Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over CBR en medische keuringen rijgeschiktheid
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 829 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 juni 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 17 februari
2020 over het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en de medische keuringen
rijgeschiktheid: Maandrapportage CBR januari 2020 (Kamerstuk 29 398, nr. 809), over de brief van 24 januari 2020 over schema toezicht op de artsen en de keuringen
van mensen met autisme en antwoord op vragen over medische keuringen (Kamerstuk 29 398, nr. 793), over de brief van 24 januari 2020 over medische rijgeschiktheid: reactie Gezondheidsraad
op vragen over lijst van aandoeningen in huidige regeling eisen geschiktheid 2000
(Kamerstuk 29 398, nr. 790), over de brief van 15 maart 2020 over maatregelen CBR n.a.v. Covid-19 (Kamerstukken
29 398 en 25 295, nr. 813), over de brief van 19 maart 2020 over reactie op de motie van het lid Postma c.s.
over een passende oplossing voor de groep 75-plussers die in het buitenland wil rijden
(Kamerstuk 29 398, nr. 816), over de brief van 19 maart 2020 over maandrapportage CBR februari 2020 over de
divisies Rijgeschiktheid Medisch en Klantenservice (Kamerstuk 29 398, nr. 814), over de brief van 17 april 2020 over verlopen rijbewijzen als gevolg van de maatregelen
in relatie tot Covid-19 (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 819) en over de brief van 21 april 2020 over maandrapportage CBR maart 2020 (Kamerstuk
29 398, nr. 820).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 mei 2020 aan de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 15 juni 2020 zijn de vragen, mede namens de Minister
voor Medische Zorg, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Ministers
Medische vereisten Regeling eisengeschiktheid 2000 (REG2000)
De VVD-fractie vraagt of er een vaste termijn is waarbinnen de Gezondheidsraad advies
geeft. Zo ja, op welke termijn is dit?
Er is geen sprake van een (wettelijk) vastgelegde termijn waarbinnen de Gezondheidsraad
advies geeft.
De CDA-fractie vraagt waarom het GR antwoord zo lang op zich heeft laten wachten.
Deze leden zouden graag een overzicht willen ontvangen van de onderdelen waar de REG2000
strenger is dan de Europese richtlijn. Is de Minister bereid dit te verstrekken aan
de Kamer?
De Gezondheidsraad heeft mijn verzoek om de lijst met aandoeningen van de REG2000
tegen het licht te houden op 18 december 2019 beantwoord1. De Gezondheidsraad geeft in de brief aan dat de commissie rijgeschiktheid op korte
termijn geen verdere versoepelingen verwacht te kunnen adviseren en geen verdere differentiatie
kan aanbrengen. Eind 2019 is nagegaan hoe de Europese Richtlijn 2006/126/EG en de
REG2000 van elkaar verschillen en of de Nederlandse regelgeving meer of andere verplichtingen
kent dan Europees wordt voorgeschreven. Hierover is Uw Kamer op 10 december 2019 ingelicht2. Nederland stelt op enkele punten meer verplichtingen. Zo stelt Nederland eisen voor
slechthorendheid en doofheid bij groep 1 rijbewijzen. Europa stelt enkel eisen aan
gehoor voor groep 2 rijbewijzen (beroepschauffeurs). Daarnaast vraagt Nederland iedere
10 jaar een rapport van de oogarts in geval van diabetes mellitus. De analyse is gedeeld
met de Gezondheidsraad ten behoeve van de beantwoording van de vraag om de lijst met
aandoeningen tegen het licht te houden.
De CDA-fractie geeft aan te lezen in de brief dat de commissie haar adviezen waar
mogelijk baseert op de meest recente wetenschappelijke inzichten. Tegelijkertijd lezen
deze leden in de REG2000 in hoofdstuk 1, dat «bij het formuleren van medische geschiktheidseisen
zich internationaal het probleem voordoet dat er nog altijd betrekkelijk weinig epidemiologische
gegevens zijn over relatie, gezondheidstoestand en het veroorzaken van verkeersongevallen».
Deze leden willen graag weten voor welke aandoeningen nader wetenschappelijk onderzoek
naar de effecten van een ziektebeeld op verkeersveiligheid relevant zou zijn. Verder
zijn deze leden benieuwd of de reactie van de Gezondheidsraad nog zou kunnen veranderen
na een diepgaander onderzoek naar de mogelijkheid van een stelselherziening medische
rijgeschiktheid.
Met de Gezondheidsraad en het CBR samen wordt continu gekeken of de REG 2000 aangepast
dient te worden aan de nieuwste wetenschappelijke inzichten. Dit heeft er in de afgelopen
jaren toe geleid dat diverse versoepelingen zijn doorgevoerd. In het kader van het
onderzoek naar het huidige stelsel uitgevoerd door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek
Verkeersveiligheid (SWOV) en Andersson Elffers Felix (AEF) wordt o.a. ook gekeken
naar effect op de verkeersveiligheid. Het doel van de studie is te komen tot een set
van alternatieve scenario’s voor de beoordeling van de rijgeschiktheid in Nederland
met een indicatie van de voor- en nadelen van deze scenario’s ten opzichte van het
huidige Nederlandse stelsel ten aanzien van de kosten, de doorlooptijd, het effect
op de verkeersveiligheid en het draagvlak onder uitvoeringspartners en rijbewijsbezitters.
Naar verwachting zal de SWOV deze zomer met de eindrapportage van het onderzoek komen.
Met de eindrapportage van de SWOV kunnen dan keuzes gemaakt worden over noodzakelijke
aanpassingen aan het stelsel rondom rijgeschiktheid.
De CDA-fractie vraagt of de Minister bereid is te onderzoeken of de bloedglucosesensor
als geldig hulpmiddel kan worden opgenomen in de Wegenverkeerswet.
Beoordeling of een persoon met diabetes mellitus een motorrijtuig kan besturen geschiedt
op grond van de eisen vermeld in paragraaf 5.2 van de REG2000. Deze eisen zijn gebaseerd
op de derde Europese richtlijn betreffende het rijbewijs. Daarin wordt voorgeschreven
dat mensen met diabetes voor het rijden twee keer hun bloedwaarden dienen te controleren.
De belangrijkste risico’s voor de verkeersveiligheid bij diabetes mellitus zijn het
verlies van bewustzijn door te lage bloedglucose (hypoglykemie of hypo) en het optreden
van complicaties die kunnen interfereren met veilig besturen. De vraag is of «Real
Time Continue Glucose Monitoring» een voldoende veilige oplossing voor het niet voelen
aankomen van te lage bloedglucosewaarden (risico op hypoglykemie) bij personen met
diabetes mellitus. Om de Wegenverkeerswet op dit punt te kunnen aanpassen, dient de
Europese regelgeving veranderd te worden. Daarvoor is steun van de andere lidstaten
nodig. Met het CBR bespreek ik hoe we ons hiervoor Europees willen inzetten.
De D66-fractie vraagt hoe het staat met de lijst van gevallen uit de REG2000 die voor
een extra toets op rijvaardigheid in aanmerking komen. De Minister is al meerdere
malen gevraagd om deze lijst tegen het licht te houden.
De Gezondheidsraad heeft mijn verzoek om de lijst met aandoeningen van de REG2000
tegen het licht te houden op 18 december 2019 beantwoord3. De Gezondheidsraad geeft in de brief aan dat de commissie rijgeschiktheid op korte
termijn geen verdere versoepelingen verwacht te kunnen adviseren. Met het CBR en de
Gezondheidsraad wordt continu bekeken of versoepeling van de eisen rondom rijgeschiktheid
mogelijk zijn. De Gezondheidsraad kijkt momenteel naar een voorstel van het CBR over
de mogelijkheid van het niet langer verplicht stellen van een rijtest bij een bepaalde
groep bestuurders met ADHD.
De D66-fractie vraagt daarnaast of de Minister daarbij ook kijkt naar wat de ons omringende
landen doen op dit gebied. Deelt de Minister de mening dat afstemming en uniformering
van deze regeling binnen de EU wenselijk is? Zo ja, is de Minister daarom bereid om
dit punt te agenderen binnen de EU? Zo nee, op welke wijze denkt zij dan tot een meer
uniforme regeling binnen de EU te komen? Is de Minister bereid om bij de heroverweging
van de regeling ook te kijken naar mogelijkheden voor mensen met een diagnose van
een chronische aandoening, maar met een stabiel ziektebeeld om niet vaker dan één
keer te keuren? Deze leden vragen of een mogelijkheid kan worden gecreëerd om van
de aantekening af te komen bij genezing of bij het succesvol stoppen van een medische
behandeling.
