Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Graaf en Van Ojik over het bericht 'Zwangere Afrikaanse asielzoeksters verdwijnen uit opvang'
Vragen van de leden Van der Graaf (ChristenUnie) en Van Ojik (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Zwangere Afrikaanse asielzoeksters verdwijnen uit opvang» (ingezonden 24 februari 2020).
Antwoord van StaatssecretarisBroekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 1 juli
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2113.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zwangere Afrikaanse asielzoeksters verdwijnen
uit opvang»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bereid de memo, waarover in het artikel gesproken wordt, op korte termijn naar
de Kamer te sturen?
Antwoord 2
Er wordt in het artikel waar u aan refereert niet gesproken over een memo. Mocht u
daarentegen refereren aan het algemene waarschuwingsbericht dat het Expertisecentrum
Mensenhandel en Mensensmokkel (hierna: EMM) naar relevante betrokkenen heeft gestuurd
om hen proactief te vragen waakzaam te zijn en verdachte situaties rondom deze specifieke
doelgroep aan de lokale politie te melden, dan kunt u deze terugvinden in een online
publicatie van CoMensha.2
Vraag 3
Deelt u de grote zorgen over het lot van deze vrouwen en hun kinderen? Deelt u tevens
de zorgen dat de huidige situatie meer en meer doet denken aan de ernstige en grootschalige
Koolvis-zaak?
Antwoord 3
Mensenhandel is een zeer ernstig delict met vaak traumatische gevolgen voor de slachtoffers.
Het is daarom ook goed dat in het artikel aandacht gevraagd wordt voor verdwijningen
van deze kwetsbare doelgroep, waarbij mogelijke misstanden zoals mensenhandel en illegale
adoptie op de loer kunnen liggen. Het is juist vanwege de zorg over het lot van deze
vrouwen en hun kinderen dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA)
signalen heeft afgegeven aan de politie, en zij op haar beurt het EMM benaderd heeft.
Naar aanleiding van deze situatie heeft het EMM de achtergronden van deze vermissingen
verkend. Het EMM, maar ook de politie en het Openbaar Ministerie zijn voortdurend
alert op dergelijke signalen van mensenhandel en mensensmokkel. Dat er in deze situatie
sprake zou zijn van mensenhandel en/mensensmokkel is nog niet aangetoond. Daarom wil
ik enigszins terughoudend zijn in mijn uitspraken en acht ik een vergelijking met
operatie Koolvis in dit stadium voorbarig.
Vraag 4
Klopt het dat in november en december 2019 alleen al, 25 zwangere vrouwen van Afrikaanse
komaf zijn verdwenen uit asielzoekerscentra in Nederland? Klopt het tevens dat ook
de afgelopen weken vrouwen uit deze groep zijn verdwenen? Kunt u een volledig overzicht
geven van het aantal verdwijningen de afgelopen maanden, en wilt u ook de Kamer de
komende maanden hier blijvend over rapporteren? Kunt u hierbij ook aangeven in welke
regio de verdwijning plaatsvond?
Antwoord 4
Tijdens het vragenuur van 9 juni jl. heb ik de informatie van het COA met u gedeeld
waaruit blijkt dat in totaal 961 personen van Nigeriaanse komaf met onbekende bestemming
zijn vertrokken in 2019. Het gaat hier evenwel niet uitsluitend om zwangere vrouwen,
maar ook om andere groepen. Het gaat in ieder geval om 754 mannen.
Wat betreft de overige vragen verwijs ik naar het fenomeenonderzoek dat ik tijdens
dat vragenuur heb toegezegd. Op dit moment onderzoek ik hoe hier het beste uitvoering
aan gegeven kan worden. Dit onderzoek zal in ieder geval zien op de signalen van mensenhandel
en -smokkel in relatie tot vertrek uit de asielopvang. Ik zal uw Kamer na het zomerreces
informeren over de precieze invulling.
Vraag 5
Is inzichtelijk of dit een enkel Nederlandse ontwikkeling betreft, of dat ook in andere
Europese landen dergelijke verdwijningen recentelijk hebben plaatsgevonden?
Antwoord 5
Europol heeft gedeeld dat er indicaties zijn dat dit mogelijk in meerdere lidstaten
speelt. Via onder andere het EMPACT mensenhandel project wordt gewerkt aan het krijgen
van meer zicht op deze ontwikkeling. Ik zal de uitkomst betrekken bij het hierboven
genoemde fenomeenonderzoek.
Vraag 6
Deelt u de constatering van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel dat
het niet logisch is dat deze vrouwen verdwijnen, gegeven het feit dat er sprake is
van legaal verblijf, een verblijfadres en toegang tot benodigde medische zorg en kraamzorg?
Welke conclusie trekt u hier uit?
