Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over het openstellen van de TOZO-regeling voor studentondernemers
Vragen van het lidFutselaar (SP) aan de Staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat over het openstellen van de TOZO-regeling voor studentondernemers (ingezonden 6 mei 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
8 juni 2020).
Vraag 1, 2
Bent u bekend met het feit dat studenten die hun inkomen halen uit ondernemen, bijvoorbeeld
als zzp’er, nu uitgesloten worden van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig
ondernemers (Tozo) vanwege het feit dat zij vallen onder de uitsluitingsgronden van
de participatiewet (artikel 13, tweede lid, onderdeel c), ook als zij wel aan alle
andere voorwaarden voldoen?
Vind u het uit het oogpunt van rechtsgelijkheid redelijk dat studenten met een onderneming,
die buiten het bovengenoemde artikel voldoen aan alle voorwaarden van de Tozo, voor
inkomsten alleen een beroep kunnen doen op «studiefinanciering», wat sinds de invoering
van het leenstelsel vooral leningen betekent, terwijl niet-studenten in exact dezelfde
situatie van de Tozo gebruik kunnen maken?
Antwoord 1, 2
Op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel c, van de Participatiewet hebben personen
jonger dan 27 jaar geen recht op algemene bijstand, als zij door het Rijk bekostigd
onderwijs kunnen volgen en in verband daarmee aanspraak hebben op studiefinanciering
op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000). Omdat de wettelijke grondslag
van de Tozo is gelegen in de Participatiewet, strekt deze uitsluiting zich ook uit
tot het recht op bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo. De reden van
deze uitsluiting is dat in de Participatiewet studiefinanciering op grond van de WSF
2000 wordt aangemerkt als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Dit
is geen normatief oordeel, maar een juridisch oordeel, bevestigd door vaste rechtspraak,
onafhankelijk van de hoogte en vorm van de studiefinanciering. Op grond van artikel
15 van de Participatiewet bestaat er geen recht op bijstand als een beroep kan worden
gedaan op een passende en toereikende voorliggende voorziening.
Afwijking van artikel 13 van de Participatiewet en van het uitgangspunt dat studiefinanciering
een passende en toereikende voorliggende voorziening is, betekent vervolgens dat een
groot deel van de studenten met studiefinanciering aanspraak kan maken op algemene
bijstand op grond van de Participatiewet en dat de studiefinanciering moet worden
aangevuld vanuit de Participatiewet, omdat het inkomen uit studiefinanciering over
het algemeen lager ligt dan de geldende bijstandsnorm. Ik vind dit een ongewenste
situatie.
De wettelijke grondslag van de Tozo is gelegen in artikel 78f van de Participatiewet.
Dit artikel staat mij niet toe, om voor de Tozo af te wijken van in dit geval de artikelen
13 en 15 van de Participatiewet.
Vraag 3
Bent u op de hoogte van het feit dat uw collega Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inmiddels heeft erkent dat het niet redelijk is dat studenten met bijbanen en nul-urencontracten
op geen enkele mate gebruik kunnen maken van de steunmaatregelen van het kabinet en
daarom naar een oplossing zoekt? Voelt u zelf een verplichting om ook een oplossing
te vinden voor studenten die niet in enige vorm van loondienst werk(t)en maar die
tot nu toe hun inkomen haalden uit een eigen onderneming?
Antwoord 3
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft tijdens het Wetgevingsoverleg
van 14 april jl. toegezegd dat hij de Kamer zal informeren over de mogelijkheden tot
het bieden van inkomensondersteuning aan degenen die hun baan hebben verloren en geen
gebruik kunnen maken van de noodmaatregelen en ook niet van de WW of de bijstand,
en dat hij daarbij zal ingaan op de positie van studenten. Over de in brede zin verkende
mogelijkheden voor een extra vangnet voor flexwerkers in verband met de coronamaatregelen,
waaronder zich ook studenten kunnen bevinden, heeft de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid de Tweede Kamer bij brieven van 20 mei en 3 juni jl. geïnformeerd.
Een gerichte regeling met duidelijk afgebakende doelgroepen zoals studenten, is niet
haalbaar. Een tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA)
is de enige technisch uitvoerbare regeling die op korte termijn mogelijk is.
Vraag 4
Bent u concreet bereid de Tozo zo aan te passen dat studenten die ondernemen niet
worden uitgesloten vanwege de uitsluitingsronden in de participatiewet maar gelijk
worden behandeld als andere ondernemers?
Antwoord 4
Ik ben daartoe niet bereid, omdat andere studenten dan, op grond van rechtsgelijkheid,
ook voor algemene bijstand in aanmerking zouden kunnen komen. En daarvoor geldt dat
studiefinanciering een voorliggende voorziening is.
Gelijke behandeling betekent dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Studenten
die een beroep kunnen doen op een voorliggende voorziening, en ondernemers die voor
hun inkomen volledig afhankelijk zijn van hun bedrijf of zelfstandig beroep, zijn
naar mijn oordeel geen gelijke gevallen. Ik vind ook de situatie van studenten met
studiefinanciering die als gevolg van de coronacrisis bijverdiensten uit hun onderneming
verliezen, waarbij zij bovendien de mogelijkheid hebben tot extra bijlenen, onvergelijkbaar
met de situatie van ondernemers die als gevolg van de coronacrisis hun hele bestaan
zien wegvallen en onder het bestaansminimum dreigen te komen. Bovendien betekent de
toepassing van de bijstandsnormen van € 1.052 voor alleenstaanden en € 1.503 voor
gehuwden en samenwonenden, dat de inkomensaanvulling vanuit de Tozo voor studenten
in veel situaties méér compenseert dan de als gevolg van de coronacrisis weggevallen
inkomsten uit onderneming, namelijk ook het verschil tussen de hoogte van de studiefinanciering
en de bijstandsnorm. Het aanbieden van een aanvullende bijstandsuitkering voor levensonderhoud
aan studenten bovenop hun studiefinanciering als tegemoetkoming voor het verlies van
bijverdiensten als gevolg van de coronacrisis, acht ik om die redenen geen gewenste
oplossing. Dit laat onverlet, zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3, dat de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheden heeft verkend in hoeverre
studenten kunnen worden tegemoetgekomen in het kader van een extra vangnet voor flexwerkers
in verband met de coronamaatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.