De REG2000 is gebaseerd op Europese wetgeving. Nederland stelt slechts op enkele punten
meer verplichtingen dan andere landen. In het kader van het onderzoek naar het huidige
stelsel uitgevoerd door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid
(SWOV) en Andersson Elffers Felix (AEF) wordt o.a. ook gekeken naar de wijze waarop
in andere landen beoordeeld wordt op rijgeschiktheid. In de brief aan Uw Kamer van
25 mei jl. wordt aangegeven dat dit onderzoek laat zien dat de stelsels in andere
landen in grote lijnen gelijk zijn aan het onze. Naar verwachting zal de SWOV deze
zomer met de eindrapportage van het onderzoek komen. Daarin wordt een selectie van
alternatieve scenario’s voor het huidige stelsel rondom medische rijgeschiktheid gepresenteerd.
Daarnaast werkt het CBR aan een voorstel voor mogelijke verbeteringen die zij zien
in de uitvoering van de beoordeling van de medische rijgeschiktheid. Dit voorstel
zal in de zomer gereed zijn. Met het betreffende CBR-voorstel en de eindrapportage
van de SWOV kunnen dan keuzes gemaakt worden over noodzakelijke aanpassingen aan het
stelsel rondom rijgeschiktheid.
De D66-fractie geeft aan dat een verlenging voor één, drie of vijf jaar kan worden
gegeven (in plaats van de reguliere geldigheid van een rijbewijs van tien jaar). Is
de Minister bereid om deze termijnen te uniformeren tot vijf of tien jaar? Zo nee,
is de Minister bereid om te onderzoeken in hoeverre het terugbrengen van het aantal
categorieën van verlengingstermijnen bij kan dragen om de wachttijden bij het CBR
te verminderen? Zo nee, waarom niet?
De termijnen zijn vastgesteld op advies van de Gezondheidsraad. Voor sommige aandoeningen
gelden termijnen die Europees4 zijn vastgesteld, zoals iedere vijf jaar bij diabetes voor groep 1 rijbewijzen en
iedere 3 jaar voor groep 2 rijbewijzen (groot rijbewijs), en ieder jaar bij obstructief
slaapapneusyndroom voor groep 2 rijbewijzen. De termijnen houden rekening met de progressiviteit
van de aandoening. Een aandoening die volledig stabiel is, kan leiden tot onbeperkte
geschiktheid zodra eenmaal de geschiktheid is aangetoond. Een matig progressieve aandoening
leidt over het algemeen tot een geschiktheidstermijn van vijf jaar. Het is dan voor
de verkeersveiligheid van belang om iemand nog op bepaalde momenten te zien maar dit
hoeft niet heel frequent. Vaak geldt in deze gevallen voor groep 2 rijbewijzen een
termijn van drie jaar gezien het grotere risico dat deze groep vormt voor andere weggebruikers
en de duur van de verkeersdeelname. Een termijn van één jaar wordt gegeven bij een
potentieel snel verslechterende gezondheidstoestand zoals de ziekte van Alzheimer.
De grootste groepen bestuurders die termijnbeperkingen krijgen, krijgen een beperking
voor vijf of tien jaar. Termijnen van één, twee of drie komen minder frequent voor.
De SP-fractie geeft aan te lezen dat de Gezondheidsraad in de afgelopen jaren geadviseerd
heeft om de REG 2000 op verschillende aandoeningen of aandachtsgebieden te herzien,
en dat de raad op zeer korte termijn geen versoepelingen kan adviseren. De uitspraak
van de raad duidt daarmee echter op een generieke versoepeling voor een aandoening
of aandachtsgebied. Dat terwijl bijvoorbeeld deze leden voorbeelden ontvangen van
mensen met een aandoening waarover generiek wel gezegd kan worden dat handhaving van
de keuringsplicht logisch is, maar dat het gebrek aan uitzonderingsmogelijkheden het
probleem is. In hoeverre is het mogelijk om die uitzondering te bewerkstellen door
middel van een verklaring door de behandelend arts? Deze kan, medisch onderbouwd,
aangeven waarom het ziektebeeld stabiel is en de noodzaak voor periodieke herkeuring
zou moeten vervallen. Een samenspel met een keuringsarts zou er dan toe kunnen leiden
dat generieke versoepelingen niet nodig zijn, omdat er logische uitzonderingen gemaakt
kunnen worden. Deze leden horen graag wat de Minister hiervan vindt, en of zij bereid
is de Gezondheidsraad op dit specifieke punt om advies te vragen.
De beoordeling van de rijgeschiktheid door het CBR is reeds maatwerk voor zover de
REG2000 dit toestaat. Op basis van de gezondheidsverklaring en de medische informatie
die de arts aanlevert, kan het CBR een bestuurder rijgeschikt verklaren en aangeven
dat verdere herkeuring in de toekomst niet nodig is, mits dit past binnen de regelgeving
uiteraard en mits de gezondheidssituatie van de bestuurder niet wijzigt. De REG2000
schrijft voor aan welke eisen een bestuurder dient te voldoen om rijgeschikt te zijn.
In de Wegenverkeerswet ligt vastgelegd dat alleen het CBR bevoegd is te beoordelen
of iemand rijgeschikt is. Hiertoe vraagt het CBR de bestuurder om een gezondheidsverklaring
en indien nodig om medische informatie van een arts. Dit mag in principe iedere arts
zijn, dus ook de behandelend arts. Soms is nog een aanvullende keuring nodig door
een onafhankelijk arts. Het huidige systeem faciliteert dus tot op zekere hoogte de
mogelijkheid van maatwerk. Momenteel wordt door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek
Verkeersveiligheid (SWOV) en Andersson Elffers Felix (AEF) onderzoek gedaan naar het
huidige stelsel dat we in Nederland hanteren. Daarnaast werkt het CBR aan een voorstel
voor mogelijke verbeteringen die zij zien in de uitvoering van de beoordeling van
de medische rijgeschiktheid. Op basis van beide rapporten kunnen keuzes gemaakt worden
over noodzakelijke aanpassingen aan het stelsel rondom rijgeschiktheid.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief van de Minister dat de Gezondheidsraad
aangeeft dat «mensen met een psychische aandoening» een groter risico op ongevallen
in het verkeer lopen, en dat daarom mensen met de aandoeningen ASS, ADHD, ADD en/of
depressie een medische keuring moeten ondergaan. Deze leden vinden de definitie «mensen
met een psychische aandoening» wel erg breed en vragen of er in de onderzoeken voldoende
gedifferentieerd is tussen de vele categorieën psychische aandoeningen die er zijn.
Deze leden vragen tevens of het lopen van extra risico door personen met een psychische
aandoening op een ongeval in het verkeer ook betekent dat aangetoond is dat deze personen
significant vaker veroorzaker zijn van een ongeval. Heeft het CBR in overleg met de
psychische hulpverleningssector ook gekeken naar andere varianten van een medische
keuring die wellicht voldoende zijn, zoals een telefonisch gesprek of een beoordeling
van een eerder aangelegd medisch dossier?
De definitie van mensen met een psychische aandoening in de brief aan Uw Kamer van
24 januari jl. had betrekking op de keuringen van mensen met autismespectrumstoornissen.
De REG2000 is in 2013 op dit punt op advies van de Gezondheidsraad versoepeld en aangepast;
de herkeuringseis – van elke drie jaar een nieuwe evaluatie – is komen te vervallen.
De Gezondheidsraad gaf in haar onderbouwing bij dit advies aan dat keuring nog steeds
van belang is, omdat mensen met een psychische aandoening (zoals ADHD of depressie)
een verhoogd risico op ongevallen in het verkeer hebben. ASS is ook een psychische
aandoening. Momenteel wordt door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid
(SWOV) en Andersson Elffers Felix (AEF) onderzoek gedaan naar het huidige stelsel
dat we in Nederland hanteren. Daarnaast werkt het CBR aan een voorstel voor mogelijke
verbeteringen die zij zien in de uitvoering van de beoordeling van de medische rijgeschiktheid.
Op basis van beide rapporten kunnen keuzes gemaakt worden over noodzakelijke aanpassingen
aan het stelsel rondom rijgeschiktheid.
De leden van D66 vragen of de Minister bereid is om met haar verantwoordelijke collega’s
te onderzoeken hoe het toezicht op het afgeven van gezondheidsverklaringen en het
verrichten van medische keuringen voor rijbewijzen kan worden verbeterd.
In mijn brief aan uw Kamer van 24 januari jl.5 heb ik geschetst hoe het kader waarbinnen de medische keuringen plaatsvinden eruit
ziet en hoe hierop toezicht wordt gehouden. In het kort komt dit erop neer dat naast
de waarborgen voor de kwaliteit en inhoud van de medische keuringen die bij het CBR
zijn belegd, de IGJ toezicht houdt op de kwaliteit van de zorg die door artsen wordt
geleverd en hun (medisch) handelen op basis van respectievelijk de Wet kwaliteit,
klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(BIG). Daarnaast bepaalt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de tarieven en de prestaties
die keuringsartsen en medisch specialisten mogen rekenen. Daarbij mogen artsen alleen
de tijd in rekening brengen die ze daadwerkelijk aan een keuring hebben besteed. De
NZa houdt toezicht op de tarieven en op de prestaties. Hiermee biedt het huidige stelstel
voldoende mogelijkheden om toezicht te houden op de medische keuringen en de wijze
waarop deze worden verricht.
De D66-leden vragen of het mogelijk is om zowel het verkrijgen van een gezondheidsverklaring
als het verrichten van medische keuringen voor het verkrijgen van een rijbewijs onder
te brengen bij zorgverzekeraars. Zo niet, dan vragen deze leden of de Minister bereid
is dit te onderzoeken.
De Minister van VWS geeft aan dat Nederlandse burgers recht hebben op een basispakket
aan verzekerde zorg. De omvang van het basispakket wordt onder andere bepaald op basis
van medisch noodzakelijke zorg, wat betekent dat er door een zorgverlener een noodzaak
tot behandelen moet worden vastgesteld. In het geval van een gezondheidsverklaring
voor het verkrijgen van een rijbewijs is daar geen sprake van. Aan de hand van deze
verklaring wordt namelijk bepaald of iemand gezond genoeg is om een rijbewijs te halen
of te verlengen, en niet of er sprake is van een zorgvraag. Daarmee is uitgesloten
dat een gezondheidsverklaring onderdeel kan worden van het basispakket aan verzekerde
zorg. De Minister van VWS is niet voornemens om dit verder te onderzoeken.
De leden van de CU vragen of de Minister bereid is in overleg met de sector een standaard
wettelijk tarief in te voeren voor een medische keuring rijgeschiktheid voor mensen
met ASS, ADD of ADHD?
Naar mijn oordeel is het niet nodig om een tarief vast te stellen, omdat voor rijbewijskeuringen
reeds tarieven bestaan, vastgesteld door de Nederlandse zorgautoriteit. Iedere rijbewijskeuring
voor deze aandoeningen kent daarbij een basistarief van maximaal € 107,65 inclusief
BTW. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid dat toeslagen op dit basistarief in rekening
worden gebracht, indien de keuring langer duurt dan de in het basistarief verdisconteerde
15 minuten (de toeslag voor directe tijd). Psychiaters en neurologen mogen daarnaast
maximaal twee toeslagen in rekening brengen voor indirecte tijd. Ook deze toeslagen
zijn gekoppeld aan maximumtarieven. Hiermee zijn de tarieven reeds gereguleerd.
Herstart werkzaamheden t.g.v. maatregelen COVID-19
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel mensen tegelijkertijd kunnen inloggen bij
het CBR om reserveringen te doen en wat de afweging is geweest om te stellen dat dat
wel voldoende zou zijn?
De leden van de PVV-fractie vragen of de vruchten van de IT-investeringen al geplukt
zijn of dat het, gelet op het feit dat het CBR zich noodgedwongen voelde het aantal
bezoekers op de eigen website te beperken, weggegooid geld blijkt te zijn.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het kan dat het CBR niet aan zag komen dat vanaf
het moment dat het weer kon, duizenden rijschoolhouders tegelijkertijd probeerden
in te loggen om hun examens aan te vragen? En als het CBR dit wel zag aankomen, wat
is dan in hemelsnaam de afweging geweest om het op deze knullige wijze aan te pakken?
Tijdens de opstartfase heeft het CBR rekening gehouden met de toegang via MijnCBR
voor reguliere kandidaten en via TOP voor de rijscholen. Op grond van de met de branche
afgestemde opstartscenario’s voor de inzet van examencapaciteit van de verschillende
examendivisies is op maandag 11 mei begonnen met het openzetten van het reserveringsysteem
voor theorie-examens. Gemiddeld was het voor 600–1.000 rijscholen mogelijk om tegelijkertijd
toegang tot TOP te hebben. Daarnaast was het mogelijk om tussen de 600–1.200 individuele
kandidaten tegelijkertijd toegang tot MijnCBR te geven. Het aantal kandidaten en rijscholen
dat tegelijkertijd toegang tot de systemen had is meer dan ruim voldoende voor een
reguliere situatie. In deze uitzonderlijke situatie dat alle examens uitgesteld of
geannuleerd waren en opnieuw gereserveerd moesten worden was de capaciteit niet toereikend
om iedereen tegelijkertijd toegang te geven. Dit heeft geleid tot wachttijden en tot
situaties waarin kandidaten en rijscholen op meerdere tijdstippen en op meerdere dagen
geprobeerd hebben toegang te krijgen. Uiteindelijk heeft iedereen examenplekken kunnen
reserveren en waren er na een week op een beperkt aantal locaties zelfs nog examenplaatsen
beschikbaar.
De IT-investeringen die het CBR heeft gedaan betreffen het systeem OPUS voor de divisie
Rijgeschiktheid. Het OPUS-systeem is in gebruik en werkt zoals verwacht. De problemen
die het CBR heeft ervaren met de overbelasting van de website bij het opstarten van
de dienstverlening staan los van de investeringen in het OPUS-systeem. Door het grote
aantal theorie- en praktijkexamens dat als gevolg van COVID-19 opnieuw moet worden
ingepland is sprake van een uitzonderlijk hoge belasting van de website en reserveringssystemen
van het CBR. De systemen van het CBR zijn hierop logischerwijs niet ingericht.
Het CBR geeft aan dat zij zich ervan bewust was dat grote aantallen rijscholen tegelijkertijd
zouden proberen in te loggen. Voorafgaand aan de herstart is ook uitvoerig overlegd
met de brancheorganisaties en zijn ter voorbereiding op de verwachte zeer hoge belasting
op de systemen na de herstart van de dienstverlening diverse mitigerende maatregelen
genomen. Uiteindelijk zijn in de eerste dagen na de herstart tussen de 9.000 en 25.000
reserveringen per dag verwerkt ten opzichte van normaal 4.000–6.000 reserveringen
per dag. In de weken direct na de herstart heeft continue monitoring en bijsturing
van de belasting van de systemen plaatsgevonden. Daarmee is de uitzonderlijk hoge
belasting van de systemen zo goed mogelijk gemanaged.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom het CBR heeft aangekondigd aanvullende capaciteit
in te zetten voor de theorie-examens, denk aan extra openstellingen in de avond en
op zaterdag, maar daar geen uitvoering aan geeft.
Voorafgaand aan de opstart van de dienstverlening is veelvuldig overleg geweest met
de brancheorganisaties. Door het in acht nemen van de 1,5 meter afstand zijn minder
plaatsen beschikbaar per examenzaal. Met de branche is afgesproken dat een verstandige
opstart een geleidelijke opstart is waarbij de capaciteit stapsgewijs wordt opgehoogd.
Om die reden is in de eerste week gestart met een capaciteit van 50% van de reguliere
capaciteit. Niet alle examenplekken in de eerste week werden gereserveerd. In week
twee is de capaciteit verhoogd naar 80% en bleven er aan het einde van de week nog
examenplaatsen over. In juni is de capaciteit terug op 100%. Gegeven het gereduceerde
aantal plaatsen per examenzaal betekent dit dat meer locaties op meer momenten geopend
zijn dan normaal. Ter illustratie: in juni zijn er 360 openingsdagen ingezet tegen
200 in een reguliere situatie.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom rijschoolhouders nog steeds problemen ondervinden
met het inloggen op de CBR-website, moeite hebben met examens vastleggen, de ene na
de andere foutmelding te zien krijgen en het gevoel hebben dat er bij het CBR sprake
is van willekeur en een voorkeursbeleid.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er niet is gewerkt met een systeem waarbij
de reeds ingeplande examens voorrang kregen, of een methode waarbij per rijschoolhouder
een beperkt aantal examens ingepland kon worden?
De leden van de CDA-fractie hebben vragen over examinering en theorie-examens, nu
deze hebben stilgelegen. Kan de Minister aangeven hoe het CBR dit weer gaat opstarten?
De autorijlessen zijn immers weer begonnen.
De leden van de CDA-fractie vragen ook hoe er om wordt gegaan met examens die al gepland
stonden en gecanceld zijn vanwege COVID-19. Kan de Minister aangeven of deze mensen
als eerste weer kunnen worden ingepland?
Bij de herstart van de dienstverlening heeft het CBR de beschikbare examencapaciteit
zo goed en zo eerlijk mogelijk verdeeld over alle rijschoolhouders. Daarover is voorafgaand
aan de openstelling veelvuldig overlegd met de brancheorganisaties. Daarbij is voor
de praktijkexamens voorrang gegeven aan alle examens die uitgesteld waren in de periode
16 maart tot en met 5 mei.
