Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld, Ellemeet en Renkema over de berichten ‘Expertisecentrum kreeg vorig jaar recordaantal euthanasieverzoeken’ en ‘Jongeren die in 2017 zelfmoord pleegden vaak verstrikt in web van zorg’
Vragen van de leden Westerveld, Ellemeet en Renkema (allen GroenLinks) aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de berichten «Expertisecentrum kreeg vorig jaar recordaantal euthanasieverzoeken» en «Jongeren die in 2017 zelfmoord pleegden vaak verstrikt in web van zorg» (ingezonden 13 februari 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
            Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 26 mei 2020). Zie
            ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1912.
         
Vraag 1
            
Wat is uw reactie op het onderzoek van Stichting 113 Zelfmoordpreventie dat er onder
               jongeren een verband wordt gelegd tussen het niet tijdig kunnen krijgen van passende
               hulp en het beëindigen van het leven?1, 2
Antwoord 1
            
Voor de reactie op het onderzoek naar de toename in 2017 van het aantal suïcides onder
               jongeren, verwijs ik u naar de brief van de Staatssecretaris van VWS van 16 januari
               2020.3 Soms is de zoektocht lang en zwaar om te zien wat iemand nodig heeft om zich beter
               te gaan voelen. De uitkomsten van het genoemde onderzoek onder jongeren hebben echter
               een bredere invalshoek dan alleen de zorg. Wij vinden het van groot belang dat jongeren
               passende zorg krijgen. Het is daarnaast onder andere ook van belang dat we als samenleving
               suïcidaliteit beter herkennen en het taboe doorbreken om erover te spreken.
            
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat dit verband zeer zorgelijk is en dit nogmaals onderstreept dat
               passende hulp- of een passend zorgaanbod van levensbelang is? Zo ja, wat bent u voornemens
               hieraan te doen?
            
Antwoord 2
            
Ja, ik deel uw mening dat het een maatschappelijke taak is de hulpvraag die achter
               het euthanasieverzoek kan schuilgaan eerder te herkennen, beter bespreekbaar te maken
               en daarvoor tijdig en voldoende passende zorg in te zetten. Het belang hiervan wordt
               nog eens onderstreept door het onderzoek naar euthanasie en psychiatrie van het Expertisecentrum
               Euthanasie4 waaruit blijkt dat in ongeveer 59% van de doorverwezen euthanasieverzoeken achter
               het euthanasieverzoek niet een doodswens, maar een hulpvraag om verder te kunnen leven
               schuil gaat, zoals een wens om ondersteuning of om serieus genomen te worden. Hulpverleners
               dienen daarom altijd zorgvuldig te kijken naar de achtergrond van het verzoek en goed
               toegerust te zijn om het gesprek over een eventuele doodswens op een goede manier
               aan te gaan.
            
Voor mijn reactie op uw vraag wat ik voornemens ben te doen verwijs ik naar de inzet
               op suïcidepreventie van de Staatssecretaris van VWS. Zie hiervoor zijn brief van 16 januari
               2020 die ik noemde in de beantwoording van vraag 1.5
Vraag 3
            
Hoe veel jongvolwassenen (tot 25 jaar) dienden in de afgelopen jaren een euthanasieverzoek
               in op grond van ondraaglijk lijden vanwege een psychiatrische aandoening? Zaten hier
               ook minderjarigen tussen? Hoe vaak is in deze groep een verzoek toegewezen en op basis
               waarvan worden de verzoeken afgewezen?
            
Antwoord 3
            
In de steekproef (1.553) van het eerdergenoemde onderzoek van het Expertisecentrum
               zaten 139 euthanasieverzoeken van jongvolwassenen (16 tot 25 jaar), dat is bijna 9%
               van alle euthanasieverzoeken. Bij 35 euthanasieverzoeken (=26%) was de aanmelding
               niet voorzien van een machtiging, waardoor geen informatie kon worden opgevraagd bij
               de behandelaar en het verzoek niet in behandeling kon worden genomen.
            
Van de 139 euthanasieverzoeken is 51% afgewezen, heeft dus 26% geen machtiging, heeft
               14% zich teruggetrokken, 6% heeft zich gesuïcideerd, aan 3% is euthanasie verleend,
               en aan 1% is euthanasie verleend door de eigen behandelaar. Van de afwijzingen op
               basis van zorgvuldigheidscriteria is het beeld als volgt: 63% werd afgewezen vanwege
               een redelijke andere oplossing, 27% vanwege het criterium uitzichtloos en ondraaglijk
               lijden, 9% op basis van vrijwillig en weloverwogen verzoek en 1% vanwege wilsonbekwaamheid.
            
Tussen de euthanasieverzoeken zaten ook verzoeken van minderjarigen. Het onderzoek
               van het Expertisecentrum richtte zich echter op de leeftijd van 16 jaar en ouder.
               In de steekproef waren er 10 euthanasieverzoeken van minderjarigen, 2 daarvan waren
               niet voorzien van een machtiging en werden afgewezen. Er is geen euthanasie verleend
               aan minderjarigen (tussen de 16 en 18 jaar). Het euthanasieverzoek van een van de
               hulpvragers onder de 20 jaar is ingewilligd tijdens de onderzoeksperiode.
            
