Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 353 Wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte (Wet toeristische verhuur van woonruimte)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 23 juni 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «aangewezen categorie gebouwen» vervangen door
«aangewezen categorie woonruimte» en wordt «wijk» vervangen door «gebied».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een
vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van een verbod als
bedoeld in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften
en beperkingen worden verbonden.
B
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
In artikel 22 wordt onder vernummering van het tweede tot derde lid een lid ingevoegd,
luidende:
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een
vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van het verbod, bedoeld
in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen
worden verbonden.
C
Artikel I, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het voorgestelde artikel 23a, tweede lid, «door de degene» vervangen door «door
degene».
2. In het voorstelde artikel 23c wordt onder vernummering van het tweede en derde
lid tot derde en vierde lid een lid ingevoegd luidende:
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een
vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van het verbod, bedoeld
in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen
worden verbonden.
D
Artikel I, onderdeel J, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c, wordt «bedoeld in de artikel 8» vervangen door «bedoeld in artikel 8».
2. De onderdelen c en d worden verletterd tot b en c.
E
Artikel I, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van onderdeel 2 tot onderdeel 3 wordt na onderdeel 1 een onderdeel
ingevoegd luidende:
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien in de huisvestingsverordening voor het tijdstip van inwerkingtreding van
de wet van [datum] tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met de aanpak
van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte (Wet toeristische
verhuur van woonruimte) regels zijn opgenomen over toeristische verhuur van woonruimte
met toepassing van artikel 21:
a. vervallen deze regels één jaar na het tijdstip, bedoeld in de aanhef;
b. kan de gemeenteraad bepalen dat een vergunning voor toeristische verhuur verleend
met toepassing van artikel 21, voor het tijdstip van inwerkingtreding van de huisvestingsverordening
waarin toeristische verhuur van woonruimte wordt geregeld op basis van hoofdstuk 4,
paragraaf 1a, wordt gelijkgesteld met een vergunning die is verleend met toepassing
van artikel 23c.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «tweede, derde en zesde lid» vervangen door «derde
en zesde lid» en wordt «vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid» vervangen door
«vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid».
Toelichting
Naar aanleiding van de vragen van Kamerleden in het verslag van de vaste commissie
voor Binnenlandse Zaken en recente jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State worden enkele wijzigingen voorgesteld van het voorliggende wetsvoorstel.
De wijzigingen betreffen:
• de mogelijkheid om gevallen aan te wijzen waarvoor een vrijstelling geldt of ontheffing
kan worden verleend van de verboden bedoeld in de artikelen 21, 22 en het voorgestelde
23c van de Huisvestingswet 2014;
• overgangsrecht voor gemeenten die nu reeds toeristische verhuur gereguleerd hebben
op basis van artikel 21 van de Huisvestingswet 2014, en
• herstel van enkele redactionele omissies.
1. Mogelijkheid tot vrijstelling of ontheffing van de verboden, bedoeld in de artikelen
21 en 22 en het voorgestelde artikel 23c van de Huisvestingswet 2014
In de uitspraak van 29 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State geoordeeld dat de Huisvestingswet 2014 de gemeenteraad niet de bevoegdheid
geeft een vrijstelling te verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 21 van deze
wet. Deze uitspraak heeft duidelijk gemaakt dat enkele verbodsbepalingen in de Huisvestingswet
2014 te rigide zijn. Dit is door de wetgever niet beoogd. Een aantal gemeenten heeft
nu in de huisvestingsverordening namelijk voor bepaalde vormen van onttrekking, omzetting,
samenvoeging of woningvorming waarvoor een vergunningplicht geldt algemene vrijstellingen
opgenomen indien de woningeigenaar de in de verordening opgenomen regels hieromtrent
naleeft. Op deze wijze kunnen gemeenten toch regulerend optreden zonder meteen daartoe
aan eigenaars een vergunningplicht op te leggen. Dit komt de administratieve lasten
voor burgers en bedrijven ten goede. Daarom wordt voorgesteld om gemeenten de bevoegdheid
te verlenen om vrijstellingen op de verboden als bedoeld in de artikelen 21 en 22
van de Huisvestingswet 2014 in de huisvestingsverordening op te nemen en in bepaalde
situaties ontheffing van de verboden te kunnen verlenen. Op dezelfde wijze wordt de
mogelijkheid tot vrijstelling of ontheffing van het verbod bedoeld in het voorgestelde
artikel 23c toegevoegd. Dit om te voorkomen dat de vergunningplicht in het wetsvoorstel
in praktijk voor gemeenten te rigide uitpakt. Er zijn situaties denkbaar waarin het
voor gemeenten wenselijk is om een vrijstelling of ontheffing op de vergunningplicht
voor toeristische verhuur van woonruimte vast te stellen. In de memorie van toelichting
bij het wetsvoorstel zijn voorbeelden genoemd van voorwaarden die aan een vergunning
kunnen worden verleend. Zo kan een voorwaarde zijn dat een woonruimte slechts gedurende
een bepaalde periode van het jaar toeristisch mag worden verhuurd of dat er een maximum
aantal gasten gelijktijdig in de woonruimte mag verblijven. In plaats van voorschriften
aan een vergunning kunnen gemeenten met de voorgestelde wijziging ervoor kiezen om
dit soort situaties te regelen door een vrijstelling of ontheffing van het verbod
op het voorgestelde artikel 23c in de huisvestingsverordening op te nemen. Zo kan
bijvoorbeeld een vrijstelling van de vergunningplicht gelden voor de periodes in het
jaar waarin de gemeente dat wenselijk acht. Dit komt de administratieve lasten ten
goede omdat hiermee het aantal vergunning kan worden verminderd.
2. Overgangsrecht.
Het is belangrijk om te waarborgen dat gemeenten voldoende tijd krijgen om van het
huidige instrumentarium om toeristische verhuur te reguleren over te stappen naar
het nieuwe instrumentarium dat met het wetsvoorstel wordt geïntroduceerd. Daarom wordt
zekerheidshalve voorgesteld om reeds bestaande regels uit huisvestingsverordening
die zien op de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur één jaar
na inwerkingtreding van het wetsvoorstel te laten vervallen. Hiermee wordt afgeweken
van artikel 122 van de Gemeentewet op grond waarvan de verordeningen van rechtswege
zouden vervallen. Met het vaststellen van een maximale termijn, krijgen gemeenten
de mogelijkheid om hun huisvestingsverordeningen aan te passen aan het nieuwe instrumentarium.
Zij krijgen daar een jaar de tijd voor. Gemeenten hebben aangegeven met deze termijn
voldoende tijd hebben om over te stappen op het nieuwe instrumentarium. Gemeenten
die eerder aan de slag willen met het nieuwe instrumentarium hebben daar de mogelijkheid
toe. Daarnaast wordt voorgesteld dat gemeenten kunnen bepalen dat reeds verleende
vergunningen voor toeristische verhuur worden gelijkgesteld met vergunningen die zijn
verleend met toepassing van het nieuwe artikel 23c van de Huisvestingswet 2014. Deze
overgangsrechtelijke bepaling gelden alleen indien een gemeente vóór het tijdstip
van inwerkingtreding van het wetsvoorstel al regels in de huisvestingsverordening
had gesteld die zien op de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur
van woonruimte.
3. Herstel omissies
Met deze nota van wijziging worden enkele redactionele omissies in het wetsvoorstel
hersteld.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.