Deze kandidaten van wie het praktijkexamen was uitgesteld hebben de garantie binnen
tien weken nadat het weer mogelijk is een examen te reserveren het examen alsnog af
te kunnen leggen. Dit betreft circa 64.500 kandidaten. Daarnaast zijn maatregelen
genomen om de beschikbare capaciteit zo eerlijk mogelijk te verdelen over de locaties
en tussen kleine en grote rijscholen. Door het enorm hoge aantal examens dat opnieuw
moet worden ingepland, is het echter niet mogelijk om alle examens tegelijkertijd
opnieuw in te plannen en iedereen volledig tevreden te stellen. De beschikbare examencapaciteit
is geleidelijk (verspreid over meerdere momenten) ingezet om iedereen de kans te geven
examenplaatsen te reserveren.
De leden van de SP-fractie lezen, in antwoord op schriftelijke vragen van het lid
Lacin (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2611) – dank voor de spoedige beantwoording – dat het CBR opstartscenario’s heeft gemaakt.
Kan de Kamer inzicht krijgen in deze scenario’s, en zouden de vele problemen die nu
zijn ontstaan in het opstarten (deels) voorkomen kunnen zijn als voor andere opstartscenario’s
was gekozen?
Voor de hervatting van de dienstverlening heeft het CBR opstartscenario’s opgesteld.
Per divisie zijn daar de maatregelen in opgenomen die het CBR (in samenspraak met
de brancheorganisaties) heeft genomen om op gecoördineerde wijze de dienstverlening
weer op te starten, zodanig dat de beschikbare capaciteit zoveel als mogelijk eerlijk
verdeeld wordt over de verschillende rijscholen.
De opstartscenario’s van het CBR zijn bijgevoegd6.
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat het CBR zo’n 300.000 rijexamens heeft
moeten annuleren vanwege de beperkende maatregelen in relatie tot Covid-19. Wat betekent
dit voor de opgelopen vertragingen bij de rijexamens? Hoe gaat de Minister voorkomen
dat het CBR niet verder in de knel komt en de vertragingen voor het afrijden aanzienlijk
oplopen?
De leden van de D66-fractie constateren dat als gevolg van de uitbraak van Covid-19
de rijexamens bij het CBR tijdelijk zijn stopgezet. Inmiddels worden rijexamens weer
afgenomen. Deze leden vragen de Minister of de vertraging in het afnemen van rijexamens
tot een opgestapelde vertraging kan leiden zoals bij het verlengen van rijbewijzen.
Is door de tijdelijke stopzetting van de rijexamens een nieuw probleem bovenop de
bestaande problemen ontstaan?
Vóór de afkondiging van de maatregelen tegen de verdere verspreiding van COVID-19
lagen alle reserveringstermijnen voor een examen (theorie en praktijk) ruim binnen
de KPI’s die ik met het CBR heb afgesproken. Met ingang van 16 maart 2020 zijn alle
examens door het CBR uitgesteld ten gevolge van de maatregelen tegen de verdere verspreiding
van COVID-19. Per 11 mei is het CBR weer geleidelijk gestart met het afnemen van de
praktijkexamens, per 13 mei met de theorie-examens. Het CBR heeft mij laten weten
dat er veel animo is voor het inplannen van een examen en dat inmiddels ruim 320.000
theorie- en praktijkexamens zijn ingepland. Wel zullen mogelijk de KPI’s voor de reserveringstermijnen
dit jaar onder druk komen staan.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt opgetreden tegen bots die de website
van het CBR bezoeken en vervolgens examens inkopen en verhandelen.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat het reserveringssysteem van het CBR niet
voorbereid bleek te zijn op de inzet van bots die op grote schaal plekken hebben gereserveerd.
Valt terug te halen welke reserveringen op deze wijze zijn gedaan, en heeft dit nog
consequenties voor de rijscholen die deze praktijk hebben gebruikt? Is het systeem
inmiddels beveiligd tegen dergelijk misbruik? Ook hierbij vragen deze leden waarom
dit überhaupt mogelijk was. Hoe veilig is het systeem van het CBR als het op zo’n
eenvoudige manier te misbruiken is?
Op maandag 11 mei jl. konden kandidaten (MijnCBR) en rijscholen (TOP) weer voor het
eerst theorie-examens reserveren. Om overbelasting van de systemen te voorkomen heeft
het CBR vooraf een aantal parameters ingesteld die continu gemonitord worden. Daarnaast
wordt gelogd welke rijscholen zich aanmelden en op welke wijze. Op 11 mei rond 06.00
uur was er een dermate grote load op het toegangsportaal dat verdere verwerking voor
gebruikers niet mogelijk was. Op grond hiervan zijn de parameters voor systeemtoegang
(het aantal mensen dat tegelijk toegang heeft) neerwaarts bijgesteld. Hierna kon een
gecontroleerde toegang gerealiseerd worden.
Het CBR kon adequaat reageren, mede doordat er in de afgelopen jaren al maatregelen
waren genomen tegen het overbevragen van de systemen. In de CBR-reserveringssystemen
is een zogenaamde strafbank opgenomen, waarbij rijscholen die de bevragingslimieten
die afgesproken zijn met de branche overschrijden, de desbetreffende dag geen toegang
meer hebben tot de systemen. Zij krijgen de volgende dag weer toegang. Indien blijkt
dat dezelfde rijschool een aantal dagen achter elkaar op de strafbank komt, wordt
deze rijschool uitgenodigd voor een gesprek met het management van de divisie.
De PVV-fractie geeft aan dat door onduidelijkheid over examendata steeds meer leerlingen
ervoor kiezen om hun rijlessen uit te stellen of de opleiding tijdelijk stop te zetten,
waardoor de opleiders extra economische schade oplopen. Welke stappen neemt de Minister
om dit tegen te gaan?
Uit navraag bij één van de brancheorganisaties komt niet het beeld naar voren dat
rijlessen en opleidingen worden uitgesteld of stopgezet. Verder heeft het CBR aangegeven
dat inmiddels ruim 320.000 theorie- en praktijkexamens zijn ingepland zoals aangegeven
in antwoord op de vraag van de D66-fractie.
Voor wat betreft financiële schade voor de rijschoolbranche is van belang dat op 20 mei
2020 door de Ministers en Staatssecretarissen van Economische Zaken en Klimaat (EZK),
Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het verlengde noodpakket banen
en economie is gepresenteerd. Deze maatregelen volgen op het eerste pakket uit maart
jongstleden en bieden financiële ondersteuning aan de rijschoolbranche mits wordt
voldaan aan de voorwaarden van de regelingen.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat mensen met faalangst nu niet op dezelfde
manier af kunnen rijden als voorheen. Is er toch niet meer mogelijk om een examenkandidaat
met faalangst te begeleiden?
Het examen voor mensen met faalangst vindt op dit moment gewoon plaats. Dat betekent
dat er meer tijd wordt genomen voor het examen zodat eventueel tussentijds kan worden
gepauzeerd om de kandidaat op adem te laten komen/tot rust te laten komen mocht dat
nodig zijn. Verschil is wel dat het ontvangstgesprek op dit moment bij de auto plaatsvindt
in plaats van in de examenzaal. Het CBR beziet de mogelijkheden om voor deze categorie
examenkandidaten het ontvangstgesprek toch in de zaal te laten plaatsvinden.
De leden van de CDA-fractie wijzen er op dat RAI Amsterdam heeft gevraagd om het theorie-examen
voor motorrijders niet te verplichten als ze al een rijbewijs voor een auto hebben.
Wat vindt de Minister hiervan? Is de Minister het met deze leden eens dat het opfrissen
van de kennis over het theorie-examen juist erg goed is voor de verkeersveiligheid?
Zeker voor motorrijders, die kwetsbaarder in het verkeer zijn dan automobilisten.
Hierover ben ik in overleg met de SWOV. De uitkomst van dit overleg zal ik met u delen.
Coulance in relatie tot Covid-19
De leden van de PVV-fractie vragen waarom zij nog steeds berichten binnen krijgen
van mensen die met de handen in het haar zitten omdat zij hun rijbewijzen maar niet
krijgen verlengd en daardoor hun beroep niet meer kunnen uitoefenen.
Voor deze mensen is er een coulanceregeling. Tot 1 juni konden mensen die als gevolg
hiervan geconfronteerd werden met een verlopen rijbewijs een beroep doen op de coulance
die binnen Nederland gold. Op grond van de recent van kracht geworden Europese noodverordening
kunnen mensen van wie het rijbewijs verloopt tussen 1 februari 2020 en 1 september
2020 nog tot zeven maanden na de verloopdatum blijven doorrijden in alle aangesloten
lidstaten, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland en het VK. Hun rijbewijs blijft gedurende
die periode in Nederland formeel ook geldig als identiteitsmiddel.
De leden van de VVD vragen of de termijn van coulance lang genoeg is om te voorkomen
dat mensen in de knel komen en straks door vertragingen bij het CBR alsnog zonder
rijbewijs komen te zitten.
