Nota van wijziging : Tweede nota van wijziging
35 287 Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021)
Nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 6 juli 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift wordt telkens «2021» vervangen door «2022».
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het tijdstip van de scheiding» vervangen door «het tijdstip
van scheiding».
2. In het derde lid wordt «het tweede lid» vervangen door «het eerste en tweede lid»
en wordt «het deel van het partnerpensioen dat toekomt aan deze echtgenoot» vervangen
door «het deel van het partnerpensioen dat toekomt aan deze echtgenoot, op grond van
de verdeling, bedoeld in het tweede lid, of op grond van een afwijkende afspraak».
C
In de artikelen 10, 11, onderdeel A, onder 3 en onderdeel J, in het opschrift van
het voorgestelde artikel 220c en het eerste, tweede, derde en vierde lid, 12, onderdeel
A, onder 3 en onderdeel K, in het opschrift van het voorgestelde artikel 214b en het
eerste, tweede, derde en vierde lid, 13, onderdeel A en onderdeel B, 14, onderdeel
A en onderdeel B, 15 en 20, wordt telkens «Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021»
vervangen door «Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022».
D
Artikel 11, onderdeel G, komt te luiden:
G
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «tenzij dit recht op afkoop in de pensioen- en uitvoeringsovereenkomst
is beperkt of uitgesloten» vervangen door «tenzij dit recht op afkoop in de pensioen-
en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten of de gewezen partner gebruik
maakt van het recht op uitruil, bedoeld in artikel 60, vierde lid».
2. In het tweede lid wordt «binnen zes maanden» vervangen door «binnen een jaar».
E
Artikel 12, onderdeel H, komt te luiden:
H
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «tenzij dit recht op afkoop in de beroepspensioenregeling
en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten» vervangen door «tenzij dit recht
op afkoop in de beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten
of de gewezen partner gebruik maakt van het recht op uitruil, bedoeld in artikel 72,
vierde lid».
2. In het tweede lid wordt «binnen zes maanden» vervangen door «binnen een jaar».
Toelichting
Onderdelen A en C
De beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt verschoven van 1 januari 2021
naar 1 januari 20221. In verband hiermee worden in het wetsvoorstel alle vermeldingen van het jaartal
2021, zoals in de citeertitel van het wetsvoorstel, vervangen door vermeldingen van
het jaartal 2022.
Onderdeel B
In artikel 4, derde lid, is geregeld dat op verzoek van de tot verdeling gerechtigde
echtgenoot het partnerpensioen dat aan deze echtgenoot toekomt buiten de conversie
wordt gehouden en wordt vastgesteld als partnerpensioen voor deze echtgenoot. Hieraan
kan bijvoorbeeld behoefte bestaan ter eventuele vervanging van alimentatie. Het verzoek
van de tot verdeling gerechtigde echtgenoot kan zowel betrekking hebben op het partnerpensioen
volgens de standaardverdeling (de helft van het tijdens de huwelijkse periode opgebouwde
partnerpensioen) als op partnerpensioen dat op grond van een afwijkende afspraak toekomt
aan deze echtgenoot (als bijvoorbeeld de tot verdeling gerechtigde partner het hele
partnerpensioen over de huwelijkse periode krijgt toebedeeld). De bepaling is op dit
punt verduidelijkt.
Onderdelen D en E
In artikel 68 van de Pensioenwet en artikel 80 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling
is het recht van de pensioenuitvoerder geregeld om een klein bijzonder partnerpensioen
af te kopen (uitkering bedraagt per jaar minder dan € 497,27). De pensioenuitvoerder
heeft het, eenzijdig, recht om af te kopen binnen zes maanden na de melding van de
scheiding. Kleine bijzondere partnerpensioenen zullen na inwerkingtreding van dit
wetsvoorstel met name nog voorkomen bij ongehuwd samenwonenden omdat het partnerpensioen
bij scheidingen na huwelijk of geregistreerd partnerschap in de conversie wordt betrokken.
Wel kan in die situaties de tot verdeling gerechtigde partner ervoor kiezen het partnerpensioen
niet in de conversie te betrekken en als bijzonder partnerpensioen te laten vaststellen.
De partner heeft zes maanden om die keuze door te geven met een mogelijkheid om die
termijn te verlengen met zes maanden. Die keuze kan betekenen dat een klein bijzonder
partnerpensioen uit de samenwoonperiode wordt samengevoegd met het partnerpensioen
uit de huwelijksperiode en alsnog boven de afkoopgrens komt te liggen. Het kan dus
voorkomen dat pas een jaar na de scheiding duidelijk is dat er een klein bijzonder
partnerpensioen is ontstaan dat kan worden afgekocht. Om die reden is de termijn voor
pensioenuitvoerders om een klein bijzonder partnerpensioen af te kopen ook verlengd
naar een jaar.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid