Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 447 Regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden)
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Definities
Artikel 1.2 Reikwijdte
Artikel 1.3 Deelnemers
Artikel 1.4 Gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid
Artikel 1.5 Verstrekking aan het samenwerkingsverband
Artikel 1.6 Verwerking binnen het samenwerkingsverband
Artikel 1.7 Verstrekking van de resultaten aan deelnemers en derden
Artikel 1.8 Waarborgen
Artikel 1.9 Bijzondere waarborgen inzake geautomatiseerde gegevensanalyse
Artikel 1.10 Auditbepaling
Artikel 1.11 Geheimhouding
Artikel 1.12 Jaarverslag
HOOFDSTUK 2. BEPALINGEN INZAKE SPECIFIEKE SAMENWERKINGSVERBANDEN
HOOFDSTUK 3. OVERIGE SAMENWERKINGSVERBANDEN
Artikel 3.1 Aanwijzing samenwerkingsverbanden bij algemene maatregel van bestuur
Artikel 3.2 Delegatiegrondslag
Artikel 3.3 Nahangprocedure
HOOFDSTUK 4. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
Artikel 4.1 Wijziging Wet politiegegevens
Artikel 4.2 Wijziging Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 4.3 Wijziging Wet op het financieel toezicht
Artikel 4.4 Wijziging Wet toezicht accountantsorganisaties
Artikel 4.5 Wijziging Wet toezicht trustkantoren 2018
Artikel 4.6 Wijziging Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Artikel 4.7 Wijziging Sanctiewet 1977
Artikel 4.8 Wijziging Wet toezicht financiële verslaggeving
Artikel 4.9 Wijziging Wet handhaving consumentenbescherming
Artikel 4.10 Wijziging Pensioenwet
Artikel 4.11 Wijziging Wet verplichte beroepspensioenregeling
Artikel 4.12 Wijziging Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur
HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN
Artikel 5.1 Evaluatiebepaling
Artikel 5.2 Inwerkingtreding
Artikel 5.3 Citeertitel
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wettelijk kader te
scheppen voor de gezamenlijke verwerking van gegevens door bepaalde samenwerkingsverbanden
ten behoeve van een doelstelling van zwaarwegend algemeen belang en daarbij de nodige
waarborgen op te nemen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Definities
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– bijzondere categorieën van persoonsgegevens:
de categorieën van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Algemene
verordening gegevensbescherming;
– deelnemers:
als deelnemers van een samenwerkingsverband aangewezen overheidsinstanties, overheidsorganen
en private partijen als bedoeld in artikel 1.3;
– gegevens:
persoonsgegevens en andere gegevens;
– handhavingsknelpunt:
door de deelnemers van een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum aangewezen personen,
groepen van personen, gebieden of branches, waarover bij de deelnemers van een Regionaal
Informatie- en Expertisecentrum dusdanige aanwijzingen zijn dat de vigerende wet-
en regelgeving structureel niet wordt nageleefd, dat dit duidt op verschijningsvormen
van georganiseerde criminaliteit;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard:
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming;
– samenwerkingsverband:
verband van deelnemers die gezamenlijk gegevens verwerken voor een bij of krachtens
deze wet vastgestelde doelstelling van zwaarwegend algemeen belang;
– signaal:
melding van een of meer deelnemers in een samenwerkingsverband dat bepaalde gedragingen
of situaties betreffende natuurlijke personen, rechtspersonen of fenomenen aanleiding
kunnen zijn om ten behoeve van het doel van het samenwerkingsverband gezamenlijk gegevens
te verwerken;
– sturingsinformatie:
gegevens betreffende natuurlijke personen, rechtspersonen of fenomenen, inhoudende
een eerste vermoeden dat sprake is van onrechtmatige activiteiten, of voornemens daartoe,
op de bestrijding waarvan het samenwerkingsverband is gericht, met inbegrip van de
onderliggende gegevens uit een risicoanalyse, ten behoeve van de uitvoering van publiekrechtelijke
taken of uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden.
Artikel 1.2 Reikwijdte
1. Deze wet heeft betrekking op het gezamenlijk verwerken van gegevens door deelnemers
van een samenwerkingsverband in de zin van deze wet.
2. Deze wet laat onverlet dat deelnemers van een samenwerkingsverband onderling gegevens
kunnen blijven verwerken bij of krachtens een andere dan deze wet.
Artikel 1.3 Deelnemers
1. De deelnemers zijn de bij of krachtens deze wet aangewezen overheidsinstanties, overheidsorganen
en private partijen.
2. Aanwijzing van een overheidsinstantie of overheidsorgaan als deelnemer kan geschieden,
indien deelname noodzakelijk is voor het doel van het samenwerkingsverband.
3. Aanwijzing van een private partij als deelnemer kan geschieden, indien het doel van
het samenwerkingsverband redelijkerwijze niet kan worden bereikt zonder deelname van
deze private partij en indien tevens overheidsinstanties of overheidsorganen deelnemen.
4. De aanwijzing als deelnemer brengt geen wijziging aan in de publiekrechtelijke taken
en bevoegdheden van de deelnemers.
5. De deelnemers vormen een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kan de deelname worden beëindigd indien deelname
niet meer noodzakelijk is voor het doel van het samenwerkingsverband.
Artikel 1.4 Gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid
1. De deelnemers van een samenwerkingsverband zijn gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken
als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming
voor de verwerking van persoonsgegevens door het samenwerkingsverband.
2. De deelnemers wijzen één van de functionarissen voor gegevensbescherming van de deelnemende
overheidsinstanties of overheidsorganen aan die als coördinerend functionaris voor
gegevensbescherming voor het samenwerkingsverband optreedt.
3. De deelnemers wijzen personeel aan ten behoeve van de inzet in het samenwerkingsverband,
dat in dienst blijft van de betreffende deelnemers. Een private deelnemer wijst ten
behoeve van de inzet in het samenwerkingsverband slechts personen aan die niet tevens
worden belast met commerciële werkzaamheden voor die private partij.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de werkwijze en de respectievelijke verantwoordelijkheden van de deelnemers, waaronder
met betrekking tot de uitoefening van de rechten van betrokkene en hun respectieve
verplichtingen om de informatie te verstrekken, bedoeld in de artikelen 13 en 14 van
de Algemene verordening gegevensbescherming;
b. de aanwijzing van een deelnemende overheidsinstantie of deelnemend overheidsorgaan
als contactpunt voor betrokkenen voor de uitoefening van de rechten op grond van hoofdstuk
III van de Algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 1.5 Verstrekking aan het samenwerkingsverband
1. Elke deelnemer verstrekt de bij of krachtens deze wet aangewezen categorieën van
gegevens aan het samenwerkingsverband, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel
van het samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de deelnemer zwaarwegende
redenen zich daartegen verzetten. Deze verplichting tot verstrekking is mede van toepassing
indien een specifieke geheimhoudingsbepaling van toepassing is die het toelaat dat
een ander wettelijk voorschrift daarop een uitzondering maakt.
2. Voor zover een specifieke geheimhoudingsbepaling van toepassing is die het niet toelaat
dat een ander wettelijk voorschrift daarop een uitzondering maakt, verstrekt een deelnemer
de gegevens op grond van de volgende uitzonderingen:
a. artikel 20, derde lid, van de Wet politiegegevens;
b. de artikelen 8b, 39fa en 51ca van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
c. artikel 1:93ga van de Wet op het financieel toezicht;
d. artikel 63ea van de Wet toezicht accountantsorganisaties;
e. artikel 56a van de Wet toezicht trustkantoren 2018;
f. de artikelen 22d en 23aa van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme;
g. artikel 10i van de Sanctiewet 1977;
h. artikel 6a van de Wet toezicht financiële verslaggeving;
i. artikel 3.3 0a van de Wet handhaving consumentenbescherming;
j. artikel 208c van de Pensioenwet;
k. artikel 202c van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
3. Het eerste lid is mede van toepassing op persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.
4. Onverminderd artikel 20, derde lid, van de Wet politiegegevens, verstrekt de rijksbelastingdienst,
bedoeld in artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, geen gegevens aan
deelnemers voor zover dit private partijen zijn.
Artikel 1.6 Verwerking binnen het samenwerkingsverband
1. Het samenwerkingsverband verwerkt gezamenlijk gegevens ten behoeve van een bij of
krachtens deze wet vastgestelde doelstelling van zwaarwegend algemeen belang.
2. Het eerste lid is mede van toepassing op persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.
Artikel 1.7 Verstrekking van de resultaten aan deelnemers en derden
1. Tenzij naar het oordeel van een of meer deelnemers op wier gegevens de resultaten
zijn gebaseerd zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten, worden de resultaten
van de verwerking binnen het samenwerkingsverband verstrekt aan een of meer deelnemers,
voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor:
a. de vervulling van een publiekrechtelijke taak die aan de deelnemer is opgedragen,
wanneer deze taak verenigbaar is met het doel van het samenwerkingsverband, of
b. de behartiging van de gerechtvaardigde belangen of uitvoering van wettelijke verplichtingen
van een private deelnemer, wanneer deze belangen of verplichtingen verenigbaar zijn
met het doel van het samenwerkingsverband.
