Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over “uitsluiting van studenten en jongeren voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers”
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over uitsluiting van studenten en jongeren voor de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (Tozo) (ingezonden 20 mei 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
8 juni 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in NH Nieuws «Weddingplanner Sophie (20) krijgt geen
coronavergoeding «omdat ze te jong is»» van 18 mei 2020?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat hardwerkende jonge zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) onder
21 jaar slechts recht hebben op een uitkering van 259,78 euro per maand? Is het mogelijk
om in Nederland rond te komen met een inkomen van 259,78 euro per maand?
Antwoord 2
De hoogte van de inkomensaanvulling voor jongeren van 18 tot 21 jaar vanuit de Tozo
is gebaseerd op de jongerennormen op grond van artikel 20 van de Participatiewet.
Deze jongerennormen zijn lager dan de bijstandsnormen voor volwassenen, omdat de ouders
volgens de wet (artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) verplicht zijn
bij te dragen aan de kosten van het levensonderhoud van hun meerderjarige kinderen
die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt. Om deze reden dekt de bijstandsnorm
voor personen van 18 tot 21 jaar niet volledig de noodzakelijke kosten van bestaan.
Gelet op het vangnetkarakter van de bijstand is het gerechtvaardigd om bij de bepaling
van de hoogte van de norm rekening te houden met deze onderhoudsplicht (zie ook: Kamerstukken
II 2002/03, 28 870, nr. 3, p. 43).
Er wordt dan ook vanuit gegaan dat de jongere een beroep doet op zijn ouders voor
een bijdrage in zijn bestaanskosten. Alleen als de ouders onvoldoende draagkracht
hebben om aan hun onderhoudsplicht te voldoen, bijvoorbeeld omdat zij zelf een bijstandsuitkering
hebben, of als redelijkerwijs het onderhoudsrecht ten opzichte van de ouders niet
te gelde kan worden gemaakt, heeft de uitwonende jongere recht op aanvullende bijzondere
bijstand (o.g.v. artikel 12 van de Participatiewet). De gemeente stemt de hoogte van
de bijzondere bijstand dan af op de persoonlijke situatie, waarbij de gemeente zelf
kan bepalen hoe hoog de bijzondere bijstand voor levensonderhoud is.
Ik kan mij overigens voorstellen dat in het geval een meerderjarige jongere al jarenlang
een in de kern gezond bedrijf heeft, uitwonend is en financieel onafhankelijk is van
de ouders, het onlogisch of onrechtvaardig kan aanvoelen dat de Tozo-inkomensaanvulling
niet meer dan 259,87 euro per maand bedraagt, waardoor deze jonge ondernemer weer
een financieel beroep moet doen op de ouders. De Tozo is een tijdelijke noodmaatregel,
binnen de kaders van de Participatiewet. De grondslag van de Tozo, artikel 78f van
de Participatiewet, staat niet toe om voor de Tozo van de bijstandsnormen af te wijken.
Vraag 3
Deelt u de mening dat jongeren in de Tozo niet uitgesloten mogen worden vanwege de
onderhoudsplicht tot 21 jaar, mede omdat ouders slechts tot 18 jaar de kinderbijslag
en kindgebonden budget ontvangen?
Antwoord 3
Jongeren vanaf 18 tot 21 jaar zijn niet uitgesloten van het recht op Tozo. Wel gelden
voor hen de lagere bijstandsnormen voor jongeren op grond van artikel 20 van de Participatiewet.
Vraag 4
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen gemeenten genoodzaakt waren om andere maatwerkoplossingen
te treffen voor jongeren onder 21 jaar omdat zij geen recht hebben op een volledige
uitkering?
Antwoord 4
Vanwege de gedecentraliseerde uitvoering van de Tozo beschik ik niet over de gevraagde
gegevens.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een grote groep jonge zzp’ers, ook als
zij alleenstaande ouder zijn, de huur niet meer kan betalen?
Antwoord 5
Zie antwoord 2.
Vraag 6
Deelt u de mening dat iedere zzp’er die zijn inkomen is kwijtgeraakt en aan het urencriterium
voldoet recht heeft op een maximale vergoeding tot 1.050 euro per maand?
Antwoord 6
Zelfstandigen die aan de voorwaarden van de Tozo voldoen, hebben recht op een inkomensaanvulling
tot de voor hen geldende bijstandsnorm, zoals opgenomen in de artikelen 20, 21, 22
en 24 van de Participatiewet. Voor 21 tot 67 jarigen is dat 1.050 euro per maand en
voor jongeren onder de 21 jaar is dat de voor hen geldende bijstandsnorm.
Vraag 7, 8
Waarom heeft u besloten studerende zelfstandigen volledig uit te sluiten voor de Tozo?
Waarom heeft u ervoor gekozen om voor zelfstandigen met veel vermogen of een partner
met een hoog inkomen, wel volledige bijstand toe te kennen en voor studenten en jongeren
onder 21 jaar niet?
Bent u bereid om zzp’ers die studeren en of onder 21 jaar oud zijn, met terugwerkende
kracht in aanmerking te laten komen voor een uitkering tot 1.050 euro per maand?
Antwoord 7, 8
Op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet hebben personen
jonger dan 27 jaar geen recht op algemene bijstand, als zij door het Rijk bekostigd
onderwijs kunnen volgen en in verband daarmee aanspraak hebben op studiefinanciering
op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000). Omdat de wettelijke grondslag
van de Tozo is gelegen in artikel 78f van de Participatiewet, strekt deze uitsluiting
zich ook uit tot het recht op bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo.
De reden voor deze uitsluiting is dat in de Participatiewet studiefinanciering op
grond van de WSF 2000 wordt aangemerkt als een passende en toereikende voorliggende
voorziening. Op grond van artikel 15 van de Participatiewet bestaat er geen recht
op bijstand als een beroep kan worden gedaan op een passende en toereikende voorliggende
voorziening.
Voor jonge zelfstandigen van 18 tot 21 jaar gelden dezelfde voorwaarden om in aanmerking
te komen voor bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo als voor zelfstandigen
vanaf 21 jaar. Ook voor hen geldt dat bij de beoordeling van het recht op en de hoogte
van de Tozo het vermogen buiten beschouwing blijft. Voor 1 juni gold ook dat het inkomen
van de partner buiten beschouwing bleef. Met ingang van 1 juni kent de Tozo wel een
partnerinkomenstoets. Omdat de wettelijke grondslag van de Tozo is gelegen in artikel
78f van de Participatiewet, gelden voor jonge zelfstandigen van 18 tot 21 jaar wel
de lagere jongerennormen op grond van artikel 20 van de Participatiewet.
Artikel 78f van de Participatiewet staat niet toe om voor de Tozo af te wijken van
in dit geval de artikelen 13, 15 en 20 van de Participatiewet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.