Amendement : Amendement van de leden Van der Molen en Jasper van Dijk over commerciële boodschappen in programma's met een significant kinderpubliek
35 361 Wijzing van de Mediawet 2008 in verband met de implementatie van Richtlijn 2018/1808 van het Europees parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie
Nr. 10 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DER MOLEN EN JASPER VAN DIJK
Ontvangen 25 mei 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst en wordt «artikel 1.1, eerste lid,»
vervangen door «het eerste lid».
2. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld onder welke voorwaarden sprake
is van een programma bestaande uit een reeks samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek
terugkerende onderdelen met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar. Daarbij
worden de onderdelen van de in de vorige zin bedoelde reeks waarvan de productie gelegen
is voor het moment van die vaststelling uitgezonderd.
II
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
In artikel 2.96, derde lid, wordt voor de punt aan het slot ingevoegd «of, voor zover
het een reeks bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende
onderdelen betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant
kinderpubliek onder de twaalf jaar».
III
In artikel I, onderdeel I, wordt in het met betrekking tot artikel 3.10 voorgestelde
wijzigingsonderdeel 1 wordt na «twaalf jaar» ingevoegd «of, voor zover het een reeks
bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen
betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek
onder de twaalf jaar,».
IV
In artikel I wordt na onderdeel I een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ia
Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «politieke informatie» ingevoegd « of dat in het bijzonder
bestemd is voor kinderen jonger dan twaalf jaar of, voor zover het een reeks bestaande
uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen betreft,
programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek
onder de twaalf jaar,».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het tweede lid is niet van toepassing op programma-aanbod, voor zover het een reeks
bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen
betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek
onder de twaalf jaar dat bestaat uit het verslag of de weergave van een of meer sportevenementen
of sportwedstrijden.
V
In artikel I, onderdeel J, wordt het voorgestelde artikel 3.19a als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «twaalf jaar» ingevoegd «of, voor zover het een reeks
bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen
betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek
onder de twaalf jaar».
2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Het eerste lid is niet van toepassing op programma-aanbod, voor zover het een reeks
bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen
betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van met een significant
kinderpubliek onder de twaalf jaar dat bestaat uit het verslag of de weergave van
een of meer sportevenementen of sportwedstrijden.
Toelichting
De indieners willen met de amendement kinderen onder de twaalf jaar extra bescherming
bieden bij het kijken naar programma’s. Kinderen zijn namelijk zeer kwetsbaar omdat
hun verdedigingsmechanismen tegen commerciële beïnvloeding nog in ontwikkeling zijn,
nu deze zich pas in de loop van de levensjaren beginnen op te bouwen. De indieners
vinden het onwenselijk als van deze kwetsbaarheid misbruik kan worden gemaakt. Bij
telewinkelboodschappen en productplaatsing bevindt de boodschap zich ook nog eens
in de programmering zelf, waardoor kinderen ze nog minder goed herkennen als commerciële
beïnvloeding. De indieners willen extra bescherming bewerkstelligen door in bepaalde
gevallen bescherming voor programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen
jonger dan twaalf jaar, uit te breiden naar programma’s met een significant kinderpubliek
onder de twaalf jaar. De reden hiervan is dat naar programma’s die niet in het bijzonder
bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar toch veel jonge kinderen kunnen
kijken. De indieners willen daarom ook bescherming creëren bij programma’s met een
significant kinderpubliek onder de twaalf jaar. De richtlijn biedt hier mogelijkheden
voor doordat artikel 4, eerste lid, de mogelijkheid biedt voor lidstaten om meer gedetailleerde
of strengere eisen op te stellen op door de richtlijn gecoördineerde gebieden.
Het amendement regelt dat:
1) De mogelijkheid om bij publieke media bij algemene maatregel van bestuur regels te
stellen over de plaatsing van reclame- en telewinkelboodschappen in en rond programma-aanbod
dat in het bijzonder bestemd is voor kinderen jonger dan twaalf jaar wordt uitgebreid
naar «programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar».
2) Het voorstel dat in programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger
dan twaalf jaar geen telewinkelboodschappen worden opgenomen, wordt uitgebreid naar
«programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar».
3) Sponsoring van «programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar»
wordt verboden.
4) Het voorstel dat productplaatsing in het programma-aanbod niet is toegestaan bij programma’s
die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar wordt uitgebreid
met «programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar».
Daarbij geldt overigens de uitzondering dat bedoelde commerciële uitingen wel zijn
toegestaan indien het bewuste programma-aanbod met een significant kinderpubliek van
onder 12 jaar bestaat uit het verslag of de weergave van een of meer sportevenementen
en sportwedstrijden.
De indieners stellen met dit amendement voor dat bij algemene maatregel van bestuur
wordt vastgesteld onder welke voorwaarden sprake is van een programma of programma-aanbod
met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar. Hierbij moet het gaan om samenhangende,
elkaar opvolgende of periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) terugkerende programma’s waarvan
is vastgesteld dat deze een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar trekken.
Het amendement regelt dat eerst moet worden vastgesteld dat samenhangende, elkaar
opvolgende of periodiek terugkerende programma’s een significant kinderpubliek trekken,
waarbij het verbod pas van toepassing wordt op de na die vaststelling geproduceerde
afleveringen of uitzendingen van een programmareeks die bestaat uit met elkaar samenhangende,
elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen, zodat programmamakers er in
redelijkheid op kunnen anticiperen. Voor de wijze waarop wordt vastgesteld of een
programma een significant kinderpubliek trekt, zou bepaald kunnen worden dat een nader
te bepalen minimumaantal afleveringen uit de samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek
terugkerende programma’s een eveneens nader te bepalen minimumaandeel jeugdige kijkers
heeft getrokken. De indieners stellen zich in dit verband voor dat hierbij gebruik
wordt gemaakt van meetcijfers van de Stichting Kijkonderzoek (SKO). De SKO meet de
kijkcijfers voor de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder. SKO meet meer dan 100 zenders,
voor zo’n 30 zenders rapporteren zij ook alle specifieke programma’s. Van al die programma’s
is het mogelijk om het aantal of het aandeel van de 6–12 jarigen te bepalen. Op basis
van de cijfers kan worden bepaald voor welke programma’s geldt dat zij een significant
kinderpubliek onder de 12 jaar hebben.
Van der Molen
Jasper van Dijk
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. van der Molen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
J.J. (Jasper) van Dijk, Tweede Kamerlid