2. Tenzij een deelnemer daartegen bezwaar heeft, kunnen de resultaten van de verwerking
binnen het samenwerkingsverband aan een derde worden verstrekt, voor zover de verstrekking
bij of krachtens deze wet van een grondslag is voorzien, de verstrekking door de rechtmatigheidsadviescommissie,
bedoeld in artikel 1.8, zesde lid, op rechtmatigheid is getoetst en de verstrekking
noodzakelijk is voor:
a. de vervulling van een publiekrechtelijke taak die aan de derde is opgedragen, wanneer
deze taak verenigbaar is met het doel van het samenwerkingsverband, of
b. de behartiging van de gerechtvaardigde belangen of uitvoering van wettelijke verplichtingen
van een private derde, wanneer deze belangen of verplichtingen verenigbaar zijn met
het doel van het samenwerkingsverband.
3. Voor zover de verstrekking van bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens
van strafrechtelijke aard aan derden is toegestaan, vindt deze verstrekking uitsluitend
plaats nadat de deelnemers die deze persoonsgegevens aan het samenwerkingsverband
hebben verstrekt, hiermee hebben ingestemd.
4. Degenen die op grond van het eerste of het tweede lid resultaten ontvangen, koppelen
daarvan ten minste jaarlijks de effectiviteit en de bruikbaarheid terug aan het samenwerkingsverband,
en, indien de ontvangst van de resultaten niet tot vervolgacties heeft geleid, de
redenen hiervan.
5. De deelnemers evalueren periodiek de gehanteerde werkwijze en, indien van toepassing,
de gehanteerde patronen en indicatoren, aan de hand van de ontvangen terugkoppelingen,
bedoeld in het vierde lid, ten behoeve van de verbetering van de patronen en indicatoren.
6. De resultaten bedoeld in het eerste en tweede lid, worden, voor zover zij mede gebaseerd
zijn op gegevens van de rijksbelastingdienst, met uitzondering van de Fiscale Inlichtingen-
en Opsporingsdienst, niet aan een private partij verstrekt in het kader van een gerechtvaardigd
belang als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel b.
7. Dit artikel is mede van toepassing op persoonsgegevens van strafrechtelijke aard.
Artikel 1.8 Waarborgen
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen
worden gesteld aan alle verwerkingen van gegevens op grond van deze wet.
2. Uitsluitend door de deelnemers geautoriseerde personen hebben toegang tot de systemen
waarin de deelnemers gezamenlijk persoonsgegevens verwerken. De deelnemers onderhouden
een systeem van autorisaties dat voldoet aan de vereisten van zorgvuldigheid en evenredigheid.
Geautoriseerd worden slechts personen die zijn aangewezen ten behoeve van de inzet
in het samenwerkingsverband en die zijn belast met:
a. de uitvoering van de gegevensverwerking voor de doelen van het samenwerkingsverband,
b. de toetsing op rechtmatigheid, of
c. het onderhoud of de ondersteuning van de systemen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent
de betrouwbaarheidsvereisten aan geautoriseerde personen als bedoeld in het tweede
lid.
4. De deelnemers dragen zorg voor de vastlegging langs elektronische weg (logging) van
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te beschrijven verwerkingen van persoonsgegevens
in geautomatiseerde systemen van het samenwerkingsverband. De vastgelegde gegevens
worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking,
voor interne controles, ter waarborging van de integriteit en de beveiliging van de
persoonsgegevens en voor gerechtelijke procedures.
5. De deelnemers treffen passende organisatorische maatregelen om te waarborgen dat
per geval de gegevens enkel voor het vooraf vastgestelde doel worden verwerkt.
6. De deelnemers stellen een rechtmatigheidsadviescommissie in, die tot taak heeft de
rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens in het samenwerkingsverband
structureel te beoordelen bij nieuwe verwerkingen en wijziging in verwerkingen en
om voorstellen aan het samenwerkingsverband te doen om onrechtmatigheden op te lossen.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent
de werkwijze en de samenstelling van de rechtmatigheidsadviescommissie, de wijze van
benoeming en ontslag van haar leden en de instelling van één gezamenlijke rechtmatigheidsadviescommissie
ten behoeve van een cluster van samenwerkingsverbanden.
7. De persoonsgegevens die door het samenwerkingsverband gezamenlijk worden verwerkt,
worden vernietigd of geanonimiseerd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het
doel van het samenwerkingsverband, en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na
de datum van eerste verwerking verwijderd uit de systemen van het samenwerkingsverband
of geanonimiseerd, tenzij een wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat of de
verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een
rechtsvordering. In bijzondere gevallen en voor zover dat noodzakelijk is voor het
doel van het samenwerkingsverband kunnen persoonsgegevens die worden bewaard, in opdracht
van de deelnemers, na verkregen instemming van de deelnemer die de betreffende persoonsgegevens
heeft verstrekt, ter beschikking worden gesteld voor hernieuwde verwerking.
8. Binnen het samenwerkingsverband worden persoonsgegevens uitsluitend verwerkt in systemen
waarvoor een adequaat beveiligingsniveau geldt. Daarbij worden persoonsgegevens beveiligd
ten minste volgens door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
vastgestelde richtlijnen.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de waarborgen, waaronder opleidingseisen voor personen die zijn aangewezen ten
behoeve van de inzet in het samenwerkingsverband.
Artikel 1.9 Bijzondere waarborgen inzake geautomatiseerde gegevensanalyse
1. De deelnemers dragen zorg voor adequate en uniforme technische en organisatorische
maatregelen in verband met de bevordering van de kwaliteit van de gezamenlijke geautomatiseerde
gegevensanalyse alsmede ter bevordering van de juistheid en de volledigheid van de
gegevens die daarbij worden verwerkt.
2. Een resultaat van geautomatiseerde gegevensanalyse kan uitsluitend aan een deelnemer
of derde worden verstrekt na menselijke tussenkomst waarbij wordt beoordeeld of het
resultaat op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van deze tussenkomst.
3. Indien een samenwerkingsverband gezamenlijke geautomatiseerde gegevensanalyse verricht,
verschaft het, voor zover naar het oordeel van een deelnemer zwaarwegende redenen
zich daartegen niet verzetten, aan het publiek op toegankelijke wijze uitleg over
de gehanteerde patronen en indicatoren of andere onderliggende logica.
4. Mocht gedurende de geautomatiseerde gegevensanalyse blijken dat persoonsgegevens
onjuist zijn, dan worden deze onverwijld gecorrigeerd en wordt een melding gedaan
aan de organisatie waarvan de persoonsgegevens afkomstig zijn, opdat ook in haar gegevensbestanden
kan worden gecontroleerd of de persoonsgegevens juist zijn geregistreerd en na validatie
de gegevens kunnen worden gecorrigeerd.
5. Indien binnen een samenwerkingsverband persoonsgegevens geautomatiseerd geanalyseerd
worden, vindt dit op zodanige wijze plaats dat de persoonsgegevens in bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur vastgestelde fasen van de gegevensanalyse niet meer
aan een specifieke betrokkene kunnen worden gekoppeld zonder dat er aanvullende gegevens
worden gebruikt. Zij laten deze aanvullende gegevens apart bewaren en nemen technische
en organisatorische maatregelen om ervoor te zorgen dat de persoonsgegevens niet aan
een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon worden gekoppeld. De
deelnemers koppelen alleen die gegevens opnieuw aan de persoon wanneer die op basis
van de resultaten van een gegevensanalyse duiden op een verhoogd risico met betrekking
tot het doel waarvoor het samenwerkingsverband gegevens verwerkt.
Artikel 1.10 Auditbepaling
1. Het samenwerkingsverband doet de uitvoering van de bij of krachtens deze wet gegeven
regels en de Algemene verordening gegevensbescherming controleren door middel van
het periodiek doen verrichten van privacy audits.
2. Het samenwerkingsverband zendt een afschrift van de controleresultaten van de privacy
audits aan de Autoriteit persoonsgegevens.
3. Indien uit de controleresultaten blijkt dat niet wordt voldaan aan het bij of krachtens
deze wet bepaalde, laat het samenwerkingsverband binnen een jaar een hercontrole uitvoeren
op die onderdelen die niet voldeden aan de gestelde voorwaarden. Het tweede lid is
van overeenkomstige toepassing.
4. Een ieder die betrokken is bij een controle als bedoeld in dit artikel is verplicht
tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarover hij de beschikking heeft gekregen,
behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of zijn
taak daartoe noodzaakt.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende
de inhoud en wijze van uitvoering van controle, bedoeld in het eerste en derde lid.
