Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 455 Tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten)
Artikel 20. Citeertitel
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van de uitvoerbaarheid
van de stemopneming en het toegankelijker maken van het stemmen wenselijk is tijdelijke
regels vast te stellen voor experimenten met nieuwe stembiljetten ten behoeve van
het gebruik in het stemlokaal;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
§ 1. Algemene bepaling
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
§ 2. Het experiment
Artikel 2. Doel en deelname
1. Onze Minister kan besluiten dat bij een verkiezing als bedoeld in de Kieswet of de
Wet algemene regels herindeling een experiment plaatsvindt met als doel de invoering
van een stembiljet met een handzaam formaat, ten behoeve van het gebruik in het stemlokaal,
dat:
a. eenvoudig te tellen is, ter bevordering van de uitvoerbaarheid en daarmee de kwaliteit
van de stemopneming; en
b. geschikt is voor het afbeelden van logo’s van politieke groeperingen, ter bevordering
van de toegankelijkheid van het stemmen.
2. Onze Minister kan, behoudens in het geval, bedoeld in het derde lid, na instemming
van de gemeenteraad, een gemeente aanwijzen waar wordt geëxperimenteerd.
3. Bij een verkiezing van de leden van de Eerste Kamer kan Onze Minister, na instemming
van provinciale staten, een provincie aanwijzen waar wordt geëxperimenteerd.
Artikel 3. Afwijken van de Kieswet
1. De experimenten vinden voor zover mogelijk plaats overeenkomstig hetgeen bij en krachtens
de Kieswet is bepaald.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de experimenten. Deze regels kunnen op het naastlagere niveau afwijken van het bepaalde
bij of krachtens de volgende onderdelen:
a. de artikelen J 4, eerste en vijfde lid, J 6b, J 7, J 9, J 12, J 16, J 18, eerste lid,
J 19 tot en met J 21, J 25 tot en met J 27, J 29, J 31, K 4, vierde lid, K 11, L 11,
tweede lid, en L 17 van de Kieswet, met betrekking tot de inrichting van het stemlokaal,
het verloop van gecombineerde stemmingen, het ter kennis brengen van de kandidatenlijsten,
de werkwijze en samenstelling van het stembureau, de vormgeving van de (vervangende)
stempas, de kiezerspas en het volmachtbewijs, de vormgeving en beschikbaarstelling
van stembiljetten en de wijze waarop de stem wordt uitgebracht;
b. de artikelen N 1 tot en met N 13, P 21, derde lid, en V 4, vierde en vijfde lid, van
de Kieswet, met betrekking tot de taken en werkwijze van het stembureau tijdens de
stemopneming en een nieuwe opneming van stembiljetten;
c. de artikelen T 2 tot en met T 11 en Ya 30, derde lid, van de Kieswet, met betrekking
tot de wijze waarop de stem wordt uitgebracht alsmede de taken en werkwijze van het
stembureau tijdens de stemopneming bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal;
d. de artikelen Y 2, Y 24 en Y 39 van de Kieswet, met betrekking tot de werkwijze tijdens
de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 4. Voorzieningen
1. Onze Minister wijst de voorzieningen aan die bij een experiment worden gebruikt.
2. Een voorziening wordt slechts aangewezen indien:
a. de inzet van de voorziening geen afbreuk doet aan het geheime karakter van de stemming;
en
b. de transparantie, controleerbaarheid en betrouwbaarheid van de verkiezing niet worden
verminderd.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de voorzieningen.
§ 3. Registratie van logo’s ten behoeve van het experiment
Artikel 5. Registratie van logo’s voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer
1. Een politieke groepering kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de
leden van de Tweede Kamer, schriftelijk verzoeken het logo waarmee zij voor die verkiezing
op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register, bedoeld
in artikel G 1 van de Kieswet. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld
in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste
dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2. Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien:
a. bij dat centraal stembureau de aanduiding van de politieke groepering niet is geregistreerd
of, indien van toepassing, een reeds ingediend verzoek tot registratie van de aanduiding
wordt afgewezen;
b. het logo strijdig is met de openbare orde;
c. het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerd logo van
een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van
dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten
is;
d. het logo anderszins misleidend is voor de kiezers;
e. het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met dat van een rechtspersoon die bij
onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;
f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander
verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak overeenstemmend
logo, tenzij dat andere verzoek reeds op een van de onder a tot en met e genoemde
gronden moet worden afgewezen.
3. De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde
bekendgemaakt. Van de beslissing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
4. Een politieke groepering waarvan het logo is bijgeschreven in het register, kan schriftelijk
een verzoek tot wijziging van dit logo indienen bij het centraal stembureau. De laatste
volzin van het eerste lid, alsmede het tweede en derde lid, zijn op verzoeken tot
wijziging van overeenkomstige toepassing.
5. Het centraal stembureau schrapt het logo van een politieke groepering wanneer het
de aanduiding van die politieke groepering schrapt, dan wel op verzoek van die politieke
groepering.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop
een logo wordt overgelegd.
7. Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van de Kieswet is van
overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel.
8. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het
Europees Parlement. Artikel Y 10 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6. Registratie van logo’s voor de verkiezing van de leden van provinciale
staten
1. Een politieke groepering, waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau
voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het
centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten, schriftelijk
verzoeken het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te
worden vermeld, bij te schrijven in het register, bedoeld in artikel G 2 van de Kieswet.
De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling,
blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2. Artikel 4, tweede tot en met zesde lid, van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten
en centrale stemopneming is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat
voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt
met een reeds op grond van dit artikel of een op grond van artikel 4 van de Tijdelijke
experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming, geregistreerd logo van een
andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit
artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is».
3. Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van de Kieswet is van
overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel.
Artikel 7. Registratie van logo’s voor de verkiezing van de leden van het algemeen
bestuur
1. Een politieke groepering, waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau
voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het
centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, schriftelijk
verzoeken het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te
worden vermeld, bij te schrijven in het register, bedoeld in artikel G 2a van de Kieswet.
De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling,
blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2. Artikel 4, tweede tot en met zesde lid, van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten
en centrale stemopneming is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt
met een reeds op grond van dit artikel of een op grond van artikel 4 van de Tijdelijke
experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming, geregistreerd logo van een
andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit
artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is»;
b. in afwijking van het derde lid, tweede volzin, de beslissing ter openbare kennis wordt
gebracht op de in het waterschap gebruikelijke wijze.
3. Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, van de Kieswet is van
overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel.
Artikel 8. Registratie van logo’s voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad
1. Een politieke groepering, waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau
voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale
staten, is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de
leden van de gemeenteraad, schriftelijk verzoeken het logo waarmee zij voor die verkiezing
op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register, bedoeld
in artikel G 3 van de Kieswet. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld
in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste
dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2. Artikel 4, tweede tot en met zesde lid, van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten
en centrale stemopneming is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt
met een reeds op grond van dit artikel, een op grond van artikel 6 of een op grond
van artikel 4 van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming,
geregistreerd logo van een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds
eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring
te duchten is»;
b. in afwijking van het derde lid, tweede volzin, de beslissing ter openbare kennis wordt
gebracht op de in de gemeente gebruikelijke wijze.
3. Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, van de Kieswet is van
overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel.
Artikel 9. Registratie van logo’s voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer
1. Een politieke groepering, waarvan het logo niet reeds voor de verkiezing van de leden
van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing
van de leden van de Eerste Kamer, schriftelijk verzoeken het logo waarmee zij voor
die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in
het register, bedoeld in artikel Q 6 van de Kieswet. De verzoeken die zijn ontvangen
of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
na de drieënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende
verkiezing buiten behandeling.
2. Artikel 4, tweede tot en met zesde lid, van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten
en centrale stemopneming is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat
voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt
met een reeds op grond van dit artikel of een op grond van artikel 4 van de Tijdelijke
experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming, geregistreerd logo van een
andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van voornoemde
artikelen een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is».
3. Artikel Q 6, vijfde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10. Publicatie en doorwerking van logo’s
1. In de publicatie, bedoeld in artikel G 1, achtste lid, onderscheidenlijk artikel
G 2, achtste lid, van de Kieswet, doet het centraal stembureau tevens mededeling van
de op grond van deze wet en de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale
stemopneming door hem geregistreerde logo’s van politieke groeperingen, voor zover
de registratie daarvan onherroepelijk is.
2. De artikelen G 4 en G 5, eerste lid, aanhef en onder c, en tweede lid, van de Kieswet
zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Artikel Q 6, eerste lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
4. Een geregistreerd logo van een politieke groepering werkt niet door indien de aanduiding
van de politieke groepering niet doorwerkt.
§ 4. Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Artikel 11. Toepassingsbereik
1. Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba, met inachtneming van het in deze paragraaf bepaalde.
2. De bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen betreffende de verkiezing van de
leden van de gemeenteraad, onderscheidenlijk provinciale staten, zijn, voor zover
deze paragraaf niet anders bepaalt, van overeenkomstige toepassing op de verkiezing
van de leden van de eilandsraad, onderscheidenlijk het kiescollege.
3. Voor de toepassing van artikel 2 wordt:
a. in plaats van «gemeenteraad» gelezen «eilandsraad»;
b. in plaats van «gemeente» of «provincie» gelezen «openbaar lichaam»;
c. in plaats van «provinciale staten» gelezen «het kiescollege».
Artikel 12. Registratie, publicatie en doorwerking van logo’s
1. Indien het betreft een verzoek om registratie van een logo ten behoeve van de verkiezing
van de leden van een kiescollege, wordt:
a. in artikel 6, eerste lid, in plaats van «voor de verkiezing van de leden van de Tweede
Kamer» gelezen «voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer of voor de verkiezing
van de leden van de eilandsraad»;
b. in artikel 6, tweede lid, in plaats van «een reeds op grond van dit artikel of een
op grond van artikel 4 van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale
stemopneming» gelezen «een reeds op grond van dit artikel, een op grond van artikel
8, in samenhang met artikel 11, tweede lid, of een op grond van artikel 4 van de Tijdelijke
experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming, geregistreerd logo van een
andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit
artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is».