Omdat het nog wel even zal duren voordat keuringsartsen en medisch specialisten de
ontstane achterstand in het aantal keuringen hebben weggewerkt, zal deze termijn niet
lang genoeg zijn. Zoals ik reeds bij mijn brief aan u van 28 mei jl. (Kamerstukken
29 398 en 25 295, nr. 828) heb aangegeven is per 28 mei jl. de tijdelijke Europese Verordening (EU) 2020/698
van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 tot vaststelling van specifieke
en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met
de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen,
en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde
gebieden van de vervoerswetgeving (PbEU L 165), (PbEU L 165) van kracht. Op grond
van deze verordening blijven rijbewijzen die verlopen in de periode tussen 1 februari
en 1 september 2020 nog maximaal zeven maanden geldig. Dit biedt een Europese oplossing
voor dit probleem. Daarnaast voorziet de verordening in de mogelijkheid van een verlenging
met maximaal 6 maanden. Lidstaten kunnen een voorstel hiertoe voor 1 augustus a.s.
aan de Commissie voor goedkeuring voorleggen.
Een dergelijk voorstel wordt momenteel voorbereid.
De VVD-leden lezen dat er voorbereidingen zijn getroffen om de coulanceregeling te
verankeren in wet- en regelgeving. Acht de Minister dit echt noodzakelijk? Zo ja,
hoe snel kan deze wet- of regelgeving tot stand komen.
Met de komst van de eerder genoemde Europese verordening, die een rechtstreekse werking
heeft, is een dergelijke verankering niet nodig. Wel is er een AMvB in voorbereiding
waarin een verdere verlenging wordt verankerd. In de Europese verordening wordt hiertoe
een mogelijkheid geboden.
De CDA-fractie geeft aan dat duizenden mensen die in deze tijd met een verlopen rijbewijs
zitten, dat is niet binnen een week opgelost. Deze leden verzoeken de Minister daarom
om de corona-coulanceregeling te verlengen. Is zij hiertoe bereid?
De leden van de CU vragen of de Minister is om voor 1 juni de coulanceregeling te
verlengen totdat iedereen die op de wachtlijst staat geholpen is en deze een definitieve
verlenging of ander oordeel van het CBR heeft gekregen na een medische keuring?
Een verlenging van de coulance is niet nodig omdat, zoals ik in mijn brief aan u van
28 mei jl. inzake maatregelen COVID-19 heb aangegeven, per 28 mei jl. een tijdelijke
Europese noodverordening van kracht is met een rechtstreekse werking. Op grond van
deze verordening blijven rijbewijzen die verlopen in de periode tussen 1 februari
en 1 september 2020 nog maximaal zeven maanden geldig. Dit biedt een Europese oplossing
voor dit probleem.
De CDA-fractie vraagt of de Minister kan aangeven of de corona-coulanceregeling ook
geldt voor Nederlanders die momenteel in een ander EU-land dan Nederland verblijven?
De coulanceregeling die tot 1 juni jl. van toepassing was gold alleen voor het Nederlandse
grondgebied. De tijdelijke Europese verordening geldt ook voor Nederlanders die in
een ander EU-land verblijven.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat er een groep is die niet onder de corona-coulanceregeling
valt, zoals de groep die elk jaar of elke drie jaar het rijbewijs moet verlengen.
Deze groep zit met een verlopen rijbewijs en moet een tijd wachten, voordat zij gekeurd
kan worden. Is de Minister bereid om te kijken of het mogelijk is dat de medisch specialisten/adviseurs
van het CBR contact opnemen met de behandelend specialisten van de aanvragers, zodat
de gegevens van de patiënt gebruikt kunnen worden voor het besluit, bijvoorbeeld de
gegevens van een oogmeting die al periodiek gedaan wordt voor patiënten met diabetes?
Het CBR beschikt niet over gegevens of iemand onder behandeling is van een arts of
specialist en zo ja, welke arts of specialist dit is. Ik ben bereid het CBR te vragen
of en op welke wijze dit uitvoerbaar is. Overigens is de tijdelijke Europese verordening
ook van toepassing op de groep die elk jaar of elke drie jaar het rijbewijs moet verlengen.
Hiermee wordt de nodige ruimte gecreëerd voor het doorlopen van de medische keuringen.
De CDA-fractie vraagt wanneer de Minister verwacht dat de tijdelijke verordening in
werking kan treden. Gaat dit in alle landen tegelijk in? Betekent dit dat met een
verlopen Nederlands rijbewijs tot een half jaar na de verloopdatum ook in andere EU-lidstaten
gereden kan worden? Kan de Minister aangeven of landen die niet in de EU zitten, zoals
Noorwegen en Zwitserland, dit ook gaan toestaan?
De tijdelijke verordening is op 28 mei jl. in werking getreden. Hierover bent u op
28 mei jl. geïnformeerd. Vanaf deze datum heeft deze verordening rechtstreekse werking,
met uitzondering van de lidstaten die ervoor hebben gekozen om de betreffende bepalingen
niet toe te passen voor de rijbewijshouders van hun land (opt-out). Welke lidstaten
dit zijn is nog niet bekend. De verordening houdt in dat men tot zeven maanden na
de verloopdatum ook in andere EU-lidstaten kan rijden en in Liechtenstein, Noorwegen,
Zwitserland en het VK. Dit geldt ook voor de landen die gebruik maken van de opt-out
mogelijkheid. Het is niet bekend of niet-EU staten dit ook gaan toestaan.
Daarnaast is het rijbewijs gedurende deze periode in Nederland formeel ook geldig
als identiteitsdocument.
Verlopen rijbewijzen en werkvoorraad CBR
De PVV-fractie vraagt waarom er in de maandrapportage van januari 2020 sprake is van
een oplopend aantal verlopen rijbewijzen.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat actieve dossiers in de coronatijd
zo goed als weggewerkt zouden moeten zijn. De instroom van nieuw werk is namelijk
in de coronaperiode lager geweest, omdat mensen niet langs (keurings)artsen konden
en er dus minder instroom was. In het overzicht van maart jl. zien deze leden dan
ook een laag aantal staan bij actieve dossiers van de verlopen rijbewijzen. Dat vinden
deze leden goed nieuws. Deze leden vragen waar de verlopen rijbewijzen geteld zijn
die nu onder de corona-coulanceregeling vallen. Zitten die nog in het staatje van
«verlopen» rijbewijzen? Of zijn die opgeteld in het staatje werkvoorraad?
De leden van de SP-fractie lezen dat er een coulanceregeling is ingesteld voor mensen
die een rijbewijs hebben bij wie voor verlenging een medische keuring noodzakelijk
is. Echter hier worden de mensen van uitgezonderd die elk jaar of elke drie jaar een
keuring nodig hebben voor het verlengen van hun rijbewijs. Zij hoeven echter niet
minder afhankelijk te zijn van hun rijbewijs voor werk of privé. Wat is nu, gelet
op het feit dat in de CBR-maandrapportage van maart al opgemerkt werd dat het aantal
dossiers begon toe te nemen, twee maanden nadat het CBR zelf stil heeft gelegen en
keuringen niet hebben kunnen plaatsvinden, het aantal verlopen rijbewijzen in het
algemeen? En voor de eerder genoemde groep specifiek? Hoelang gaat het duren, voordat
deze groep wel weer over een geldig rijbewijs kan beschikken? Vindt de Minister het
reëel dat deze mensen al die tijd niet over een auto kunnen beschikken om hun werk
of andere zaken te kunnen doen?
Uit de maandrapportage over de maand januari blijkt dat in januari de dalende trend
die het CBR de maanden daarvoor liet zien op het gebied van verlopen rijbewijzen niet
was doorgezet. De reden hiervoor is dat het CBR in december en januari mede prioriteit
heeft gegeven aan het doorverwijzen naar een keuringsarts of specialist (dit zijn
tussenbesluiten). Dit om te voorkomen dat op een later tijdstip sprake zal zijn van
een groter aantal verlopen rijbewijzen. Hierover bent u op 17 februari jl. geïnformeerd
(Kamerstuk 29 398, nr. 809). In de maanden februari en maart was er vervolgens weer sprake van een dalende trend
in het aantal verlopen rijbewijzen.
Het aantal verlopen rijbewijzen lag eind april net onder de 10.000 stuks. Dit is circa
4.000 boven de prognose zoals door het CBR afgegeven in september 2019. Het overgrote
deel van de circa 10.000 verlopen rijbewijzen betreft passieve dossiers waar het CBR
wacht op het keuringsverslag of medisch rapport van de keuringsarts of medisch specialist.
Het aantal verlopen rijbewijzen actieve dossiers (het CBR is aan zet) bleef net als
in maart op een laag niveau en betrof eind april 616 stuks. Dat is ongeveer gelijk
aan het aantal keuringsverslagen en medische rapporten dat het CBR op een dag binnenkrijgt.