Artikel 1.11 Geheimhouding
1. Eenieder die betrokken is bij de werkzaamheden van het samenwerkingsverband en daarbij
de beschikking krijgt over persoonsgegevens, en voor wie niet reeds uit hoofde van
ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht
geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover artikel
1.7 of enig ander wettelijk voorschrift voorziet in de bevoegdheid of verplichting
om de gegevens te verstrekken of voor zover de gegevensverstrekking noodzakelijk is
voor het afleggen van verantwoording door een medewerker aan de deelnemer die hem
heeft aangewezen voor de inzet in het samenwerkingsverband.
2. De ontvanger van het resultaat van de verwerking voor wie niet reeds uit hoofde van
ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht
geldt, is verplicht tot geheimhouding, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift
voorziet in de bevoegdheid of verplichting om de gegevens te verstrekken.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op andere gegevens waarvan degene
die betrokken is bij de werkzaamheden van het samenwerkingsverband het vertrouwelijke
karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.
Artikel 1.12 Jaarverslag
1. Een samenwerkingsverband stelt jaarlijks een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft
de op grond van artikel 1.7, vierde lid, ontvangen terugkoppelingen van de effectiviteit
en de bruikbaarheid van de resultaten, voor zover de bekendmaking van deze gegevens
de verwezenlijking van de doeleinden van het samenwerkingsverband niet onmogelijk
dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen.
2. Het jaarverslag wordt bekendgemaakt door plaatsing op internet.
HOOFDSTUK 2. BEPALINGEN INZAKE SPECIFIEKE SAMENWERKINGSVERBANDEN
Paragraaf 2.1 Financieel Expertisecentrum (FEC)
Artikel 2.1 Aanwijzing
Als samenwerkingsverband in de zin van deze wet wordt aangewezen het Financieel Expertisecentrum.
Artikel 2.2 Doel
1. Met het oog op risico’s van inbreuken op de integriteit van het financiële stelsel,
of onderdelen daarvan, verwerkt het Financieel Expertisecentrum gegevens, voor zover
dat noodzakelijk is voor de uitoefening van publiekrechtelijke taken en bevoegdheden
van de deelnemers.
2. Onder risico’s als bedoeld in het eerste lid worden verstaan risico’s met betrekking
tot de integriteit van natuurlijke of rechtspersonen die binnen het financiële stelsel
werkzaam zijn, alsmede risico’s als gevolg van het doen en nalaten van partijen binnen
het financiële stelsel of onderdelen daarvan, met betrekking tot financieel-economische
criminaliteit en andere ernstige vormen van criminaliteit of van terrorismefinanciering.
Artikel 2.3 Deelnemers
Als deelnemers van het Financieel Expertisecentrum worden aangewezen:
a. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de
rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
b. de politie, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet
2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
c. de Financiële inlichtingen eenheid, voor de taak, bedoeld in artikel 13 van de Wet
ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
d. de rijksbelastingdienst, met in begrip van alle onderdelen daarvan, bedoeld in de
op artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gebaseerde ministeriële regeling,
voor het uitoefenen van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de belastingwet,
genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van voornoemde wet, de Invorderingswet
1990 en het toezicht op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren
van terrorisme;
e. de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, voor de uitoefening van de taken, bedoeld
in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, en de daaruit voortvloeiende
bevoegdheden;
f. de Stichting Autoriteit Financiële Markten, voor de uitoefening van haar wettelijke
taken en bevoegdheden bij of krachtens de Wet handhaving consumentenbescherming, Wet
op het financieel toezicht, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme,
Wet toezicht accountantsorganisaties, Wet toezicht financiële verslaggeving, Pensioenwet,
Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Sanctiewet 1977 en bindende rechtshandelingen
van de Europese Unie;
g. De Nederlandsche Bank N.V., voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden
bij of krachtens de Bankwet 1998, Wet op het financieel toezicht, Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme, Wet toezicht trustkantoren 2018, Pensioenwet,
Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Sanctiewet 1977, Wet toezicht effectenverkeer
1995, en bindende rechtshandelingen van de Europese Unie;
h. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen overheidsorganen of overheidsinstanties
en private partijen, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van het samenwerkingsverband
en het om daarbij beschreven specifieke verwerkingen of onderdelen daarvan gaat.
Artikel 2.4 Verstrekking van gegevens aan het samenwerkingsverband
1. Met het oog op de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.5, zijn de
door de deelnemers te verstrekken categorieën gegevens:
a. personalia en andere identificerende gegevens van betrokkene, waaronder persoonsnummers;
b. identificerende gegevens betreffende vermogensbestanddelen;
c. gegevens die zicht geven op de relatie tussen betrokkene en zijn vermogensbestanddelen;
d. gegevens betreffende eerdere onrechtmatigheid in de relatie tussen betrokkene en vermogensbestanddelen;
e. gegevens die zicht geven op relevante relaties of contacten van personen die mogelijk
in verband gebracht kunnen worden met mogelijke onverklaarbare of criminele vermogensbestanddelen
of witwasconstructies, met mogelijke financiering van terrorisme of andere financieel-economische
criminaliteit;
f. gegevens die zicht geven op het opzetten van mogelijke constructies voor witwassen
of financiering van terrorisme of andere financieel-economische criminaliteit;
g. gegevens die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van personen
door de toezichthouders;
h. politiegegevens die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet politiegegevens
worden verstrekt;
i. justitiële en strafvorderlijke gegevens die op grond van de artikelen 8b en 39fa van
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens worden verstrekt.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van gegevens worden aangevuld
en kunnen nadere regels worden gesteld over de categorieën van gegevens, bedoeld in
het eerste lid, en de bronnen van waaruit die gegevens afkomstig zijn. De voordracht
voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet
eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd.
Artikel 2.5 Activiteiten
Door het Financieel Expertisecentrum worden de volgende activiteiten verricht:
a. signalenoverleg; en
b. gegevensanalyse.
Artikel 2.6 Signalenoverleg
1. Indien een deelnemer signalen heeft inzake bedreigingen of risico’s van inbreuken
op de integriteit van de financiële sector als bedoeld in artikel 2.2 kunnen deelnemers
daarover overleggen. Daarbij verstrekken zij elkaar gegevens voor zover dat noodzakelijk
is om het signaal te kwalificeren als sturingsinformatie.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de criteria
om een bepaald signaal voor te dragen voor het signalenoverleg, waaronder over de
aard, de eisen van kwaliteit en betrouwbaarheid waaraan het signaal moet voldoen.
Artikel 2.7 Gegevensanalyse
1. De deelnemers kunnen hun gegevens op verzoek van een of meer van hen, gezamenlijk
analyseren ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 2.2.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering
van de gegevensanalyse. Deze regels kunnen betrekking hebben op:
a. de wijze waarop de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nader wordt gewaarborgd;
b. de methoden waarop de gegevens vergeleken kunnen worden;
c. voorzieningen ter bevordering van de kwaliteit van de gehanteerde methodiek;
d. het voorzien van de gegevens van een indicatie over betrouwbaarheid;
e. de wijze waarop de verbanden zichtbaar gemaakt worden.
Artikel 2.8 Verstrekking van het resultaat
1. Het resultaat van de gegevensanalyse dat overeenkomstig artikel 1.7 wordt verstrekt,
bestaat uit sturingsinformatie.
2. Overeenkomstig artikel 1.7, tweede lid, kunnen de resultaten van de verwerking aan
een derde worden verstrekt.
Paragraaf 2.2 Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV)
Artikel 2.9 Aanwijzing
Als samenwerkingsverband in de zin van deze wet wordt aangewezen de Infobox Crimineel
en Onverklaarbaar Vermogen.
Artikel 2.10 Doel
Met het oog op het in kaart brengen van onverklaarbaar of crimineel vermogen, het
bestrijden van witwas- of fraudeconstructies, het kunnen innen van overheidsvorderingen
die oninbaar dreigen te worden en het uitoefenen van toezicht op de goede werking
van de markt, verwerkt de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen in opdracht
van een of meer deelnemers gegevens voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening
van publiekrechtelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers.
