Schriftelijke vragen : Het bericht ‘schrappen eindtoets groep 8 kan ongelijkheid vergroten’
Vragen van het lid Rudmer Heerema (VVD) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «schrappen eindtoets groep 8 kan ongelijkheid vergroten» (ingezonden 7 juli 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Schrappen eindtoets groep 8 kan ongelijkheid vergroten»
van het Centraal Planbureau (CPB)?1
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie van het CPB dat leerlingen met een migratieachtergrond
en kinderen van ouders met een lagere opleiding of laag inkomen zonder eindtoets vaker
een hoog schooladvies mislopen?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de constatering dat in 2018 1 op de 3 leerlingen recht had op een
heroverweging van het schooladvies, maar dat bij minder dan een kwart van hen dit
advies ook daadwerkelijk werd bijgesteld? Wanneer waren deze cijfers bij u bekend?
Waarom heeft u op dat moment geen passende maatregelen genomen?
Vraag 4
Waarom kiest u in uw reactie aan het CPB ervoor om middelbare scholen op te roepen
om leerlingen kansen te bieden door ze, waar mogelijk, hoger te plaatsen dan het schooladvies
en om meer brede brugklassen aan te bieden komend schooljaar? Waarom is uw reactie
niet dat scholen verplicht worden om het hoogste advies te volgen, het advies van
de school of het advies van de eindtoets, om zo kansenongelijkheid tegen te gaan?
Vraag 5
Klopt de constatering van het CPB dat door het vervallen van de eindtoets basisonderwijs
tijdens de coronacrisis zonder verder ingrijpen naar schatting 14 duizend leerlingen
een hoger schooladvies mislopen? Wat is uw reactie hierop? Welke concrete maatregelen
gaat u nemen om dit tegen te gaan?
Vraag 6
Hoeveel leerlingen lopen, volgens het ministerie, dit schooljaar een hoger schooladvies
mis?
Vraag 7
Hoe is het mogelijk dat leraren dit schooljaar in hun professionele afweging bij naar
schatting 14 duizend leerlingen een te laag schooladvies hebben gegeven? Zijn er overeenkomsten
of kenmerken te vinden tussen de docenten die een te laag schooladvies geven? Zijn
dit bijvoorbeeld juist startende leraren, of juist niet? Komt dit met name in de randstad
voor of juist niet?
Vraag 8
Op welke manier wordt er binnen de lerarenopleiding aandacht besteed aan het maken
van een goede inschatting omtrent het schooladvies van hun leerlingen? Zijn de conclusies
van het CPB-onderzoek aanleiding om deze vaardigheid binnen de lerarenopleiding te
herzien, aangezien bij naar schatting 14 duizend leerlingen er een verkeerde keuze
is gemaakt?
Vraag 9
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat leerlingen het goede schooladvies
krijgen op de basisschool en dat het onderzoek van het CPB des te meer de waarde van
de rol van de eindtoets heeft aangetoond? Op welke manier gaat u de eindtoets beter
verankeren in de totstandkoming van het schooladvies op de basisschool?
Vraag 10
Op welke manier gaat u monitoren op welke basisscholen en hoeveel leerlingen een te
laag schooladvies het afgelopen jaar hebben gekregen? Op welke manier gaat u in gesprek
met deze basisscholen om te zorgen dat ze aankomend jaar niet dezelfde fout gaan maken
in de totstandkoming van het schooladvies van hun leerlingen?
Indieners
-
Gericht aan
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Gericht aan
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Indiener
R.J. (Rudmer) Heerema, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.