Vanaf medio april wordt een keuringsverslag of medisch rapport dat binnenkomt van
een verlopen rijbewijs (vrijwel) direct door het CBR in behandeling genomen en wordt
dezelfde dag nog een besluit genomen. Hoe het aantal verlopen rijbewijzen zich verder
zal ontwikkelen is sterk afhankelijk van de mate en de snelheid waarmee keuringsartsen
en medisch specialisten hun werkzaamheden gaan hervatten en de achterstanden inlopen.
Per 28 mei is de Europese verordening van kracht waarmee rijbewijzen die verlopen
tussen 1 februari 2020 en 1 september 2020 met zeven maanden worden verlengd. Dit
geldt voor alle rijbewijzen. Dat betekent dat ook houders van een rijbewijs met een
kortere geldigheidsduur dan vijf jaar eronder vallen, uiteraard onder de voorwaarde
dat hun rijbewijs in genoemde periode ongeldig wordt door het verstrijken van de geldigheidsduur.
Het CBR rapporteert in haar maandrapportages over het totaal aantal verlopen rijbewijzen
van burgers dat bij het CBR een gezondheidsverklaring heeft ingediend. Uitgangspunt
is de verloopdatum zoals deze staat geregistreerd op het rijbewijs. Uitzondering hierop
zijn rijbewijzen van burgers die vallen onder de 75-plusregeling. Hiervoor geldt de
nieuwe verloopdatum op basis van de 75-plusregeling. Iemand met een verlopen rijbewijs
die niet onder de 75-plusregeling valt, maar wel onder de Europese verordening en
eerder de coulanceregeling wordt meegeteld in het overzicht «verlopen rijbewijzen».
De leden van de VVD-fractie lezen dat vanwege Covid-19 de mogelijkheden om een rijbewijs
te laten verlengen aanzienlijk beperkt zijn door het stilvallen van keuringen door
artsen en specialisten. Wat betekent dit voor de al bestaande vertragingen bij het
CBR?
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat de huidige stand
van zaken is bij het CBR qua doorlooptijden voor het verkrijgen van een verlenging
van een rijbewijs. Hoe groot is de groep aanvragers die langer dan de wettelijke beslistermijn
moet wachten op de verlenging? Ligt de vorig jaar gestarte aanpak om de achterstanden
bij het verlengen van rijbewijzen aan te pakken op schema? Wordt het doel om in het
vierde kwartaal van dit jaar (2020) de achterstanden te hebben weggewerkt met deze
aanpak naar verwachting behaald? Zo nee, wat gaat de Minister doen om het CBR te helpen
om de achterstanden weg te werken, eventueel ook met financiële hulp?
De 50Plus-fractie vraagt of er een risico is dat de oorspronkelijke planning van het
CBR van het wegwerken van achterstanden (2021) in gevaar komt.
Door het CBR wordt prioritair gestuurd op verlopen rijbewijzen in plaats van op volgorde
van binnenkomst van de ingediende gezondheidsverklaringen door de burger. Een groot
aantal van de gezondheidsverklaringen wordt zes maanden of eerder bij het CBR ingediend.
De gemiddelde reactietermijn is van negen weken in september 2019 gedaald naar zes
weken in april 2020. Gekozen is voor het enigszins temporiseren van de daling van
de reactietermijnen en prioriteit te geven aan het wegwerken van de verlopen rijbewijzen.
De reactietermijnen van de doelgroepen waar prioritair aan wordt gewerkt (tussentijdse
melders en examenkandidaten) dalen harder. De maximale reactietermijn voor deze groepen
is gedaald van dertien weken in maart naar zeven weken eind mei.
Het CBR heeft aangegeven dat ten opzichte van de afgegeven prognose in september 2019
er naar verwachting sprake zal zijn van drie maanden vertraging voor het terugbrengen
van de werkvoorraad op een regulier niveau (30.000 dossiers). Voor de werkvoorraad
betekent dit het eerste kwartaal van 2021. Voor wat betreft het aantal verlopen rijbewijzen
is dat moeilijker in te schatten. Er zijn circa 10.000 verlopen rijbewijzen, mede
als gevolg van het stilvallen van de medische keuringen als gevolg van het verbod
op de contactberoepen. Voor het wegwerken van deze verlopen rijbewijzen is het CBR
sterk afhankelijk van de mate en de snelheid waarmee keuringsartsen en medisch specialisten
hun werkzaamheden gaan hervatten en de achterstanden gaan inlopen. Mensen die hierdoor
getroffen zijn en van wie het rijbewijs in de periode tussen 1 februari 2020 en 1 september
2020 verloopt, vallen onder de Europese verordening en kunnen blijven rijden. Het
rijbewijs wordt dan met zeven maanden verlengd.
De CDA-fractie merkt op dat op 1 juni 2020 de corona-coulanceregeling afloopt. 10.000
mensen zitten dan met een verlopen rijbewijs. Deze leden lezen dat het CBR nagenoeg
alle aanvragen van verlopen rijbewijzen heeft kunnen wegwerken die in de laatste beoordelingsfase
zaten, wat goed nieuws is. Maar doordat de keuringsartsen en medisch specialisten
niet hebben kunnen keuren, is een wachtrij ontstaan van duizenden mensen. Deze leden
vernemen ook dat deze keuringen niet hoog op de urgentielijst van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) staan en dat het dus een aantal maanden kan duren, voordat deze groep gekeurd
kan worden. Kan de Minister aangeven of zij dit beeld herkent?
Door het verbod op de contactberoepen hebben keuringsartsen, bedrijfsartsen en medisch
specialisten tot 11 mei jl. niet of veel minder gekeurd. Sommige mensen kwamen als
gevolg daarvan in de knel en konden hun rijbewijs niet tijdig verlengen. Om deze redenen
is de tijdelijke coulance tot en met 1 juni ingesteld. Inmiddels is ook een Europese
verordening van kracht die het toestaat dat mensen van wie het rijbewijs verloopt
of verlopen is tussen 1 februari 2020 en 1 september 2020 tot maximaal zeven maanden
van verloopdatum door mogen rijden met een verlopen rijbewijs, zodat zij tijd hebben
om gekeurd te worden door een arts. Zij mogen daarmee ook rijden in andere EU lidstaten.
Het CBR geeft aan dat zij ultimo april 65% van de reguliere instroom van keuringsrapporten
en medische rapportages van artsen heeft ontvangen. Wanneer de inzet van keuringsartsen
en medisch specialisten weer geheel genormaliseerd zal zijn is afhankelijk van de
mate waarin de artsen mensen keuren. Hierop heeft het CBR geen invloed. Dit is aan
de beroepsgroep zelf. Daarom is het voornemen om gebruik te maken van de mogelijkheid
die de verordening biedt voor een verlenging na 1 september.
De leden van de VVD-fractie lezen in de maandrapportage van maart 2020 van het CBR
dat het aantal aanvragen gedaald is, maar dat de verwachting bestaat dat deze zullen
oplopen in april en mei door de beperkende maatregelen door Covid-19 en de beperkte
mogelijkheden om te keuren. Hoeveel gaat de achterstand oplopen? Zijn er momenteel
nog beperkingen waardoor medische keuringen vertraagd blijven? Wanneer is dit ingehaald?
De CDA-fractie wil weten hoe het CBR hier rekening mee heeft gehouden in de personeelsplanning.
Zodra de keuringen bij de externe (keurings-)artsen weer gestart kunnen worden, komen
zij als een grote golf weer bij het CBR terecht. Bovendien begrepen deze leden dat
een grote groep is uitgesloten van deze corona-coulanceregeling, namelijk de mensen
die vanwege hun gezondheid een rijbewijs hebben met een geldigheidsduur korter dan
vijf jaar. Deze leden vinden het absolute noodzaak dat de keuringen zo snel mogelijk
weer worden herstart op een manier die coronaproof is.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de coronacrisis extra vertraging in
medische keuringen en verlengingen heeft veroorzaakt, omdat medische keuringen onveilig
waren. Ook zijn rijexamens uitgesteld. Deze leden vragen of deze tijdelijke verlichting
in werkdruk benut is om de grote achterstanden in de verwerking van eerder afgenomen
medische keuringen weg te werken. Heeft de Minister daar inzicht in?