Antwoord 6
Zwangere vrouwen in de opvang hebben inderdaad een verblijfplaats, recht op de benodigde
medische zorg en kraamzorg. Vanwege het aanbod van voorzieningen en (medische) zorg
lijkt er voor deze vrouwen dan ook geen aanleiding om met onbekende bestemming te
vertrekken uit een COA-locatie. Daarentegen zijn de locaties open centra en kunnen
mensen hun eigen keuzes maken, met andere woorden, het staat hun vrij om te vertrekken.
Hieraan kunnen meerdere argumenten ten grondslag liggen, die niet (altijd) door de
betrokkenen gedeeld worden.
Zoals beschreven in beantwoording op vraag 3 vinden preventieve acties plaats bij
verdachte signalen.
Vraag 7
Is er enig zicht op, of enige indicatie waar deze vrouwen en hun kinderen heen zijn
gegaan? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u om hier zicht op te krijgen?
Antwoord 7
Het COA heeft na de signalen gesproken met bewoners die verwant zijn aan de doelgroep
of tot dezelfde doelgroep behoren. Deze gesprekken hebben nauwelijks inzicht gegeven
in de nieuwe verblijfplaatsen van diegenen die vertrokken zijn. In het kader van het
fenomeenonderzoek dat ik op 9 juni jl. heb toegezegd zal de vraagstelling rondom deze
doelgroep ook worden meegenomen.
Vraag 8
Welke mogelijkheden ziet u om vrouwen uit deze groep, die momenteel nog in asielzoekerscentra
verblijven, te beschermen? Op welke wijze kunnen medewerkers in asielzoekerscentra
(AZC)»s worden geholpen om signalen van mensenhandel (nog) beter te herkennen?
Antwoord 8
Asielzoekers zijn over het algemeen personen in een kwetsbare positie. Toen er signalen
kwamen dat meerdere zwangere vrouwen van Afrikaanse komaf uit de opvang waren verdwenen,
is bij de COA-medewerkers extra aandacht gevraagd voor deze doelgroep.
Het COA biedt aan al haar medewerkers basistrainingen aan in het herkennen van signalen
van mensenhandel en mensensmokkel. Op iedere COA-locatie is minstens één contactpersoon
mensenhandel aanwezig die hierin extra is getraind. Bovendien vinden jaarlijks vakdagen
plaats om de inhoudelijke expertise van de contactpersonen te vergroten. Ook is er
een toolkit ontwikkeld door het Rode Kruis, in samenwerking met onder andere het COA
en Comensha, om mensenhandel door professionals die in de migratieketen werkzaam zijn
bespreekbaar te maken met asielzoekers.
De begeleiding van het COA valt of staat echter met het in beeld zijn en blijven van
bewoners. Als bewoners besluiten om een opvanglocatie te verlaten, is dat hun eigen
keuze en verantwoordelijkheid. Hierbij ben ik me bewust van de druk die mogelijk door
derden opgelegd wordt om deze keuze te maken. Juist daarom zijn medewerkers van de
migratieketen alert op signalen van mensenhandel en worden zorgwekkende signalen met
de politie gedeeld. Dat er in deze situatie sprake zou zijn van mensenhandel is nog
niet aangetoond. De signalen van het COA zullen worden betrokken bij het door mij
toegezegde fenomeenonderzoek.
Vraag 9
Valt uit te sluiten dat er een relatie is tussen deze verdwijningen en het besluit
van afgelopen zomer de B8-regeling aan te scherpen?
Antwoord 9
Wat de reden is voor de verdwijningen is onbekend. Zoals ook aangegeven in de beantwoording
van vraag 6 staat het de mensen die op de opvanglocaties verblijven vrij om te vertrekken
en kunnen hieraan meerdere argumenten ten grondslag liggen, die niet altijd gedeeld
worden.
Volledigheidshalve hecht ik eraan op te merken dat ook na de beleidswijzing personen
die onder de Dublinverordening vallen aangifte kunnen doen van mensenhandel en in
aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning op de grond van de B8-regeling.
Voor personen die niet onder de Dublinverordening vallen, is de verblijfsregeling
niet gewijzigd.
Vraag 10
Op welke termijn verwacht u dat het door de kamer in de motie Segers/Buitenweg (28 638, nr. 172) gevraagde fenomeenonderzoek naar de toename van asielzoekers die een beroep doen
op de B8-regeling zal worden afgerond? Bent u het met ons eens dat dit onderzoek met
spoed moet worden opgepakt en dat hierbij nadrukkelijk moet worden onderzocht of er
sprake is van een mensenhandelnetwerk?
Antwoord 10
Ik verwijs u voor beantwoording van deze vraag naar de brief met betrekking tot een
aantal moties en toezeggingen op het gebied van mensenhandel, die ik gelijktijdig
met de beantwoording van deze Kamervragen aan uw Kamer doe toekomen, waarin nader
wordt ingegaan op Motie 28 638, nr. 1723.