Vraag 4
            
Hoeveel jongvolwassenen met psychiatrische problemen vragen informatie op bij het
               Expertisecentrum?
            
Antwoord 4
            
Hier houdt het Expertisecentrum geen gegevens over bij.
Vraag 5
            
Worden aan jongvolwassenen met een psychiatrische aandoening andere eisen gesteld
               aan vrijwillige levensbeëindiging? Zo ja, welke eisen zijn dat?
            
Antwoord 5
            
Volgens de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl)
               mag een arts euthanasie verlenen aan jongeren van 12 jaar en ouder.
            
Als een kind tussen de 12 en 16 jaar is moeten ouders of voogd ook toestemming geven.
               Een jongere tussen de 16 en 18 jaar moet de ouders of voogd betrekken bij besluitvorming,
               maar hun instemming is niet vereist. Vanaf 18 jaar is er geen onderscheid in de wettelijke
               eisen voor euthanasie. In vergelijking met euthanasieverzoeken van jongeren zonder
               een psychiatrische aandoening, vraagt de beoordeling van het verzoek bij een psychiatrische
               aandoening om extra behoedzaamheid.
            
Vraag 6
            
Ontvangt u ook signalen van individuele jongeren en jongvolwassenen die een euthanasietraject
               zijn gestart, omdat zij de hoop op passende hulp bij hun complexe psychische problemen
               hebben opgegeven? Herkent u dergelijke signalen ook? Zo ja, wat is uw zienswijze daarop?
            
Antwoord 6
            
Van de afwijzingen op basis van zorgvuldigheidscriteria werd 63% van de groep jongvolwassenen
               (16–25 jaar) afgewezen vanwege een redelijke andere oplossing. Dit wijst erop dat
               er mogelijkheden zijn voor alternatieve zorgverlening. Daarnaast blijkt uit de steekproef
               in het algemeen dat in 59% van de gevallen achter het euthanasieverzoek een hulpvraag
               om verder te kunnen leven schuil gaat, zoals een wens om ondersteuning of om serieus
               genomen te worden (zie ook antwoord op vraag 2).
            
Vraag 7
            
Is ooit in kaart gebracht hoe veel jongeren en volwassenen in de afgelopen jaren een
               einde aan hun leven hebben gemaakt, zonder dat er officieel sprake is van zelfdoding,
               bijvoorbeeld door versterving? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 7
            
Nee, dit is mij niet bekend. Versterving wordt niet geregistreerd als aparte categorie
               in de doodsoorzakenstatistiek. Wel wordt in de vijfjaarlijkse sterfgevallenonderzoek
               (als onderdeel van de evaluatie van de Wtl) gevraagd naar de ervaringen van artsen
               met patiënten die overlijden nadat zij stoppen met eten en drinken. In 2015 betrof
               dit 0,5%. Daarvan was in 2015 0,8% jonger dan 65 jaar. Exactere cijfers over minderjarigen
               zijn niet bekend. Wel kan ik melden dat in de Handreiking Zorg voor mensen die bewust
               afzien van eten en drinken om het levenseinde te bespoedigen van de V&VN en de KNMG
               dit nadrukkelijk wordt afgeraden bij patiënten die jonger dan 60 jaar zijn én bij
               wie geen sprake is van een levensbedreigende ziekte.
            
Vraag 8
            
Wat vindt u van de conclusie van Stichting 113 Zelfmoordpreventie dat er nog veel
               verbeterstappen te zetten zijn om zelfmoordsignalen eerder te herkennen? Bent u tevreden
               met het huidige suïcidepreventiebeleid? Wat is uw doelstelling als het gaat om suïcidepreventie?
            
Antwoord 8
            
De Staatssecretaris van VWS deelt de visie dat er nog de nodige stappen te zetten
               zijn om suïcidaliteit (eerder) te herkennen en verwijst daar ook voor naar zijn brief
               van 16 januari 2020 (Kamerstukken II, 2019–2020, 32 793, nr. 470). Tegelijkertijd ziet de Staatssecretaris ook dat de afgelopen jaren veel inzet is
               gepleegd om mensen binnen en buiten de gezondheidszorg te trainen om suïcidaliteit
               eerder te herkennen en hierover het goede gesprek te voeren en meer openheid te creëren.
               In toenemende mate volgen bijvoorbeeld mensen die werkzaam zijn in het onderwijs de
               zgn. gatekeepertraining, in 2019 betrof dat 65 gatekeepers-trainingen waarmee ruim
               700 mensen in het onderwijs zijn bereikt en 31 voorlichtingsmomenten waarbij 880 deelnemers
               zijn bereikt. De bekendheid van de hulpverlening via 113 Zelfmoordpreventie is toegenomen
               van 4% in 2014 tot 79% in 2019. Er is geen reden tot tevredenheid, maar er is wel
               veel ambitie om
            
de ingeslagen weg verder te verstevigen en te verbreden. Deze ambitie krijgt zijn
               beslag in de nieuwe Landelijke agenda suïcidepreventie (2021–2025) die de Staatssecretaris
               dit jaar aan uw Kamer zal aanbieden.
            
Vraag 9
            
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 9
            
Ja.
Toelichting:
            
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Tellegen (VVD),
               ingezonden 13 februari 2020 (vraagnummer 2020Z02869).
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.