Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van de leden Van der Graaf en Dik-Faber over de registratie van kinderen die kort na geboorte zijn overleden maar waarvan geen akte van overlijden is opgemaakt
Vragen van de leden Van der Graaf en Dik-Faber (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Rechtsbescherming over de registratie van kinderen die kort na geboorte zijn overleden maar waarvan geen akte van overlijden is opgemaakt (ingezonden 10 maart 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 25 mei 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het gegeven dat artsen in het verleden (onder andere in de jaren
’80) bij het binnen korte tijd na geboorte overlijden van een kind advies gaven geen
aangifte te doen van geboorte en overlijden en dat ouders die dit advies volgden derhalve
geen akte hebben van overlijden?
Antwoord 1
Tot 1 januari 1995 bepaalde de wet dat in geval van een levenloos geboren kind of
een kind dat levend ter wereld was gekomen en overleed voordat de termijn voor het
doen van geboorteaangifte was verstreken, uitsluitend een akte van levenloos geboren
kind werd opgemaakt. Het was toen niet mogelijk om een akte van overlijden te laten
opmaken voor kinderen die kort na de geboorte overleden.
Vanaf 1 januari 1995 werd onderscheid gemaakt tussen levenloos geboren kinderen en
kinderen die kort na de geboorte overleden. In het laatstgenoemde geval werd voortaan
zowel een akte van geboorte als een akte van overlijden opgemaakt.
Er is navraag gedaan bij de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG)
over de handelwijze van artsen in de periode vóór 1 januari 1995. De NVOG heeft laten
weten dat er voor kinderen die kort na de geboorte overleden geen richtlijn bestond
en de NVOG geen concrete gevallen bekend zijn waarin het advies werd gegeven om geen
aangifte te doen bij de burgerlijke stand.
Vraag 2
Klopt het dat ouders in een dergelijke situatie wordt geadviseerd om de rechter te
verzoeken het register van geboorte en overlijden aan te vullen met een geboorteakte
en een overlijdensakte? Wat is de procedure die ouders vervolgens hiervoor moeten
doorlopen?
Antwoord 2
De Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat
en de nationaliteit (hierna: de Commissie) heeft over dit onderwerp een Officiële
Mededeling uitgebracht in 20171 die eind 2019 nog is aangevuld.2 Zij onderkent in haar advies dat zich de situatie kan voordoen dat er geen akte is
opgemaakt nadat een kind levend ter wereld is gekomen, maar is overleden voor de aangifte
van geboorte.
Voor dat geval stelt de Commissie dat een of beide ouders of de ambtenaar van de burgerlijke
stand zich kan wenden tot de rechter voor het toevoegen van de ontbrekende akten aan
de registers, overeenkomstig de procedure bedoeld in art. 1:24 lid 1 BW.
Vraag 3
Klopt het dat ouders in zo’n geval wordt verteld dat zij hiertoe juridische bijstand
van een advocaat moeten inschakelen? Klopt het tevens dat wanneer een ambtenaar van
de burgerlijke stand van de betreffende gemeente de officier van justitie aanschrijft
om deze te vragen de rechtbank te verzoeken aanvulling van de registers te gelasten,
een dergelijk verzoek niet door het openbaar ministerie in behandeling wordt genomen?
Antwoord 3
Voor het indienen van een verzoek bij de rechtbank op grond van art. 1:24 lid 1 BW
is de tussenkomst van een advocaat nodig. Navraag bij het Openbaar Ministerie heeft
uitgewezen dat verzoeken van een ambtenaar van de burgerlijke stand aan de Officier
van Justitie om ambtshalve een procedure ex art. 1:24 BW te voeren daar niet bekend
zijn. In dit verband wordt opgemerkt dat een ambtenaar van de burgerlijke stand -naast
het Openbaar Ministerie- bevoegd is om zelfstandig een zodanig verzoek aan de rechter
te doen.
Ook hij wordt beschouwd als «belanghebbende» in de procedure ex art. 1:24 BW. Ons
zijn enkele gevallen bekend waarin de ambtenaar van de burgerlijke stand de betrokken
ouders op deze wijze ten dienste is geweest.3
Ik begrijp dat, zij het dat in bepaalde gevallen een beroep op de rechtsbijstand mogelijk
is.
Ik zal in overleg met de beroepsvereniging van ambtenaren van de burgerlijke stand,
de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), in kaart brengen wat de omvang
van de problematiek is en op basis daarvan nagaan of er aanleiding is om -aanvullend
op de bestaande mogelijkheden- ouders nader tegemoet te komen. Ik verwacht Uw Kamer
in de tweede helft van dit jaar over de uitkomsten te kunnen berichten binnen de reguliere
halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het wetgevingsprogramma personen- en familierecht.
Vraag 4
Begrijpt u dat het inschakelen van een advocaat voor ouders een kostbare procedure
is, terwijl wanneer er wel een overlijdensakte is opgemaakt dit proces zonder tussenkomst
van een advocaat kan worden gevolgd?
Antwoord 4
Ik verwijs naar het antwoord op de vorige vraag.
Vraag 5
Ziet u mogelijkheid het proces zodanig aan te passen dat ook registratie zonder tussenkomst
van een advocaat mogelijk is, bijvoorbeeld middels de geschetste route via de ambtenaar
van de burgerlijke stand en de officier van justitie? Zo nee, ziet u mogelijkheid
om voor deze kleine groep te bezien hoe maatwerk kan worden getroffen wanneer het
inschakelen van een advocaat om financiële redenen niet haalbaar blijkt?
Antwoord 5
Bij de eerste inschrijving van een persoon als ingezetene in de Basisregistratie Personen
(BRP) worden op diens persoonslijst gegevens over de kinderen opgenomen. Er worden
echter geen gegevens opgenomen over kinderen die al zijn overleden, zonder zelf ingeschreven
te zijn geweest.
Zo worden mogelijk pijnlijke situaties voorkomen waarin een ouder verplicht is om
bij de aangifte van verblijf en adres inlichtingen over overleden kinderen te verschaffen.
Sinds de inwerkingtreding van de wetswijziging van 3 februari 2019 in verband met
het opnemen van gegevens over levenloos geboren kinderen, of omtrent wie een Nederlandse
akte is opgemaakt waarin vermeld is dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet
in leven was (Stb. 2019, 3 en 32), heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties signalen
ontvangen dat in de praktijk behoefte blijkt te zijn aan verdere uitbreiding van de
mogelijkheden om deze kinderen in de BRP op te nemen.
Om daarin te voorzien wordt op dit moment gewerkt aan een wetsvoorstel dat onder meer
voorziet in de mogelijkheid om op verzoek van de ouder die als ingezetene in de BRP
is of wordt ingeschreven, op diens persoonslijst gegevens op te nemen over een kind
dat levenloos is geboren of van wie een akte is opgemaakt die vermeldt dat het kind
op het ogenblik van de aangifte niet in leven was. Hierbij is niet langer relevant
of de ouder ten tijde van de geboorte van het kind als ingezetene of als niet-ingezetene
was ingeschreven in de BRP.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.