Artikel 2.11 Deelnemers
Als deelnemers van de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen worden aangewezen:
a. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de
rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
b. de politie, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet
2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
c. de Rijksrecherche, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet
2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
d. de Financiële inlichtingen eenheid, voor de taak, bedoeld in artikel 13 van de Wet
ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
e. het Centraal Justitieel Incassobureau, ter uitoefening van de taken omtrent het verrichten
van innings- en incassowerkzaamheden en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
f. de rijksbelastingdienst, met in begrip van alle onderdelen daarvan, bedoeld in de
op artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gebaseerde ministeriële regeling,
voor het uitoefenen van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de belastingwet,
genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van voornoemde wet, de Invorderingswet
1990, het toezicht op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren
van terrorisme, de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Algemene douanewet
en het Douanewetboek van de Unie en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
g. de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere
opsporingsdiensten, voor de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 3 van die
wet, en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
h. de Autoriteit Consument en Markt, voor de uitoefening van het toezicht op de naleving
van de Mededingingswet en de overige taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen,
en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
i. De Nederlandsche Bank N.V., voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden
bij of krachtens de Bankwet 1998, Wet op het financieel toezicht, Wet ter voorkoming
van witwassen en financieren van terrorisme, Wet toezicht trustkantoren 2018, Pensioenwet,
Wet verplichte beroepspensioenregeling, de Sanctiewet 1977, Wet toezicht effectenverkeer
1995, en bindende rechtshandelingen van de Europese Unie;
j. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen overheidsinstanties en
overheidsorganen die belast zijn met toezicht op de naleving, opsporing of de inning
van overheidsvorderingen.
Artikel 2.12 Verstrekking van gegevens aan het samenwerkingsverband
1. Met het oog op de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.13, zijn de
door de deelnemers te verstrekken categorieën gegevens:
a. personalia en andere identificerende gegevens van betrokkene, waaronder persoonsnummers;
b. gegevens over inkomen en vermogensbestanddelen;
c. gegevens die zicht geven op de relatie tussen betrokkene en zijn vermogensbestanddelen;
d. gegevens betreffende eerdere onrechtmatigheid in de relatie tussen betrokkene en vermogensbestanddelen;
e. gegevens die zicht geven op relevante relaties of contacten van personen die mogelijk
in verband gebracht kunnen worden met mogelijke onverklaarbare of criminele vermogensbestanddelen
of witwas- of fraudeconstructies;
f. politiegegevens, die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet politiegegevens
worden verstrekt;
g. persoonsgegevens van strafrechtelijke aard die op grond van de artikelen 8b, 39fa
en 51ca van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens worden verstrekt.
2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden uitsluitend verstrekt, voor zover deze
betrekking hebben op:
a. personen die potentieel in verband gebracht kunnen worden met onverklaarbare of criminele
vermogensbestanddelen of witwas- of fraudeconstructies;
b. relevante relaties van personen die mogelijk in verband gebracht kunnen worden met
mogelijke onverklaarbare of criminele vermogensbestanddelen of witwas- of fraudeconstructies;
c. personen ten aanzien van wie een overheidsvordering bestaat die oninbaar dreigt te
worden;
d. personen die in verband gebracht kunnen worden met financieel toezicht of andere aan
de bestrijding van financieel-economische criminaliteit gerelateerde taken dan wel
met taken waarmee marktwerking wordt bewaakt en bevorderd.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de categorieën
van gegevens, bedoeld in het eerste lid, en de bronnen van waaruit die gegevens afkomstig
zijn. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 2.13 Activiteiten
De Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen kan de ontvangen gegevens op verzoek
van een of meer deelnemers geautomatiseerd analyseren om:
a. een rapportage op te stellen die een overzicht geeft van het vermogen en inkomsten
van een of meer natuurlijke of rechtspersonen (iRVI),
b. een rapportage op te stellen over de financieel-zakelijke relaties rondom natuurlijke
of rechtspersonen (iRR),
c. een geanonimiseerde rapportage op te stellen die aan de hand van vooraf vastgestelde
indicatoren en gegevens over bepaalde gepseudonimiseerde natuurlijke personen of rechtspersonen
een ontwikkeling of trend in een bepaalde regio of met betrekking tot een bepaald
fenomeen weergeeft teneinde inzicht te krijgen in problematiek met betrekking tot
het in artikel 2.10 vastgelegde doel (iRT NN);
d. op basis van een rapportage als bedoeld onder c een rapportage als bedoeld onder a
of b op te stellen (iRT compact).
Artikel 2.14 Delegatiegrondslag
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze
waarop indicatoren als bedoeld in artikel 2.13 worden vastgesteld, met inbegrip van
regels over de kwaliteit van de hypothese waarop deze zijn gebaseerd.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de uitvoering van de gegevensanalyse. Deze regels hebben betrekking op:
a. de wijze waarop de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nader wordt gewaarborgd;
b. de methoden van verwerking;
c. voorzieningen ter bevordering van de kwaliteit van de gehanteerde methodiek;
d. het voorzien van de gegevens van een indicatie over hun betrouwbaarheid;
e. de wijze waarop de verbanden tussen gegevens zichtbaar worden gemaakt;
f. de vereiste kwaliteit van de gegevens die ten behoeve van de uit te voeren analyse
worden verwerkt.
Artikel 2.15 Verstrekking van het resultaat
1. Het resultaat dat overeenkomstig artikel 1.7 wordt verstrekt, bestaat uit sturingsinformatie.
2. Overeenkomstig artikel 1.7, tweede lid, kunnen de resultaten van de verwerking aan
een derde worden verstrekt.
Paragraaf 2.3 De Regionale Informatie- en Expertisecentra
Artikel 2.16 Aanwijzing
1. Als samenwerkingsverbanden in de zin van deze wet worden aangewezen de Regionale
Informatie- en Expertisecentra.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de territoriale werkgebieden van de Regionale Informatie- en Expertisecentra.
Artikel 2.17 Doel
De Regionale Informatie- en Expertisecentra verwerken uitsluitend gegevens voor zover
dat noodzakelijk is voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden van
de deelnemers op het terrein van strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en fiscaalrechtelijke
handhaving in het belang van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit.
Artikel 2.18 Activiteiten
1. De Regionale Informatie- en Expertisecentra verrichten met oog op het doel, bedoeld
in artikel 2.17, de volgende activiteiten ten behoeve van het bepalen en uitvoeren
van gezamenlijke strategieën voor de uitoefening van de wettelijke taken en de inzet
van hun wettelijke bevoegdheden door de deelnemers:
a. het aanwijzen en analyseren van handhavingsknelpunten;
b. het voeren van casusoverleggen;
c. het verrichten van gebiedscans en thematische scans bij misstanden in maatschappelijke
sectoren en publieke voorzieningen die vatbaar zijn voor innesteling van georganiseerde
criminaliteit.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, en kunnen aanvullende activiteiten,
waaronder geautomatiseerde gegevensanalyse, worden aangewezen, voor zover die noodzakelijk
zijn voor het doel, bedoeld in artikel 2.17.
Artikel 2.19 Deelnemers
1. Als deelnemers worden aangewezen:
a. de politie, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet
2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
b. de rijksbelastingdienst, met in begrip van alle onderdelen daarvan, bedoeld in de
op artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gebaseerde ministeriële regeling,
voor het uitvoeren van de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de belastingwet,
genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
de Invorderingswet 1990, de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Algemene
douanewet en het Douanewetboek van de Unie, en de hoofdstukken 2 en 3 van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen;
c. de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, voor de uitoefening van de wettelijke
taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, en de
daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
d. de Koninklijke marechaussee, voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden
bij of krachtens artikel 4 van de Politiewet 2012;
e. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, voor de uitoefening van de wettelijke
taken en bevoegdheden bij of krachtens hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen;
f. de Immigratie- en Naturalisatiedienst, voor de uitvoering van de wettelijke taken
en bevoegdheden op het terrein van toezicht en handhaving bij of krachtens de Vreemdelingenwet
2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap;
g. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de
rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden;
h. de burgemeester voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden op het
terrein van de handhaving van de openbare orde bij of krachtens hoofdstuk XI van titel
III van de Gemeentewet, paragraaf 2.3 van de Politiewet 2012, artikel 13b van de Opiumwet
of een gemeentelijke verordening en voor de uitoefening van zijn wettelijke taken
en bevoegdheden bij of krachtens artikel 3 en de paragrafen 4 tot en met 8 van de
Drank- en Horecawet, paragraaf 2 van titel VA, titel VIa en titel VIb van de Wet op
de kansspelen en de artikelen 26 tot en met 28 van de Paspoortwet;
i. het college van burgemeester en wethouders voor de uitoefening van zijn wettelijke
taken en bevoegdheden bij of krachtens hoofdstuk X van titel III en hoofdstuk XV van
titel IV, van de Gemeentewet, titels I, Ia en VIb van de Wet op de kansspelen, de
artikelen 5, 10, 10b en 10c van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek,
artikel 7 van de Participatiewet, de hoofdstukken 2, 3 en 5 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, artikel 17 en hoofdstuk VI van de Woningwet, de artikelen 8, 21, 22,
25 en 26 en hoofdstuk 6 van de Huisvestingswet 2014, artikel 1.4, eerste lid, van
de Wet basisregistratie personen en de wettelijke taken en bevoegdheden op het terrein
van toezicht en handhaving bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening en een gemeentelijke
verordening;
j. het provinciebestuur voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden bij
of krachtens de Provinciewet, de hoofdstukken 2, 3 en 5 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, of een provinciale verordening;
k. de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor de uitoefening van de wettelijke
taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en de daaruit
voortvloeiende bevoegdheden en de wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens
artikel 24 van de Arbeidsomstandighedenwet, artikel 8:1 van de Arbeidstijdenwet, de
Warenwet, artikel 13 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, artikel
14 van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen,
artikel 18a van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de Wet op de loonvorming
en artikel 5 van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese
Unie.
l. de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, voor de uitoefening van de wettelijke
taken, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en de daaruit
voortvloeiende bevoegdheden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers waarvoor gegevens kunnen
worden verwerkt binnen de Regionale Informatie- en Expertisecentra.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere overheidsorganen of
overheidsinstanties of private partijen als deelnemer worden aangewezen, voor zover
dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.17, en het om daarbij beschreven
specifieke verwerkingen of onderdelen daarvan gaat.