2. In de publicatie, bedoeld in artikel Ya 15, tweede lid, van de Kieswet doet het centraal
stembureau tevens mededeling van de ingevolge deze wet door hem geregistreerde logo’s
van politieke groeperingen, voor zover de registratie daarvan onherroepelijk is.
3. Artikel Ya 26 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
4. De artikelen Ya 43, Ya 45 en Ya 46, eerste, derde en vijfde lid, van de Kieswet zijn
van overeenkomstige toepassing op een beschikking die is genomen op grond van de artikelen
5, 6 en 8 tot en met 10.
§ 5. Overige bepalingen
Artikel 13. Wijziging Algemene wet bestuursrecht
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. In bijlage 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 5 tot en met 10.
2. In artikel 1 van bijlage 2 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 2 en 4.
3. In artikel 2 van bijlage 2 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 5 tot en met 10.
Artikel 14. Wijziging Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale
stemopneming
De Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een politieke groepering kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de
leden van de Tweede Kamer, schriftelijk verzoeken het logo waarmee zij voor die verkiezing
op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register, bedoeld
in artikel G 1 van de Kieswet. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld
in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste
dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
2. Onder vernummering van het vierde lid tot tweede lid, vervallen het tweede en derde
lid.
3. Na het tweede lid (nieuw) worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde
bekendgemaakt. Van de beslissing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
4. Een politieke groepering waarvan het logo is bijgeschreven in het register, kan schriftelijk
een verzoek tot wijziging van dit logo indienen bij het centraal stembureau. De laatste
volzin van het eerste lid, alsmede het tweede en derde lid, zijn op verzoeken tot
wijziging van overeenkomstige toepassing.
4. Het zesde, zevende en achtste lid worden vernummerd tot zevende, achtste lid en zesde
lid.
B
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
1. Artikel 4 van deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba.
2. De artikelen Ya 43, Ya 45 en Ya 46, eerste, derde en vijfde lid, van de Kieswet zijn
van overeenkomstige toepassing op een beschikking die is genomen op grond van artikel
4.
Artikel 15. Evaluatie
Elk experiment wordt geëvalueerd. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in
artikel 3, tweede lid, worden de criteria voor de evaluatie geregeld.
Artikel 16. Intrekking wijziging Algemene wet bestuursrecht
In bijlage 1 en de artikelen 1 en 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht
vervallen de zinsneden met betrekking tot de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten.
Artikel 17. Vervallen verwijzing Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale
stemopneming
1. In de artikelen 6, tweede lid, 7, tweede lid, 8, tweede lid, 9, tweede lid, en 18,
onderdeel A, van deze wet wordt «Artikel 4, tweede tot en met zesde lid, van de Tijdelijke
experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming is van overeenkomstige toepassing»
telkens vervangen door «Artikel 5, tweede tot en met zesde lid, is van overeenkomstige
toepassing».
2. In de artikelen 6, tweede lid, 7, tweede lid, onderdeel a, 8, tweede lid, onderdeel
a, 9, tweede lid, 12, eerste lid, onderdeel b, en 18, onderdeel A, van deze wet wordt
telkens na «een reeds op grond van dit artikel» ingevoegd «, een op grond van artikel
5,».
Artikel 18. Samenloop Wet elektronische publicaties (35 218)
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2019 ingediende voorstel van wet Wijziging
van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband met de elektronische publicatie
van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen (Wet elektronische publicaties)
(35 218) tot wet is of wordt verheven en artikel 4.7 van die wet in werking treedt of is
getreden, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:
2. Artikel 4, tweede tot en met zesde lid, van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten
en centrale stemopneming is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt
met een reeds op grond van dit artikel of een op grond van artikel 4 van de Tijdelijke
experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming, geregistreerd logo van een
andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit
artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is»;
b. in afwijking van het derde lid, tweede volzin, van de beslissing mededeling wordt
gedaan in het provinciaal blad.
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «de beslissing ter openbare kennis wordt gebracht
op de in het waterschap gebruikelijke wijze» vervangen door «van de beslissing mededeling
wordt gedaan in het waterschapsblad».
2. In het derde lid wordt «Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder b» vervangen door
«Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder a».
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «de beslissing ter openbare kennis wordt gebracht
op de in de gemeente gebruikelijke wijze» vervangen door «van de beslissing mededeling
wordt gedaan in het gemeenteblad».
2. In het derde lid wordt «Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder b» vervangen door
«Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder a».
D
In artikel 10, tweede lid, wordt «G 5, eerste lid, aanhef en onder c» vervangen door
«G 5, eerste lid, aanhef en onder b».
Artikel 19. Inwerkingtreding
1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen 5, 16 en 17, treedt in werking met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst
en vervalt tien jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.
2. Artikel 16 treedt in werking met ingang van tien jaar na het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet.
3. De artikelen 5 en 17 treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 20. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.