Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over de steeds verdere achteruitgang van de grutto
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de steeds verdere achteruitgang van de grutto (ingezonden 11 mei 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 juni
2020).
Vraag 1
Kent u het artikel «De grutto is de nieuwe dodo»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorg dat de grutto in Nederland met uitsterven bedreigd wordt? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, acht u dat acceptabel?
Antwoord 2
Ik deel de zorg dat het slecht gaat met de grutto, ondanks de vele initiatieven van
zowel overheden als natuurbeherende organisaties, agrariërs, burgers en onderzoekers
om uitsterven van de grutto te voorkomen. Ik heb de Kamer in 2018 geïnformeerd (Kamerstuk
33 576, nr. 135) over de gezamenlijke aanpak ter behoud van de weidevogels, waaronder de grutto.
Vraag 3
Erkent u dat het huidige weidevogelbeheer, waaraan de afgelopen jaren miljoenen euro’s
subsidie zijn uitgegeven, niet werkt?
Antwoord 3
Ik deel deze stellingname niet. De oorzaken voor de zorgwekkende neerwaartse spiraal
van de weidevogelpopulatie zijn complex, gebiedsafhankelijk en vragen om een langtermijnaanpak.
Daarin werken we intensief samen met de provincies, gemeenten, waterschappen en terreinbeherende
organisaties aan de instandhouding en het herstel van de weidevogelpopulaties. De
gruttomonitor (2012–2019) voor Zuidwest-Friesland laat zien dat dankzij alle inspanningen
de afname van de weidevogels wel vertraagd is, maar dat dit nog niet heeft geleid
tot het beoogde resultaat in termen van stabilisatie en herstel. De WUR voert op dit
moment een evaluatie uit naar het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) dat
onderdeel uitmaakt van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en een belangrijk instrument
is voor het weidevogelbeheer. Ik verwacht de uitkomsten van deze evaluatie eind dit
jaar aan de Kamer te kunnen toesturen.
Vraag 4
Onderschrijft u de conclusie van de auteurs van de Grutto Monitor 2012–2019 dat een
«fijnmazig mozaïekbeheer» niet werkt voor het behouden van een vitale weidevogelpopulatie?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, legt u zich bij deze conclusie neer?2
Antwoord 4
Effectief weidevogelbeheer is complex en vereist een scala aan maatregelen. De resultaten
zijn in sterke mate gebiedsafhankelijk. Wat in het ene gebied werkt, blijkt in een
ander gebied nauwelijks resultaat op te leveren. De conclusie dat een «fijnmazig mozaiekbeheer»
niet werkt is een duidelijke uitkomst van de grutto-monitor voor Zuidwest-Friesland.
Het is van belang dat deze kennis over wat werkt en niet werkt via de agrarische collectieven
beschikbaar komt voor de boer die via de agrarische collectieven deelneemt aan het
agrarisch natuurbeheer.
Vraag 5
Onderschrijft u de conclusie dat intensief agrarisch beheer van het leefgebied van
de grutto de belangrijkste oorzaak is van de achteruitgang van de gruttopopulatie?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid tot maatregelen met afrekenbare doelstellingen
die de achteruitgang van de grutto stoppen?
Antwoord 5
De intensieve landbouw is één van de oorzaken van de achteruitgang van de gruttopopulatie.
Andere oorzaken zijn de afname van het leefgebied van de grutto door de ruimtedruk
als gevolg van de toename van wegen, woningen en bedrijventerreinen en de droogte.
Daardoor neemt ook de predatordruk toe.
De transitie naar een natuurinclusieve landbouw en ruimtelijke bescherming van leefgebieden
is een belangrijke voorwaarde om de grutto in Nederland te behouden.
Vraag 6
Erkent u dat grutto’s moeite hebben met overleven omdat er in Nederland sprake is
van ernstige achteruitgang van insectenpopulaties, vooral als gevolg van het gebruik
van landbouwgif, de stikstofuitstoot, de monoculturen en het maaibeleid?
Antwoord 6
Insecten vormen een belangrijke voedingsbron voor de gruttokuikens. Daarmee vormt
achteruitgang van het aantal insecten ook een gevaar voor het duurzaam voortbestaan
van grutto’s en overige insectenetende vogels. Onderzoek van Kleijn et al. (2017),
op verzoek van mijn ministerie, toonde aan dat ook in Nederland in de laatste decennia
sprake is geweest van een afname van de aantallen insecten, op basis van gegevens
van met name vlinders en libellen in natuurgebieden. Over het voorkomen van insecten
in de agrarische gebieden zijn vrijwel geen gegevens beschikbaar. Zoals ook verzocht
door uw Kamer (Kamerstuk 26 407, nr.125) laat ik daarom een verkenning uitvoeren naar een meerjarig onderzoeksprogramma om
meer inzicht te krijgen in de landelijke trends van insecten, waaronder ook in het
agrarisch gebied. Door dit nauw aan te laten sluiten bij meer gebiedsgerichte pilots
van bijvoorbeeld het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, zullen we meer kunnen zeggen
over de insectenafname in Nederland en de benodigde maatregelen om deze ten bate van
insecten en grutto’s te kunnen keren in insectenherstel. Over de uitkomsten van deze
verkenning zal ik u rond de zomer nader informeren.