Artikel 2.20 Onderlinge gegevensuitwisseling
1. De deelnemers van een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum kunnen, ter uitvoering
van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.18, gegevens uitwisselen met de deelnemers
van de andere Regionale Informatie- en Expertisecentra voor zover dat noodzakelijk
is voor het doel, bedoeld in artikel 2.17.
2. Verstrekking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens
van strafrechtelijke aard aan de deelnemers van een ander Regionaal Informatie- en
Expertisecentrum vindt uitsluitend plaats nadat de deelnemer of deelnemers die deze
persoonsgegevens aan het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum heeft of hebben
verstrekt, hiermee heeft of hebben ingestemd.
Artikel 2.21 Verwerking bijzondere categorieën van persoonsgegevens en burgerservicenummer
1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming
kunnen de Regionale Informatie- en Expertisecentra, voor zover dit noodzakelijk is
voor het doel, bedoeld in artikel 2.17, persoonsgegevens met betrekking tot iemands
seksueel gedrag of seksuele gerichtheid verwerken. De deelnemers kunnen voor het doel,
bedoeld in artikel 2.17, gebruikmaken van het burgerservicenummer, bedoeld in artikel
1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de wijze van verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en het
burgerservicenummer.
Artikel 2.22 Verstrekking van gegevens aan het samenwerkingsverband
1. Met het oog op de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.18, zijn de
door de deelnemers aan het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum te verstrekken
categorieën gegevens:
a. ten aanzien van de betrokkene of betrokkenen over wie of de rechtspersoon of rechtspersonen
waarover een signaal is ontvangen:
1°
– identificerende en contactgegevens;
– het burgerservicenummer;
– gegevens betreffende de verblijfsstatus;
– gegevens omtrent de woonsituatie;
– voertuiggegevens;
– financiële gegevens;
– kadastrale gegevens;
– bedrijfsgegevens;
– inkomensgegevens;
– gegevens betreffende zakelijke relaties;
– gegevens betreffende vergunning- of subsidieaanvragen, hierop genomen besluiten en
juridische procedures;
– gegevens inzake toezicht en handhaving alsmede getroffen bestuurlijke maatregelen;
2°
– fiscale gegevens;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van de artikelen 8 en 13 van
de Wet politiegegevens die krachtens artikel 20, derde lid, van die wet aan de deelnemers
worden verstrekt;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard die door het openbaar ministerie op grond
van de artikelen 8b, 39fa en 51ca van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
aan de deelnemers worden verstrekt;
– gegevens over het seksueel gedrag of seksuele gerichtheid;
3°
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van de artikelen 9 en 10, eerste
lid, onderdelen a en c, van de Wet politiegegevens die op grond van artikel 20, derde
lid, van die wet aan de deelnemers worden verstrekt.
b. ten aanzien van personen uit de directe kring van betrokkene of betrokkenen of personen
die in direct verband staan met de rechtspersoon of rechtspersonen:
1°. dezelfde categorieën gegevens als genoemd in onderdeel a, onder 1°;
2°. dezelfde categorieën gegevens als genoemd in onderdeel a, onder 2°;
3°. dezelfde categorieën gegevens als genoemd in onderdeel a, onder 3°;
c. ten aanzien van medewerkers van deelnemers:
– identificerende en contactgegevens;
– autorisatieniveau;
– de wijze waarop deze medewerker is gescreend.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de categorieën
van gegevens en de concretisering daarvan, bedoeld in het eerste lid, de bronnen van
waaruit die gegevens afkomstig zijn en kunnen aanvullende categorieën gegevens worden
aangewezen, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.17.
De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur
wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd.
Artikel 2.23 Grondslag verwerken gegevens voor activiteiten
1. Een deelnemer kan bij een Regionaal Informatie- en Expertisecentrum een signaal dat
verband houdt met het doel, bedoeld in artikel 2.17, melden en daartoe gegevens verwerken.
2. De deelnemers beoordelen of het signaal in overeenstemming is met het doel, bedoeld
in artikel 2.17.
3. Bij de afweging of een signaal voldoende aanleiding geeft tot gezamenlijke verwerking
van gegevens in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum, toetsen de deelnemers
aan:
a. het type signaal;
b. het aantal signalen alsmede de aard en omvang daarvan;
c. het gewicht van het signaal en de reeds gepleegde interventies ter zake van het signaal
of de signalen, en
d. het aantal deelnemers dat overeenkomstige signalen meldt, alsmede het verband tussen
de signalen.
4. Indien dit signaal naar het oordeel van de deelnemers aanleiding geeft tot het verrichten
van een activiteit, bedoeld in artikel 2.18, in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum
en dit noodzakelijk is met het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.17, kunnen de
deelnemers overgaan tot verzameling en uitwisseling van, alsmede samenvoeging met
andere relevante gegevens, bedoeld in artikel 2.22, die beschikbaar zijn bij de deelnemers.
5. De deelnemers beoordelen welke deelnemers met het oog op het doel in de zin van artikel
2.17 moeten worden betrokken bij de te verrichten activiteit en daarbij gegevens mogen
verwerken.
6. Bij de verwerking van gegevens in het kader van een activiteit, bedoeld in artikel
2.18, eerste lid, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a. indien een signaal aanleiding geeft tot gezamenlijke verwerking van gegevens in het
kader van een activiteit, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, met het oog op het
doel, bedoeld in artikel 2.17, kunnen de betrokken deelnemers relevante gegevens,
bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, onderdeel a, onderdeel 1°, en onderdeel b, onderdeel
1°, verwerken;
b. indien de deelnemers gezamenlijk gegevens verwerken ter uitvoering van een activiteit,
bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, en dat noodzakelijk is met het oog op het doel,
bedoeld in artikel 2.17, kunnen de deelnemers in aanvulling op de gegevens, bedoeld
in onderdeel a van dit lid, de gegevens verwerken, bedoeld in artikel 2.22, eerste
lid, onderdeel a, onderdeel 2°, en onderdeel b, onderdeel 2°;
c. indien de deelnemers gezamenlijk gegevens verwerken ter uitvoering van een activiteit,
bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onderdelen a of b, en dat noodzakelijk is met
het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.17, kunnen de deelnemers in aanvulling op
de gegevens, bedoeld in onderdelen a en b van dit lid, de gegevens verwerken, bedoeld
in artikel 2.22, eerste lid, onderdeel a, onderdeel 3°, en onderdeel b, onderdeel
3°.
7. Indien dit naar het oordeel van de deelnemers noodzakelijk is met het oog op het
doel in de zin van artikel 2.17, kunnen de deelnemers in afstemming afspraken maken
over interventies, kunnen zij interventieadviezen geven aan een of meer deelnemers
en kunnen zij daartoe gegevens verwerken. Indien de deelnemers in afstemming afspraken
hebben gemaakt over interventies die ten aanzien van een betrokkene of betrokkenen
of een rechtspersoon of rechtspersonen worden ingezet, kunnen zij ter uitvoering daarvan
gegevens verwerken.
8. Overeenkomstig artikel 1.7, tweede lid, kunnen de resultaten van de gezamenlijke
verwerking van gegevens op grond van dit artikel aan een derde worden verstrekt.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de gezamenlijke verwerking van gegevens ter uitvoering van de activiteiten, bedoeld
in artikel 2.18, waaronder over de criteria waaraan een signaal moet voldoen en de
criteria voor verstrekking van de resultaten van de gezamenlijke verwerking van gegevens
aan een derde.
Paragraaf 2.4 Zorg- en Veiligheidshuizen
Artikel 2.24 Aanwijzing
1. Als samenwerkingsverbanden in de zin van deze wet worden aangewezen de Zorg- en Veiligheidshuizen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de territoriale werkgebieden van de Zorg- en Veiligheidshuizen.
