Vraag 9
Herkent u de vaststelling uit het rapport dat Chinese studenten een belangrijk doelwit
van en instrument voor politieke beïnvloeding zijn omdat zij vaak worden gemonitord
door (Chinese) medestudenten en/of de Chinese ambassade? Eerder werd bekend dat Chinese
studenten zich verplicht dienen aan te sluiten bij een studentenvereniging voor Chinese
studenten4 en dat zij in voorkomende gevallen rapport dienen uit te brengen op de Chinese ambassade5, wat is uw reactie hierop? Waarom staat u deze praktijken in Nederland toe? Is deze
situatie onderwerp van gesprek geweest in diplomatieke contacten?
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat op dit moment er geen CCP-partijcellen aan Nederlandse universiteiten
actief zijn op het gebied van politieke beïnvloeding? Hoe gaat u de bewustwording
van politieke beïnvloeding uit China bij kennisinstellingen vergroten? Hoe gaat u
relevante kennis over China versterken binnen Nederlandse kennisinstellingen?
Vraag 11
Herinnert u zich dat u mede namens uw collega van Buitenlandse Zaken in de reactie
op het verzoek van het lid Van der Molen, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
van 25 april 2019 over het bericht «Promoveren in Nederland met een zak geld uit China»6, bevestigend gereageerd heeft op de vraag of het kabinet met een mond spreekt inzake
de aanwezigheid van Chinese promovendi in Nederland? Hoe kan het dan zijn dat de gesprekspartners
die in het rapport worden aangehaald de overheid oproepen om met een stem te spreken?
Hoe reageert u op het citaat «de ene partij roept ons op om in te zetten op samenwerking
en de andere partij fluit ons terug; dat schept onduidelijkheid»? Heeft u achteraf
gezien in uw reactie op het aangehaalde verzoek eerder een wens uitgesproken dan een
bestaande situatie willen schetsen?
Vraag 12
Wilt u bij de met algemene stemmen aangenomen motie van de leden Van der Molen/Wiersma7 over nieuwe afspraken over kennisontwikkeling gerateerd aan defensie en veiligheid
naast de aanbevelingen uit het rapport «Kennis in vizier»8 van het Rathenau Instituut ook de aanbevelingen uit het rapport «China’s invloed
op onderwijs in Nederland» van het Clingendael Instituut meenemen? Zo ja, wanneer
kunnen we de uitwerking van deze motie verwachten? Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Indiener
H. van der Molen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.