Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Gijs van Dijk en Van den Hul over beperkingen opgelegd aan studenten in het openbaar vervoer
Vragen van de leden Gijs van Dijk en Van den Hul (beiden PvdA) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over beperkingen opgelegd aan studenten in het openbaar vervoer (ingezonden 18 juni 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 8 juli 2020).
Vraag 1
Klopt het dat reizen met het openbaar vervoer vanwege de coronacrisis de laatste maanden
door veel Nederlanders wordt vermeden?
Antwoord 1
Tot 1 juli jl. was het OV alleen voor noodzakelijke reizen. De reizigers houden zich
over het algemeen goed aan de afspraken. In het begin van de coronacrisis was het
gebruik circa 15% t.o.v. 2019. Inmiddels is het gebruik gemiddeld 35% – 40% ten opzichte
van 2019.
Vraag 2
Klopt het dat reizigers die de beschikking hebben tot een auto sinds de coronacrisis
minder vaak reizen met het openbaar vervoer?
Antwoord 2
Sinds het begin van de coronacrisis zien we dat het OV-gebruik sterk is gedaald. De
belangrijkste reden hiervoor is dat veel mensen minder zijn gaan reizen omdat ze niet
meer naar kantoor of onderwijsinstelling gaan. Daarnaast is een klein deel van de
OV-reizigers op dit moment overgestapt naar een andere modaliteit (auto, fiets, lopen).
Dit zien we in mindere mate ook bij automobilisten waar een klein deel is overgestapt
naar fiets of lopen.
Vraag 3
Klopt het dat veel studenten afhankelijk zijn van het openbaar vervoer omdat zij geen
beschikking hebben over een alternatief?
Antwoord 3
Scholieren en studenten maken veel meer gebruik van het openbaar vervoer dan andere
groepen in de samenleving. Normaal gesproken zijn studenten en scholieren goed voor
circa een derde van alle afgelegde treinkilometers in Nederland en voor bijna de helft
van alle bus-, tram en metrokilometers, terwijl hun aandeel in de totale mobiliteit
niet meer dan 15% is. Uit eerdere studies is ook bekend dat volwassenen (18+) die
géén rijbewijs hebben, voor een groter deel van hun kilometers gebruik maken van het
openbaar vervoer. Zij leggen 35%van hun kilometers af met het ov, terwijl volwassenen
met rijbewijs daarmee maar 9% van hun kilometers realiseren.
De afhankelijkheid van het OV hangt af van herkomst en de bestemming en de beschikbaarheid
van een alternatief (fiets, lopen of auto). Voor veel korte verplaatsingen is de fiets
een goed alternatief voor het OV. Van de door MBO-, HBO- en WO-studenten gemaakte
ritten, is normaal gesproken 2% van de treinritten korter dan 5 kilometer en 43% van
de bus, tram en metroritten korter dan 5 kilometer.
Omdat veel studenten aangewezen zijn op het OV om hun onderwijsinstelling te bereiken
en het van belang is dat alle studenten kunnen deelnemen aan de activiteiten op de
onderwijsinstelling, zijn er geen specifieke beperkingen opgelegd aan studenten in
het OV. Samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heb ik afspraken
gemaakt met onderwijskoepels en vervoerders over aanvangs- en eindtijden van onderwijsactiviteiten.
Deze afspraken hebben tot doel zoveel mogelijk reizigers veilig te kunnen vervoeren
richting onderwijsinstellingen binnen de capaciteitsbeperkingen van het OV.
Vraag 4
Waarom heeft u specifiek aan studenten gevraagd om het openbaar vervoer te mijden
in de spits?
Antwoord 4
De oproep om drukte te mijden en zoveel mogelijk buiten de spits te reizen geldt voor
alle OV-reizigers.
Vraag 5
Heeft u voor de invoering van de beperkingen overlegd met studentenvakbonden en/of
onderwijsvakbonden over het besluit om studenten te weren in de spits? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Zoals in antwoord op vraag 3 is aangegeven gelden geen beperkingen voor studenten
in het OV. De gemaakte afspraken zien op spreiding van onderwijsactiviteiten om zo
ook spreiding in gebruik van het OV mogelijk te maken. Als uitgangspunten zijn daarbij
haalbaarheid en uitvoerbaarheid gehanteerd. Studentenbonden zijn hier niet rechtstreeks
bij betrokken geweest. Wel zijn het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en de Landelijke
Studenten Vakbond (LSVb) geïnformeerd over de aard van de afspraken, voordat deze
definitief waren.
Vraag 6
Heeft u ook rekening gehouden met de positie van studenten die buiten de randstad
wonen?
Antwoord 6
Door te kiezen voor spreiding van onderwijsactiviteiten en niet voor beperkingen voor
studenten worden alle studenten in gelegenheid gesteld deel te kunnen nemen aan onderwijsactiviteiten.
Regionaal worden de afspraken uitgewerkt tussen vervoerders en onderwijsinstellingen
om rekening te kunnen houden met de regionale situatie en mogelijkheden.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u het feit dat studenten onmogelijk op tijd kunnen komen bij hun stageplekken,
waar geen sprake is van aangepaste roosters?
Antwoord 7
De oproep aan alle reizigers is drukte te vermijden en zo veel mogelijk buiten de
spits te reizen. Deze kaders bieden de ruimte om op tijd te kunnen komen bij een stageplek.
Vraag 8
Waarom bent u van mening dat het rechtvaardig is om studenten de komende tijd te vragen
minder gebruik te maken van het openbaar vervoer? Vindt u de belangen van studenten
niet even zwaarwegend als die van andere reizigers in het openbaar vervoer?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 9
Hoe weegt u de belangen van stagairs en studenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs
(MBO en HBO) die hun opleiding niet vanuit huis kunnen volgen?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vragen 3 en 4.
Vraag 10
Kunt u aangeven hoe lang de beperkingen in het openbaar vervoer zullen gelden? Hoe
lang verwacht u aan studenten te zullen vragen om het openbaar vervoer te mijden tijdens
de spits?
Antwoord 10
De algemeen geldende oproep om drukte te vermijden en zo veel mogelijk buiten de spits
te reizen zal gelden zo lang de situatie rond COVID-19 daar aanleiding toe geeft.
Vraag 11
Welke alternatieve vervoersmogelijkheden zijn er voor studenten als zij in september
nog steeds geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer in de spits?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 12
Bent u bereid om bij de vervolggesprekken en -afspraken over het gebruik van het openbaar
vervoer door studenten, ook de studentenbonden en onderwijsvakbonden tijdig te betrekken?
Antwoord 12
Indien nieuwe afspraken worden gemaakt of de gemaakte afspraken worden herzien, zal
ik in overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bezien hoe studentenbonden
en/of onderwijsvakbonden op passende wijze betrokken kunnen worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.