Artikel 2.25 Doel
De Zorg- en Veiligheidshuizen verwerken bij de behandeling van complexe casuïstiek
uitsluitend gegevens ten aanzien van een betrokkene voor zover dat noodzakelijk is
voor de uitoefening, afstemming en coördinatie van de inzet van de wettelijke taken
en bevoegdheden waarmee de deelnemers zijn belast en daaraan gerelateerde noodzakelijke
werkzaamheden op het terrein van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving
alsmede begeleiding en zorg- en hulpverlening in het belang van het voorkomen, verminderen
en bestrijden van criminaliteit en ernstige overlast en het voorkomen en verminderen
van onveilige situaties voor personen of binnen een gebied.
Artikel 2.26 Activiteiten
De Zorg- en Veiligheidshuizen verrichten met het oog op het doel, bedoeld in artikel
2.25, de volgende activiteiten:
a. het voeren van casusoverleggen, waarbij betrokken deelnemers afspraken maken over
interventies die ten aanzien van een betrokkene worden ingezet, de uitvoering, evaluatie
en zo nodig het bijstellen van die afspraken alsmede overleggen over afsluiting van
de casus, ten behoeve van het bepalen en uitvoeren van een gezamenlijke strategie
voor de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden waarmee de deelnemers
zijn belast alsmede daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden die worden verricht
door de deelnemers;
b. het vaststellen van lijsten met geprioriteerde casussen ten behoeve van het bepalen
en uitvoeren van een gezamenlijke strategie voor de uitoefening van de wettelijke
taken en bevoegdheden waarmee de deelnemers zijn belast alsmede daaraan gerelateerde
noodzakelijke werkzaamheden die worden verricht door de deelnemers.
Artikel 2.27 Deelnemers
1. Als deelnemers worden aangewezen:
a. de Raad voor de Kinderbescherming, voor de uitvoering van de wettelijke taken en bevoegdheden
op grond van de artikelen 255 en 257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel
2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, artikel 3.1 van
de Jeugdwet en de artikelen 5, eerste lid, 6, 10 en 25 van de Wet opneming buitenlandse
kinderen ter adoptie;
b. de Dienst Justitiële Inrichtingen, voor de uitvoering van de wettelijke taken op grond
van artikel 2 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, artikel 2 van de
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, artikel 2 van de Penitentiaire
beginselenwet, artikel 2.2, eerste en tweede lid, van de Wet forensische zorg, alsmede
de daaruit voortvloeiende bevoegdheden en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen;
c. de politie, voor de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 3 van de Politiewet
2012 en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden, en de wettelijke taken en bevoegdheden
op grond van de artikelen 5:3, 7:3, 8:1, 8:2, 8:10 en 13:3 van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg en de artikelen 28b, tweede lid, en 33 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten;
d. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de
rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden,
en de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden op grond van de artikelen
5:3, 5:16, 5:17, eerste lid, 5:18, 5:19, 7:7, eerste lid, 7:11, eerste lid, 8:1, eerste
en derde lid, 8:17, zevende lid, 8:18, derde lid, onderdeel b, en tiende lid, 8:19,
derde lid, aanhef, 13:3, eerste, vierde en vijfde lid, van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg, de artikelen 28a, derde lid, aanhef, 28b, eerste lid, van de Wet
zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en artikel
2.3 van de Wet forensische zorg;
e. de burgemeester voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden op het
terrein van de handhaving van de openbare orde bij of krachtens hoofdstuk XI van titel
III van de Gemeentewet, paragraaf 2.3 van de Politiewet 2012, artikel 13b van de Opiumwet
of een gemeentelijke verordening en voor de uitoefening van zijn wettelijke taken
en bevoegdheden bij of krachtens de Wet tijdelijk huisverbod en de artikelen 7:1,
7:2, 7:4 en 8:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de artikelen
29 tot en met 36 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte
cliënten;
f. het college van burgemeester en wethouders voor de uitoefening van zijn wettelijke
taken en bevoegdheden bij of krachtens de artikelen 2.1.1, eerste lid, 2.1.7, 2.3.1
tot en met 2.3.6, 2.3.9, 2.3.10 en 2.4.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015, de artikelen 2.3 en 2.4 van de Jeugdwet, artikel 7 van de Participatiewet, artikel
3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, artikel 16 van de Leerplichtwet 1969
en de wettelijke taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:1, 5:2, 5:3 en 5:16
van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, artikel 28c van de Wet zorg en
dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en artikel 2:7 van
het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
g. een instelling voor gemeentelijke gezondheidsdienst voor het in opdracht van het college
van burgemeester en wethouders uitvoeren van de wettelijke taken en bevoegdheden bij
of krachtens de Wet publieke gezondheid en artikel 2.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015.
2. Als deelnemers worden aangewezen de volgende private partijen die bij of krachtens
de wet taken of bevoegdheden uitoefenen of daartoe door een bestuursorgaan gemandateerd
zijn of van een bestuursorgaan de opdracht daartoe hebben gekregen of daaraan gerelateerde
noodzakelijke werkzaamheden verrichten, of krachtens een behandelingsovereenkomst
als bedoeld in afdeling 5 van titel 7 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of de
Jeugdwet diensten verlenen en die verband houden met het doel, bedoeld in artikel
2.25:
a. de door Onze Minister op grond van artikel 4, eerste lid, van de Reclasseringsregeling
1995 erkende reclasseringsinstelling voor de taken bedoeld in hoofdstuk 3 van de Reclasseringsregeling
1995 en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
b. de door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 4.1.1, eerste
lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aangewezen organisatie van een
advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling voor de taken bedoeld in
artikel 4.1.1, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
c. de gecertificeerde instelling die in het bezit is van een certificaat of voorlopig
certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet en die jeugdreclassering of een kinderbeschermingsmaatregel als bedoeld
in artikel 1.1 van de Jeugdwet uitvoert;
d. een instelling voor geestelijke gezondheidszorg die werkzaamheden verricht, bedoeld
in de artikelen 1:1 en 2:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, artikel
1.1.1 van de Wet langdurige zorg, artikel 1.1 van de Wet forensische zorg, de artikelen
1 en 5 tot en met 9 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte
cliënten, artikel 1.1 van de Jeugdwet, de artikelen 1.1.1 en 2.1.1, eerste lid, van
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of een behandeling uitvoert uit hoofde
van een behandelingsovereenkomst, bedoeld in artikel 446 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek;
e. een instelling die in opdracht van het college van burgemeester en wethouders werkzaamheden
verricht ter uitvoering van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015, de artikelen 2.3 en 2.4 van de Jeugdwet, artikel 7 van de Participatiewet
of artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
3. In afwijking van artikel 1.4, eerste lid, zijn uitsluitend de deelnemers, bedoeld
in het eerste lid, gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel
26, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de gezamenlijke
verwerking van persoonsgegevens door de Zorg- en Veiligheidshuizen. Artikel 1.4, tweede
tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers en daaraan gerelateerde
noodzakelijke werkzaamheden waarvoor gegevens kunnen worden verwerkt binnen de Zorg-
en Veiligheidshuizen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere overheidsorganen of
overheidsinstanties of private partijen als deelnemer worden aangewezen, voor zover
dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
Artikel 2.28 Onderlinge gegevensuitwisseling
1. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van een Zorg- en Veiligheidshuis
die gegevens over een betrokkene verwerken ter uitvoering van de activiteiten, bedoeld
in artikel 2.26, kunnen ter vaststelling of die betrokkene bekend is bij een ander
Zorg- en Veiligheidshuis, identificerende en contactgegevens alsmede het burgerservicenummer
van die betrokkene uitwisselen met de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste
lid, van een ander Zorg- en Veiligheidshuis voor zover dat noodzakelijk is voor het
doel, bedoeld in artikel 2.25.
2. Indien na het uitwisselen van identificerende en contactgegevens alsmede het burgerservicenummer
van die betrokkene blijkt dat de betrokkene bekend is bij een ander Zorg- en Veiligheidshuis,
kunnen de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, overgaan tot het uitwisselen
van andere relevante gegevens, bedoeld in artikel 2.30, voor zover dat noodzakelijk
is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
3. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van een Zorg- en Veiligheidshuis,
die gegevens van een betrokkene verwerken, kunnen tijdens de uitvoering van de activiteiten,
bedoeld in artikel 2.26, gegevens, bedoeld in artikel 2.30, aan de deelnemers, bedoeld
in artikel 2.27, eerste lid, van een ander Zorg- en Veiligheidshuis verstrekken indien
uit feiten en omstandigheden blijkt dat de verstrekking noodzakelijk is voor het doel,
bedoeld in artikel 2.25.
4. Verstrekking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens
van strafrechtelijke aard aan de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid,
van een ander Zorg- en Veiligheidshuis vindt uitsluitend plaats nadat de deelnemer
of de deelnemers die deze persoonsgegevens aan het Zorg- en Veiligheidshuis heeft
of hebben verstrekt, hiermee heeft of hebben ingestemd.
Artikel 2.29 Verwerking bijzondere categorieën van persoonsgegevens en burgerservicenummer
1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming,
kunnen de deelnemers van de Zorg- en Veiligheidshuizen, voor zover dit noodzakelijk
is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25, persoonsgegevens over gezondheid verwerken.