Vraag 11
Kunt u helder en gedetailleerd uitleggen op welke wijze, in lijn met de motie Segers/Buitenweg,
bij een Dublinoverdracht van mogelijke slachtoffers van mensenhandel extra zorg wordt
gedragen voor een overdracht van opsporingsindicaties en waar nodig medische en/of
zorgindicaties? Welke maatregelen heeft u genomen naar aanleiding van de motie Segers/Buitenweg
in aanvulling op de reeds bestaande procedures? Heeft u de indruk dat daadwerkelijk
sprake is van een zorgvuldige overdracht en ontvangst in het aankomstland, in veel
gevallen Italië?
Antwoord 11
De Dublinverordening bepaalt welke EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag
van de vreemdeling. Als een vreemdeling aangifte van mensenhandel in Nederland doet,
betekent dat niet dat de Dublinclaim per definitie vervalt. Lidstaten mogen er ingevolge
het interstatelijk vertrouwensbeginsel onderling vanuit gaan dat de verantwoordelijke
lidstaat zijn verplichtingen richting de vreemdeling nakomt. De Dublinclaimant kan
in de andere lidstaat aangifte van mensenhandel doen. In goed overleg met de vreemdeling
brengt de regievoerder van de DT&V ook de medische bijzonderheden in kaart en laat
de regievoerder zo nodig een medische toestemmingsverklaring ondertekenen. Vervolgens
worden de aspecten tijdig gedeeld met de lidstaat waarnaar wordt overgedragen zodat
ook de medische overdracht zorgvuldig is gewaarborgd.
Net als Nederland zijn ook alle andere lidstaten gehouden aan de bepalingen in de
Europese Mensenhandelrichtlijnen. Dat betekent dat vreemdelingen zich ook in Italië
op deze richtlijnen kunnen beroepen. Politie en OM streven er evenwel naar om bij
een aangifte mensenhandel die door een Dublinclaimant in Nederland wordt gedaan met
een vreemdeling in gesprek te gaan voordat de overdracht naar de verantwoordelijke
lidstaat plaatsvindt. Dit betekent echter niet dat de aangifte aan een overdracht
in de weg staat.
Tot slot, wanneer een aangifte opsporingsindicaties voor een ander EU land bevat,
dan wordt deze aangifte door de politie via Europol gedeeld met de aangesloten lidstaten
en specifiek het land waar de opsporingsindicaties betrekking op hebben.
Vraag 12
Is het tevens juist dat er ook Eritrese meisjes los van elkaar zijn verdwenen tijdens
de treinreis naar Ter Apel en dat vanwege zorgen hierover door het centrum opvang
asielzoekers (COA) een aparte melding is gedaan?
Antwoord 12
Het COA heeft inderdaad melding gemaakt bij het EMM van enkele Eritrese meisjes die
los van elkaar verdwenen terwijl zij onderweg waren naar Ter Apel. Allen verdwenen
terwijl zij in gezinsverband onderweg waren. Omdat in een korte periode meerdere soortgelijke
situaties voorkwamen, is hier door het COA melding van gemaakt.
Vraag 13
Welke mogelijkheden ziet u om minderjarige meisjes van Eritrese komaf te beschermen
tijdens de reis en het verblijf in de asielopvang?
Antwoord 13
De Eritrese meisjes lijken te zijn verdwenen voordat zij Ter Apel bereikt hebben.
Zoals gezegd, maakten zij deze reis in gezinsverband waartoe het initiatief bij de
ouders lag. Uiteraard ligt er een signaalfunctie bij COA-medewerkers ten aanzien van
bewoners die op een opvanglocatie verblijven. Echter, niet verwacht kan worden dat
die verantwoordelijkheid ook op de reis betrekking heeft. Die verantwoordelijkheid
ligt primair bij de ouders. Voor wat betreft het verblijf bij het COA verwijs ik graag
naar de beantwoording op vraag 8.
Vraag 14
Bent u bereid deze vragen op korte termijn en uiterlijk 31 maart te beantwoorden?
Antwoord 14
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de gevraagde termijn te beantwoorden.
Het uitblijven van een reactie betekent geenszins dat het onderwerp geen urgentie
heeft. De materie waar het hier om gaat, behoeft samenwerking tussen een veelheid
aan organisaties, waaronder het COA, het EMM, de politie, het OM et cetera. Het helpt
bovendien niet dat de personen waar het hier om gaat niet meer in beeld zijn. Ik hoop
dat het fenomeenonderzoek dat ik heb toegezegd meer duidelijkheid zal verschaffen.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kuiken (PvdA),
ingezonden 21 februari 2020 (vraagnummer 2020Z03661)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.