Vraag 7
Erkent u dat het kabinet eindverantwoordelijk is voor de goede staat van instandhouding
van de grutto? Zo ja, heeft u een duidelijk overzicht van deze staat van instandhouding?
Antwoord 7
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het natuurbeleid is gedecentraliseerd
naar de provincies en daarmee een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk en provincies.
Het Rijk draagt systeemverantwoordelijkheid en legt daarover verantwoording af aan
de Europese Unie. Met de zes-jaarlijkse EU Vogelrichtlijnrapportage geeft het Rijk
inzicht in de status van grutto’s in Nederland door middel van korte- en langetermijntrends
in populatieaantallen en korte- en langetermijntrends in de verspreiding van de grutto.
Vraag 8
Hoe controleert en handhaaft u dat provincies hun resultaatverplichting nakomen en
optreden wanneer de Wet natuurbescherming wordt overtreden?
Antwoord 8
De provinciale taken op het gebied van natuur, die in de Wet natuurbescherming zijn
vastgelegd en straks terugkeren in de Omgevingswet, behoren tot de wettelijke medebewindstaken.
Het ANLb is een belangrijk instrument voor het realiseren van de internationale natuurdoelen.
De beleidsmonitor die de provincies voor het ANLb hebben ontwikkeld levert de input
voor de effectiviteit van het gevoerde beleid.
Als geconstateerd wordt dat een provincie een taak niet naar behoren uitvoert, volgt
volgens de interventieladder voor interbestuurlijk toezicht eerst overleg. Daarna
worden afspraken gemaakt over te nemen acties en termijnen. In de praktijk worden
problemen daarmee opgelost. Voor het geval dat dit toch onvoldoende zou zijn, biedt
de wet het Rijk enkele mogelijkheden om maatregelen te treffen. Het Rijk kan gebruikmaken
van het generieke instrumentarium voor interbestuurlijk toezicht uit de Provinciewet
(indeplaatsstelling, schorsing of vernietiging). Ook kan, op grond van de Wet Naleving
Europese regelgeving, publieke entiteiten een aanwijzing gegeven worden om de provincie
te dwingen alsnog te voldoen aan een wettelijke verplichting die berust op Europees
recht In dit verband de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn.
Vraag 9
Heeft u een verklaring voor het feit dat subsidies voor agrarisch natuurbeheer al
decennialang niet bewerkstelligen wat het beoogde doel ervan is? Zo nee, bent u bereid
die subsidieverlening grondig te evalueren en te herzien? Zo ja, op welke termijn
en wijze wilt u hierin verandering brengen?
Antwoord 9
Subsidies voor agrarisch natuurbeheer bereiken een relatief klein deel (circa 6%)
van het agrarisch areaal in Nederland. Sinds 2016 is het stelsel grondig herzien en
werken Rijk, provincies, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, BIJ12, BoerenNatuur
en de agrarische collectieven intensief samen om de daling van het aantal boerenlandvogels
om te zetten in een stabilisatie van de populatie. Het areaal beheerd gebied door
de agrarische collectieven is in drie jaar tijd toegenomen van 64.293ha in 2016 naar
77.351 ha in 2018. Het in stand houden van de soort blijkt, zeker de laatste jaren
onder de gebiedsgerichte aanpak ANLb, zijn vruchten af te werpen. Dit is echter te
weinig om de teruggang van de aantallen boerenlandvogels over het gehele agrarische
areaal te stoppen.
Daarnaast doen agrarische collectieven in pilots kennis en ervaring op om de werking
van het nieuwe GLB nog meer af te stemmen op gebiedsgerichte opgaven. Instandhouding
van boerenlandvogels is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Zoals aangegeven in
het antwoord op vraag 3, voert de WUR in opdracht van het Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit en de provincies een evaluatie uit naar de effectiviteit
van het stelsel voor ANLb.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat er subsidies worden verstrekt aan boeren voor activiteiten waartoe
ze wettelijk al verplicht zijn, terwijl de teruggang van Vogelrichtlijnsoorten, zoals
de grutto, daarmee niet gestopt wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de
subsidieverlening afhankelijk te maken van afrekenbare en bovenwettelijke doelstellingen
en op welke manier gaat u dat handhaven?3
Antwoord 10
De lidstaat Nederland heeft een wettelijke verplichting om te zorgen voor een gunstige
staat van instandhouding van de broedvogels uit de Vogelrichtlijn. Het Agrarisch natuur-
en landschapsbeheer binnen het GLB is één van de maatregelen om invulling te geven
aan deze verplichting. Hiermee worden boeren gestimuleerd hun beheer te richten op
het realiseren van bepaalde natuurdoelen, zoals het creëren van goede leef-, foerageer-
en voortplantingsgebieden voor o.a. de grutto. Boeren kunnen op vrijwillige basis
deelnemen aan het ANLb. Zij ontvangen hiervoor een vergoeding die overeenkomt met
de gederfde inkomsten en de daadwerkelijk gemaakte kosten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.