De deelnemers kunnen voor het doel, bedoeld in artikel 2.25, gebruikmaken van het
burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
2. In afwijking van artikel 1.5, eerste lid, verstrekt een deelnemer waarop het bepaalde
in artikel 457 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 88 van de Wet op de
beroepen in de individuele gezondheidszorg of artikel 7.3.11 van de Jeugdwet van toepassing
is, uitsluitend gegevens aan een Zorg- en Veiligheidshuis indien betrokkene daartoe
uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, behoudens de gevallen waarin enig wettelijk
voorschrift een deelnemer verplicht gegevens te verstrekken of enig wettelijk voorschrift
toestaat gegevens zonder uitdrukkelijke toestemming van betrokkene te verstrekken
of de verstrekking van gegevens noodzakelijk is uit het oogpunt van goed hulpverlenerschap.
3. Een deelnemer die op grond van artikel 1.5, eerste lid, de in artikel 1.5, tweede
lid, genoemde bepalingen, of overeenkomstig artikel 2.29, tweede lid, gegevens verstrekt
aan het Zorg- en Veiligheidshuis kan voorwaarden en beperkingen stellen aan het verstrekken
van de resultaten aan deelnemers of derden op grond van artikel 1.7, eerste en tweede
lid en artikel 2.31, elfde lid.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de wijze van verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en het
burgerservicenummer.
Artikel 2.30 Verstrekking van gegevens aan het samenwerkingsverband
1. Met het oog op de uitvoering van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.26, zijn de
door de deelnemers aan het Zorg- en Veiligheidshuis te verstrekken categorieën gegevens:
a. ten aanzien van de betrokkene of betrokkenen waarop een melding als bedoeld in artikel
2.31 betrekking heeft dan wel die voldoet of voldoen aan de criteria voor plaatsing
op de lijst met geprioriteerde casussen, bedoeld in artikel 2.32, eerste lid:
– identificerende en contactgegevens;
– het burgerservicenummer;
– gegevens omtrent de woonsituatie;
– financiële gegevens;
– inkomensgegevens;
– persoonsgegevens over gezondheid;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van de artikelen 8 en 13 van
de Wet politiegegevens die krachtens artikel 20, derde lid, van die wet aan de deelnemers
worden verstrekt;
– persoonsgegevens van strafrechtelijke aard die door het openbaar ministerie op grond
van de artikelen 8b, 39fa en 51ca van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
aan de deelnemers worden verstrekt;
– gegevens betreffende relaties met gezinsleden en andere directe sociale contacten;
– gegevens inzake toezicht en handhaving alsmede getroffen bestuurlijke maatregelen
of opgelegde beperkingen;
– gegevens over geïndiceerde en toegekende zorg of voorzieningen in het sociaal domein;
– gegevens over begeleiding, zorg en hulpverlening;
b. ten aanzien van natuurlijke personen uit de directe kring van betrokkene:
dezelfde categorieën gegevens als genoemd in onderdeel a;
c. ten aanzien van medewerkers van deelnemers en medewerkers van andere instanties, overheidsorganen
of instellingen die betrokken zijn bij de begeleiding, zorg- en hulpverlening van
betrokkene: identificerende en contactgegevens.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de categorieën
van gegevens, bedoeld in het eerste lid, de concretisering daarvan, de bronnen van
waaruit die gegevens afkomstig zijn, en kunnen aanvullende categorieën gegevens worden
aangewezen, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur
wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd.
Artikel 2.31 Grondslag activiteit casusoverleg
1. Een deelnemer kan een casus voor overleg aanmelden bij een Zorg- en Veiligheidshuis
naar aanleiding van gedragingen van een betrokkene of een situatie waarin een betrokkene
verkeert, die verband houden met het doel, bedoeld in artikel 2.25, en daartoe gegevens
verwerken.
2. De deelnemers bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, beoordelen of de melding van een
casus in overeenstemming is met het doel, bedoeld in artikel 2.25.
3. Indien de melding van een casus naar het oordeel van de deelnemers, bedoeld in artikel
2.27, eerste lid, in overeenstemming is met het doel, bedoeld in artikel 2.25, kunnen
deze deelnemers overgaan tot verzameling en uitwisseling van, alsmede samenvoeging
met andere relevante gegevens die beschikbaar zijn bij de deelnemers. Hierbij kunnen
zij deelnemers als bedoeld in artikel 2.27, tweede lid, betrekken.
4. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, beoordelen welke deelnemers met
het oog op het doel in de zin van artikel 2.25 moeten worden betrokken bij de behandeling
van de casus en daarbij gegevens mogen verwerken. Hierbij kunnen zij deelnemers als
bedoeld in artikel 2.27, tweede lid, betrekken.
5. Bij het casusoverleg kunnen de betrokken deelnemers overgaan tot het verder verzamelen
en uitwisselen van en samenvoegen met andere relevante gegevens. Indien dit naar het
oordeel van de betrokken deelnemers noodzakelijk is met het oog op het doel in de
zin van artikel 2.25, kunnen de deelnemers in afstemming afspraken maken over interventies
die ten aanzien van een betrokkene worden ingezet en kunnen zij daartoe gegevens verwerken.
6. Indien de deelnemers in afstemming afspraken hebben gemaakt over interventies die
ten aanzien van een betrokkene worden ingezet, kunnen de betrokken deelnemers gegevens
verwerken die met het oog op het doel in de zin van artikel 2.25 noodzakelijk zijn
voor de uitvoering, evaluatie en zo nodig het bijstellen van die afspraken alsmede
voor het overleggen over afsluiting van de casus.
7. Bij de verwerking van gegevens, bedoeld in het eerste tot en met zesde lid, kunnen
de deelnemers ten aanzien van betrokkene en natuurlijke personen uit de directe kring
van betrokkene de categorieën gegevens verwerken, bedoeld in artikel 2.30, voor zover
dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
8. Indien de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, de casus afsluiten, worden
de persoonsgegevens die in de casus zijn opgenomen, na afsluiting afgeschermd totdat
uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.8, zevende lid.
9. Indien noodzakelijk voor het doel, bedoeld in artikel 2.25, kunnen de deelnemers,
bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, derden op incidentele basis laten deelnemen aan
het overleg, bedoeld in het vijfde en zesde lid. Deze derden krijgen uitsluitend toegang
tot de persoonsgegevens die in het Zorg- en Veiligheidshuis worden verwerkt voor zover
dat noodzakelijk is voor het doel, bedoeld in artikel 2.25.
10. Bij toepassing van het negende lid zijn de artikelen die bij of krachtens deze wet
van toepassing zijn op de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, tweede lid, van overeenkomstige
toepassing en zien de deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, erop toe dat
derden die op incidentele basis deelnemen aan het casusoverleg voldoen aan de Algemene
verordening gegevensbescherming en het bepaalde bij of krachtens deze wet.
11. Overeenkomstig artikel 1.7, tweede lid, kunnen de resultaten van de gezamenlijke
verwerking van gegevens op grond van deze bepaling door de deelnemers, bedoeld in
artikel 2.27, eerste lid, aan een derde worden verstrekt.
12. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de gezamenlijke verwerking van gegevens bij het casusoverleg, waaronder over
de criteria waaraan een casus moet voldoen om te kunnen worden behandeld in het Zorg-
en Veiligheidshuis, de eisen van kwaliteit en betrouwbaarheid waaraan de casus moet
voldoen, de criteria voor verstrekking van de resultaten van de gezamenlijke verwerking
van gegevens aan een derde, over incidentele deelname van derden aan het overleg alsmede
de criteria die daarvoor gelden en de werkwijze die daarbij wordt gevolgd.
Artikel 2.32 Grondslag activiteit lijst geprioriteerde casussen
1. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, stellen objectieve criteria vast
op grond waarvan de casus van een betrokkene op de lijst met geprioriteerde casussen
van een Zorg- en Veiligheidshuis wordt geplaatst en maken deze criteria openbaar.
2. De deelnemers, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, kunnen gegevens, bedoeld in artikel
2.30, verwerken om vast te stellen welke casussen voldoen aan de vastgestelde criteria
en welke casussen met het oog op het doel, bedoeld in artikel 2.25, op de lijst geplaatst
dienen te worden.
3. Indien de casus van een betrokkene op de lijst wordt geplaatst, wordt de casus behandeld
als een melding van een casus aan het Zorg- en Veiligheidshuis die in overeenstemming
is met het doel, bedoeld in artikel 2.25, en is artikel 2.31, derde tot en met twaalfde
lid, van overeenkomstige toepassing.
4. Zodra opname op de lijst niet of niet langer noodzakelijk is voor het doel, bedoeld
in artikel 2.25, worden de casus van betrokkene en alle op hem betrekking hebbende
gegevens onverwijld van de lijst verwijderd.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over deze bepaling.
