Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 477 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht naar aanleiding van de evaluatie van de regeling over bestuursrechtelijke geldschulden (Evaluatiewet bestuursrechtelijke geldschuldenregeling Awb)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het naar aanleiding van de evaluatie van
de regeling over bestuursrechtelijke geldschulden in titel 4.4 van de Algemene wet
bestuursrecht wenselijk is hierin een kwijtscheldingsbepaling op te nemen en enkele
wijzigingen van technische aard aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 4:94 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4:94a
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, kan een bestuursorgaan een geldschuld
geheel of gedeeltelijk kwijtschelden indien de nadelige gevolgen van de invordering
onevenredig zijn in verhouding tot de met de invordering te dienen doelen.
B
Artikel 4:96 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De verplichting tot betaling van een voorschot wordt opgeschort met ingang van de
dag waarop het bestuursorgaan aan de wederpartij schriftelijk kennis geeft van het
ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan het eerste lid,
aanhef en onder a of b, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent intrekking
of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige
vermoeden dertien weken zijn verstreken.
C
Aan artikel 5:25, zesde lid, wordt toegevoegd «binnen vijf jaar nadat de bestuursdwang
is toegepast».
D
Artikel 5:35 komt te luiden:
Artikel 5:35
1. In afwijking van artikel 4:104, eerste lid, verjaart de rechtsvordering tot betaling
van een verbeurde dwangsom door verloop van een jaar na de dag waarop zij is verbeurd.
2. Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart, bezwaar, beroep of hoger beroep
openstaat of aanhangig is tegen de last onder dwangsom, wordt de verjaringstermijn
verlengd tot onherroepelijk op het bezwaar, beroep of hoger beroep is beslist.
E
Na artikel 5:37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5:37a
1. Een beschikking tot invordering van een dwangsom stuit de verjaring.
2. Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart een verzoek als bedoeld in artikel
5:37, tweede lid, aanhangig is, wordt de verjaringstermijn verlengd tot onherroepelijk
op het verzoek is beslist.
3. Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart bezwaar, beroep of hoger beroep
openstaat of aanhangig is tegen de afwijzing van een verzoek als bedoeld in artikel
5:37, tweede lid, of tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een zodanig
verzoek, wordt de verjaringstermijn verlengd tot:
a. de termijn voor het maken van bezwaar of het instellen van beroep of hoger beroep
ongebruikt is verstreken;
b. onherroepelijk op het bezwaar, beroep of hoger beroep is beslist; of
c. het bestuursorgaan alsnog een beschikking tot invordering van een dwangsom heeft gegeven.
4. Indien op de dag waarop de rechtsvordering verjaart, de beschikking omtrent invordering
ingevolge een uitspraak van de voorzieningenrechter is geschorst, wordt de verjaringstermijn
verlengd met de duur van de schorsing.
ARTIKEL II
Op een beschikking tot invordering van een dwangsom die is gegeven voor het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor
dat tijdstip.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Evaluatiewet bestuursrechtelijke geldschuldenregeling
Awb.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.