De leden van de 50PLUS-fractie zien dat ten gevolge van de maatregelen inzake Covid-19
de medische keuringen veelal stil zijn komen te liggen, omdat deze keuringen niet
onder medisch noodzakelijke behandelingen vallen. De verwachting is dat dit nu weer
op gang zal komen. Hoe snel dat zal gaan is niet met zekerheid te zeggen. Wordt er
rekening gehouden met een mogelijk stuwmeer
Per 16 maart zijn de medische keuringen grotendeels stil komen te vallen als gevolg
van het verbod op de contactberoepen als één van de maatregelen tegen de verdere verspreiding
van COVID-19. Gedurende de maand april zag het CBR het aantal ontvangen keuringsverslagen
en medische rapporten geleidelijk aan weer oplopen van circa 35% van het reguliere
aantal op het dieptepunt in maart tot 65% van het reguliere niveau ultimo april. Vanaf
16 maart zijn er naar schatting circa 45.000 minder keuringsverslagen en medische
rapporten dan regulier door het CBR ontvangen.
Met het intrekken van het verbod op contactberoepen per 11 mei is de verwachting dat
het aantal medische keuringen verder op zal lopen. Hoe snel de achterstand aan medische
keuringen bij keurend artsen en medisch specialisten is ingelopen ligt buiten de invloedsfeer
van het CBR. In de periode dat de medische keuringen zijn stilgevallen heeft het CBR
doorgewerkt en dossiers behandeld die normaal gesproken pas op een later moment in
behandeling zouden komen. De werkvoorraad is daardoor in de maanden maart, april en
mei sterker afgenomen dan geprognotiseerd. Daarmee is ook medische capaciteit gecreëerd
om het te verwachten grotere aantal keuringsverslagen en medische rapporten dat in
de komende periode wordt ingediend tijdig in behandeling te nemen.
Het aantal fte beschikbare medische capaciteit ligt ultimo mei met 83 fte in lijn
met de door het CBR afgegeven prognose. Daarnaast zijn er in totaal 19 fte in opleiding
tot medisch adviseur en medewerker gezondheidsverklaring. Medio maart zijn door het
CBR beide opleidingsklassen stopgezet vanwege naleving van de richtlijnen van het
RIVM. Beide opleidingen zijn inmiddels weer opgestart en de fte in opleiding komen
in juni beschikbaar voor productie.
De CDA-fractie vraagt hoe de Minister de keuringsartsen en de medisch specialisten
helpt om coronaproof te werken, zodat er weer gestart kan worden met keuren. Daarnaast
vraagt deze fractie hoe het CBR hiermee rekening houdt in de personeelsplanning.
Het CBR heeft vanaf het begin van de COVID-19 uitbraak contact gezocht en gehouden
met keurend artsen en keurend medisch specialisten. Bij de keurend artsen is een aantal
keer navraag gedaan óf er nog gekeurd wordt en zo ja, voor welke doelgroepen en op
welke wijze. Hoewel het aantal keuringen drastisch terugliep zijn bijvoorbeeld de
keuringen voor het groep 2 rijbewijs (groot rijbewijs) in beperkte mate voortgezet,
in elk geval tot het moment dat het uitoefenen van contactberoepen niet meer was toegestaan.
Voor de keurend medisch specialisten die aangaven niet meer te willen keuren zijn
de verwijzingen naar deze specialisten tijdelijk stopgezet. Sinds 11 mei 2020 mogen
artsen weer keuringen verrichten met inachtneming van de RIVM-richtlijnen. Ook beeldbellen
is toegevoegd aan de mogelijkheden voor keuringen. Daarnaast ondersteunt het CBR artsen
en artsenorganisaties die hierover vragen hebben met gerichte nieuwsbrieven en informatie
op de website. De beroepsgroep artsen weet als geen andere groep hoe zij met het oog
op de gezondheid van henzelf en van de patiënt moeten werken.
De CDA-fractie vraagt waarom er niet slimmer gewerkt kan worden en gegevens beter
kunnen worden uitgewisseld tussen de verschillende artsen/verpleegkundigen en de artsen
van het CBR. Diabetespatiënten ondergaan bijvoorbeeld vaak al veel periodieke controles
bij hun arts of medisch specialist, zoals een uitgebreide oogmeting of een keuring
om te kijken hoe het ziektebeeld is. Gek genoeg zijn de resultaten uit deze oogmeting
en de andere gegevens niet geldig voor de keuring van het CBR en moet opnieuw gekeurd
worden door een keuringsarts. De keuring van het CBR voelt voor deze groep patiënten
als dubbelop.
In de huidige regelgeving7 is het reeds toegestaan om een rapport van een niet in het kader van een rijbewijs
verrichte keuring te gebruiken mits het dezelfde gegevens bevat en niet langer dan
twee weken voor de aanvraag is afgegeven. Door deze beperkte termijn zal een nieuwe
keuring toch vaak noodzakelijk zijn. In het geval van een oogmeting bij diabetes is
het daarnaast bijvoorbeeld vaak het geval dat er geen meting van het gezichtsveld
is gedaan, terwijl daarover wel eisen worden gesteld. Maar als een rapportage uit
een andere bron alle benodigde informatie bevat voor de beoordeling, dan wordt dit
door het CBR geaccepteerd.
Het indienen van een ander recent rapport kan overigens alleen als vervanging van
het keuringsverslag. Medische rapportages van specialisten kunnen niet vervangen worden
door een ander recent rapport.
De CDA-fractie vraagt of er bereidheid is te kijken, door middel van een coronapilot,
hoe de informatie van de periodieke controles gebruikt kan worden door de artsen van
het CBR, zodat deze patiëntengroep niet voor de oogmeting of voor de overige informatie
van het ziektebeeld naar de keuringsarts van het CBR hoeft.
Het idee voor een dergelijke pilot vind ik het overwegen waard. Ik neem dit mee in
het vervolg op het SWOV-onderzoek naar het huidige stelsel dit najaar. Zoals ik hiervoor
aangaf, is het in de huidige regelgeving reeds toegestaan om een ander, recent medisch
rapport bij het CBR in te dienen.
De D66-leden geven aan signalen te hebben ontvangen dat door de uitbraak van Covid-19
mensen niet in staat zijn geweest om een gezondheidsverklaring te krijgen. Ook konden
mensen hierdoor niet naar een medisch specialist voor een medische keuring. De beoordeling
van hun dossier door het CBR wordt hierdoor vertraagd. Deze leden vragen de Minister
hoe zij de problemen voor deze groep getroffen mensen gaat oplossen. Velen van hen
zijn in hun dagelijkse leven, bijvoorbeeld voor het werk of voor het verrichten van
mantelzorg, afhankelijk van een rijbewijs.
Door het verbod op de contactberoepen hebben keuringsartsen, bedrijfsartsen en medisch
specialisten tot 18 mei jl. niet of veel minder gekeurd. Sommige mensen kwamen als
gevolg daarvan in de knel en konden hun rijbewijs niet tijdig verlengen. Om deze redenen
is de tijdelijke coulance tot en met 1 juni ingesteld. Inmiddels is ook een Europese
verordening van kracht die het toestaat dat mensen van wie het rijbewijs verloopt
of verlopen is tussen 1 februari 2020 en 1 september 2020 tot maximaal zeven maanden
van verloopdatum door mogen rijden met een verlopen rijbewijs, zodat zij tijd hebben
om gekeurd te worden door een arts.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen veel over de mogelijkheden om het medisch
keuringsadvies of de juridische gevolgen daarvan aan te vechten. Een groot gedeelte
van de problemen zijn bureaucratisch van aard, niet alleen inhoudelijk. Welke stappen
ondernemen de Minister en het CBR om het proces sneller, eenvoudiger en toegankelijker
te maken?
Veel van de klachten die binnenkomen bij het CBR hebben geen betrekking op de inhoud
van het besluit of op het feit dat men gekeurd moet worden, maar op de procedurele
afhandeling. Het is bekend dat het CBR al geruime tijd kampt met grote achterstanden
waardoor grote groepen mensen lang moeten wachten op de afhandeling van hun aanvraag.
De uitbraak van Covid-19 heeft hieraan extra onrust toegevoegd. Nu het aantal ingediende
keuringsverslagen en medische rapporten echter weer toeneemt (ultimo april 65% van
de reguliere instroom van rapporten) en het CBR inloopt op de achterstanden bij de
werkvoorraden is de verwachting dat de dienstverlening stapsgewijs weer op peil zal
komen. Daarnaast brengt het CBR mede op verzoek van de Kamer de mogelijkheden in kaart
hoe de uitvoering rondom de beoordeling van medische rijgeschiktheid door het CBR
verbeterd kan worden.
75-plussers
De leden van de VVD-fractie lezen dat het CBR ruimhartiger wil omgaan met 75-plussers
die voor familiebezoek naar het buitenland willen en de gevolgen voor de vertraging
bij het CBR.
Is het zo dat het CBR dit alleen doet voor familiebezoek of mantelzorg in het buitenland?
Of wordt dit ook gedaan voor vakanties? Zo ja, hoe wordt dit in de praktijk vormgegeven?
Moet hier een aparte aanvraag voor gedaan worden? Weegt het oplopen van vertraging
op tegen deze coulance voor enkelen? Hoe wordt voorkomen dat het CBR hierdoor meer
vertraging op gaat lopen?