HOOFDSTUK 3. OVERIGE SAMENWERKINGSVERBANDEN
Artikel 3.1 Aanwijzing samenwerkingsverbanden bij algemene maatregel van bestuur
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere samenwerkingsverbanden worden aangewezen
als samenwerkingsverband in de zin van deze wet, voor een bij deze algemene maatregel
van bestuur omschreven doelstelling van zwaarwegend algemene belang inzake:
a. het voorkomen en bestrijden van ernstige vormen van criminaliteit;
b. het voorkomen en bestrijden van grootschalig of systematisch onrechtmatig gebruik
van overheidsgelden en overheidsvoorzieningen; of
c. het voorkomen en bestrijden van grootschalige of systematische ontduiking van wettelijke
verplichtingen tot betaling van belastingen, retributies en rechten bij in- en uitvoer.
Artikel 3.2 Delegatiegrondslag
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de aanwijzing van overheidsinstanties en overheidsorganen als deelnemer;
b. de aanwijzing van private partijen als deelnemer, onder de voorwaarde, bedoeld in
artikel 1.3, derde lid;
c. de te verstrekken categorieën van gegevens;
d. de grondslagen voor gezamenlijke verwerking van gegevens;
e. de verstrekking van resultaten aan derden overeenkomstig artikel 1.7, tweede lid.
Artikel 3.3 Nahangprocedure
Een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3.1 of 3.2 wordt aan beide
Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat bij
koninklijk besluit wordt vastgesteld nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken,
tenzij binnen die termijn door of namens een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven
dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In
dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend.
HOOFDSTUK 4. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
Artikel 4.1 Wijziging Wet politiegegevens
Aan artikel 20 van de Wet politiegegevens wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien de politie of de Koninklijke marechaussee deelneemt aan een samenwerkingsverband
als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, verstrekt de
verwerkingsverantwoordelijke, in overeenstemming met het bevoegd gezag, bedoeld in
de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012, aan het samenwerkingsverband politiegegevens,
voor zover dit noodzakelijk is voor het doel van dat verband, tenzij naar het oordeel
van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit lid.
Artikel 4.2 Wijziging Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8a wordt «artikel 39e, 39f, of 39ga» vervangen door «artikel 39e, 39f,
39fa of 39ga».
B
Na artikel 8a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8b
Indien het openbaar ministerie deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld
in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, worden aan het samenwerkingsverband
justitiële gegevens verstrekt, voor zover dit noodzakelijk is voor het doel van dat
verband, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende
redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden
en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
C
Na artikel 39f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 39fa
Indien het openbaar ministerie deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld
in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, worden aan het samenwerkingsverband
strafvorderlijke gegevens verstrekt, voor zover dit noodzakelijk is voor het doel
van dat verband, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende
redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden
en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
D
Na artikel 51c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 51ca
Indien Onze Minister of het openbaar ministerie deelneemt aan een samenwerkingsverband
als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, worden aan het
samenwerkingsverband tenuitvoerleggingsgegevens verstrekt, voor zover dit noodzakelijk
is voor het doel van dat verband, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke
zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur
kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van
dit artikel.
Artikel 4.3 Wijziging Wet op het financieel toezicht
Na artikel 1:93g van de Wet op het financieel toezicht wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 1:93ga
1. De toezichthouder verstrekt, indien hij deelneemt aan een samenwerkingsverband als
bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van
artikel 1:89, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in
hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet
aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband,
tenzij naar het oordeel van de toezichthouder zwaarwegende redenen zich daartegen
verzetten.
2. Artikel 1:93, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Artikel 4.4 Wijziging Wet toezicht accountantsorganisaties
Na artikel 63e van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 63ea
1. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband
als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking
van artikel 63a, eerste lid, aan het samenwerkingsverband vertrouwelijke gegevens
of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen
taak, en behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van
bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is
voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de Autoriteit
Financiële Markten zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van de artikelen 63b,
63c, 63cc en 63e bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde
verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Artikel 4.5 Wijziging Wet toezicht trustkantoren 2018
Na artikel 56 van de Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 56a
1. De Nederlandsche Bank verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband
als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, aan het samenwerkingsverband
gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet
opgedragen taak, en behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel
van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk
is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van De Nederlandsche
Bank zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van de artikelen 56, 57
en 58 bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking
steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Artikel 4.6 Wijziging Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt
gewijzigd:
A
Na artikel 22c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 22d
1. De toezichthoudende autoriteit verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband
als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking
van artikel 22, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens of inlichtingen,
die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van een buitenlandse toezichthoudende
instantie zijn ontvangen, en die behoren tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij
algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover
dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel
van de toezichthoudende autoriteit zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van de artikelen 22 tot
en met 22c bijzondere regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking
steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
B
Na artikel 23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 23aa
In afwijking van de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 23, eerste, tweede en
vierde lid, verstrekt een instelling, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband
als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, aan het samenwerkingsverband
gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van
bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is
voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij naar het oordeel van de instelling
zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten. Bij algemene maatregel van bestuur
kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan de verstrekkingen op grond van
dit artikel.
Artikel 4.7 Wijziging Sanctiewet 1977
Na artikel 10h van de Sanctiewet 1977 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10i
1. Onze Minister van Financiën verstrekt, indien hij deelneemt aan een samenwerkingsverband
als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking
van artikel 10g, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de
in hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die
wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband,
tenzij naar het oordeel van Onze Minister van Financiën zwaarwegende redenen zich
daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van de artikelen 10g,
tweede tot en met vierde lid, en 10h bijzondere regels gelden, geschiedt de in het
eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Artikel 4.8 Wijziging Wet toezicht financiële verslaggeving
Na artikel 6 van de Wet toezicht financiële verslaggeving wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 6a
1. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt, indien zij deelneemt aan een samenwerkingsverband
als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking
van de artikelen 2, tweede lid, 3, derde lid, aan het samenwerkingsverband gegevens
behorend tot de in hoofdstuk 2 van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden
of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet aangewezen categorieën,
voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband, tenzij
naar het oordeel van de Autoriteit Financiële Markten zwaarwegende redenen zich daartegen
verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van artikel 6 bijzondere
regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming
van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Artikel 4.9 Wijziging Wet handhaving consumentenbescherming
Na artikel 3.3 van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 3.3 0a
1. De Stichting Autoriteit Financiële Markten verstrekt, indien zij deelneemt aan een
samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden,
aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in hoofdstuk 2 van de Wet gegevensverwerking
door samenwerkingsverbanden of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die
wet aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband,
tenzij naar het oordeel van de Stichting Autoriteit Financiële Markten zwaarwegende
redenen zich daartegen verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen bijzondere regels gelden, geschiedt
de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Artikel 4.10 Wijziging Pensioenwet
Na artikel 208b van de Pensioenwet wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 208c. Verstrekking aan samenwerkingsverband
1. De toezichthouder verstrekt, indien hij deelneemt aan een samenwerkingsverband als
bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van
artikel 204, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in
hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet
aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband,
tenzij naar het oordeel van de toezichthouder zwaarwegende redenen zich daartegen
verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van artikel 205 bijzondere
regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming
van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Artikel 4.11 Wijziging Wet verplichte beroepspensioenregeling
Na artikel 202b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 202c. Verstrekking aan samenwerkingsverband
1. De toezichthouder verstrekt, indien hij deelneemt aan een samenwerkingsverband als
bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, in afwijking van
artikel 198, eerste lid, aan het samenwerkingsverband gegevens behorend tot de in
hoofdstuk 2 van die wet of bij algemene maatregel van bestuur op grond van die wet
aangewezen categorieën, voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van dat samenwerkingsverband,
tenzij naar het oordeel van de toezichthouder zwaarwegende redenen zich daartegen
verzetten.
2. Indien voor de verstrekking aan bepaalde partijen op grond van artikel 199 bijzondere
regels gelden, geschiedt de in het eerste lid bedoelde verstrekking steeds met inachtneming
van die regels.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld
aan de verstrekkingen op grond van dit artikel.
Artikel 4.12 Wijziging Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur
In artikel 28, tweede lid, onder d, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur wordt «een regionaal samenwerkingsverband voor de aanpak
van georganiseerde criminaliteit van bestuursorganen, de politie, het openbaar ministerie,
de rijksbelastingdienst, de belastingdienst FIOD-ECD, de Sociale Inlichtingen- en
Opsporingsdienst en de Koninklijke marechaussee» vervangen door «een Regionaal Informatie-
en Expertisecentrum als bedoeld in de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden».
HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN
Artikel 5.1 Evaluatiebepaling
1. Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten
van deze wet in de praktijk.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op algemene maatregelen van bestuur
waarmee krachtens deze wet samenwerkingsverbanden worden aangewezen.
Artikel 5.2 Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 5.3 Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.