De Europese verordening biedt 75-plussers van wie het rijbewijs verloopt in de periode
tussen 1 februari en 1 september 2020 de mogelijkheid door te blijven rijden, ook
in andere EU-lidstaten.
Daarnaast kan het CBR mensen van wie het rijbewijs voor 1 februari van dit jaar is
verlopen en mensen die in de AMvB 75-plussers vallen die problemen ondervinden met
de restrictie op het rijden in het buitenland «terugzetten» in de reguliere behandeling
zodat zij vóór de verloopdatum van hun rijbewijs worden afgehandeld.
Dit betreft een uitzondering. Op de website van het CBR staat vermeld onder welke
omstandigheden deze uitzondering wordt gemaakt:
• u heeft een familielid in het buitenland; of
• er is een familielid overleden die in het buitenland woont; of
• u werkt in het buitenland; of
• andere onvoorziene (opeenstapelende) schrijnende factoren
Mantelzorg schaart het CBR onder de «andere onvoorziene schrijnende factoren». Vakantie
valt uitdrukkelijk niet onder de uitzonderingen. Het aantal 75-plussers dat vraagt
om «teruggezet» te worden in de reguliere behandeling neemt af (januari 2.025, februari
2.507, maart 1.802, april 1.234, mei 1.410). Het huidige niveau van «terugzetters»
leidt op dit moment dus niet tot extra vertragingen en extra verlopen rijbewijzen.
Mensen die in aanmerking willen komen voor een uitzondering kunnen dat kenbaar maken
via de Klantenservice. De medewerker van de Klantenservice stelt dan vast of de situatie
van iemand onder de bovenstaande criteria valt.
De CDA-fractie vraagt het volgende. Als reactie op de motie van het lid Postma c.s.
over de administratieve verlenging ook in het buitenland geaccepteerd krijgen (Kamerstuk
29 398, nr. 799) stelt de Minister dat de Vlaamse overheid positief heeft gereageerd op het erkennen
van de administratieve verlenging voor 75-plussers (reguliere coulanceregeling). Kan
de Minister aangeven vanaf wanneer dit ingaat, zodat 75-plussers die onder de regeling
vallen in ieder geval weer in Vlaanderen kunnen rijden?
De reactie van de Vlaamse overheid heeft, mede vanwege de sluiting van de grenzen
vanwege de COVID-19 uitbraak, niet geleid tot een formele afspraak. Bovendien is deze
deels achterhaald door de komst van de Europese verordening, waarmee het ook voor
75-plussers mogelijk is in andere Europese landen te rijden vanaf het moment dat de
mogelijkheden daartoe worden geopend.
De leden van D66 vragen hoe het staat met de maatwerkregeling die het CBR hanteert
voor mensen die ook buiten Nederland op hun rijbewijs zijn aangewezen. Kan de Minister
aangeven hoe vaak daar gebruik van wordt gemaakt? Deelt de Minister de mening dat
deze regeling zo ruimhartig mogelijk moet worden gebruikt?
Zoals bovenstaand vermeld neemt het aantal 75-plusser dat vraagt om «teruggezet» te
worden in de reguliere behandeling af.
75-plussers van wie het rijbewijs verloopt tussen 1 februari en 1 september 2020 hoeven
in de meeste gevallen geen beroep te doen op de maatwerkregeling omdat zijn op grond
van de tijdelijke Europese verordening in andere EU-lidstaten na de verloopdatum nog
zeven maanden kunnen blijven rijden.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister voornemens is om de regeling voor
75-plussers nog eens met een jaar te verlengen, wanneer de achterstanden onvoldoende
kunnen worden weggewerkt. Zo ja, wanneer maakt de Minister haar voornemen hierover
bekend? Zo nee, op welke wijze denkt de Minister dan dat de dienstverlenging van het
CBR op voldoende adequaat niveau zal zijn, zodat de aanvragen voor verlenging binnen
de gestelde termijnen kunnen worden afgehandeld?
Momenteel wordt een voorstel voor verlenging van de regeling voor 75-plussers voorbereid.
Dit zal bij AMvB worden geregeld. Hierover zal de Kamer bij brief nader worden geïnformeerd.
De 50Plus-fractie vraagt of er bijvoorbeeld ook is gekeken of en hoe de 75-plussers
die niet in het buitenland kunnen rijden vanwege de situatie bij het CBR, onder deze
regeling kunnen vallen?
De tijdelijke Europese verordening is gerelateerd aan de COVID-19 maatregelen. Alleen
de 75-plussers waarvan het rijbewijs verloopt tussen 1 februari en 1 september 2020
kunnen van deze regeling gebruik maken. Daarnaast is een voorstel in voorbereiding
voor een verlenging van deze periode met 6 maanden.
75-plussers van wie het rijbewijs voor 1 februari is verlopen en die in het buitenland
vanwege werk of familiebezoek moeten rijden kunnen een beroep doen op de voorrangsprocedure
van het CBR.
De leden van de 50plus-fractie vragen het volgende over het Europese voorstel waarmee
het is toegestaan om met een rijbewijs dat verloopt of verlopen is tussen 1 februari
2020 en 1 september 2020 te kunnen blijven rijden tot zeven maanden na de verloopdatum
van het rijbewijs, ook in het buitenland. Deze leden nemen aan dat dat ook voor 75-plussers
geldt. Klopt dat?
Ook 75-plussers kunnen tot zeven maanden na de verloopdatum van het rijbewijs blijven
rijden als het rijbewijs verloopt of verlopen is tussen 1 februari 2020 en 1 september
2020.
CBR overig
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan melden hoeveel telefonisten
er bij het CBR aangenomen hadden kunnen worden van het salaris van één Alexander Pechtold.
Op het CBR is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT) van toepassing. Het bezoldigingsmaximum in 2019 voor het CBR was € 194.000
en in 2020 is dit vastgesteld op € 201.000. De bezoldiging van de heer Pechtold valt
onder het WNT-maximum. De verantwoording hiervan treft u in het jaarverslag van het
CBR. De totale loon- en salariskosten van een fulltime medewerker klantenservice betreffen
gemiddeld € 51.000.
De leden van de ChristenUnie-fractie krijgen nog altijd klachten over de communicatie
door het CBR en horen over ervaringen dat mensen via social media veel beter en sneller
geholpen worden. Dit wekt de indruk dat het CBR beeldvorming voor inhoudelijke dienstverlening
zou hebben gesteld. Kan de Minister aandringen op verbetering van alle vormen van
communicatie door het CBR, ook de niet «publiek zichtbare»?
Het CBR geeft aan niet te herkennen dat vragen via social media sneller en beter worden
beantwoord. Via alle kanalen wordt op dezelfde wijze antwoord gegeven, binnen vergelijkbare
termijnen.
De leden van de PVV-fractie vragen wanneer het op grote schaal opkopen van examens
een keer hard wordt aangepakt.
Er zijn maatregelen getroffen tegen het opkopen van examens. Sinds 1 augustus 2019
is voor de theorie-examens A, B en AM alleen nog een reservering op naam van een kandidaat
mogelijk. Deze reservering is niet meer te wisselen met een andere kandidaat. Het
examen kan, onder voorwaarden, maximaal één keer worden verplaatst. Hiermee is de
grootschalige inkoop van examencapaciteit voor deze examens niet meer aan de orde.
Bij de examenproducten van CCV kan nog steeds door opleiders naamloze capaciteit worden
ingekocht. Dit wordt continu gemonitord. Het CBR constateert dat daar nauwelijks tot
geen misbruik van wordt gemaakt. Bij een vermoeden van misbruik vindt een gesprek
plaats met de opleider.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister over examenchaos/niet op orde in
gesprek gaat met de directie van het CBR en welke consequenties zij vindt dat hieraan
verbonden moeten zijn.
Uit hoofde van het aangescherpt toezicht vinden op zeer regelmatige basis gesprekken
plaats tussen het ministerie en de directie van het CBR. In de afgelopen periode waarin
ook de bedrijfsvoering van het CBR zwaar werd geraakt door de maatregelen rond de
verdere verspreiding van COVID-19 is het contact nog intensiever geweest. Het opnieuw
inplannen van meer dan 300.000 examens is een enorme opgave die niet tot de reguliere
bedrijfsvoering van het CBR behoort. Dat dit niet geheel zonder horten en stoten is
verlopen, is het CBR niet te verwijten. Binnen tien dagen na de opstart van de dienstverlening
waren meer dan 210.000 examens ingepland en werden op alle locaties theorie- en praktijkexamens
afgenomen. Inmiddels zijn er meer dan 320.000 examens ingepland. Ik zie geen aanleiding
om aanvullende maatregelen te nemen. Wel blijft het aangescherpt toezicht onverminderd
van kracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, adjunct-griffier