Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van de leden Ouwehand, Wassenberg en Van Esch over een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen
Vragen van de leden Ouwehand, Wassenberg en Van Esch (allen PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Justitie en Veiligheid over een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen (ingezonden 14 april 2020).
Mededeling van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen
24 april 2020).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat circa 75 procent van alle in het afgelopen decennium opkomende
infectieziekten in mensen zoönotisch zijn, dat wil zeggen dat ze worden overgedragen
van dieren op mensen?1
Vraag 2
Erkent u dat elk van de volgende recente grote infectieziekte-uitbraken een zoönose
was: SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, ebola, corona en zika?
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de bovenstaande uitbraken in totaal wereldwijd tot zeker 260.000
vroegtijdige sterfgevallen hebben geleid?
Vraag 4
Tot hoeveel economische schade hebben bovenstaande uitbraken naar schatting geleid?
Vraag 5
Erkent u dat wetenschappers, waaronder de meest vooraanstaande virologen, en de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) al jaren waarschuwen dat epidemische uitbraken van zoönotische infectieziekten
de afgelopen jaren zijn toegenomen, en dat het wachten was op de volgende ontwrichtende
pandemie?2
3
4
5
6
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt
dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt
door de grootschalige en intensieve veehouderij?7
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes
van dieren op mensen vergroot wordt door ontbossing en menselijke activiteiten in
ecosystemen, vanwege het daarmee vergrote contact tussen mensen en in het wild levende
dieren?
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat de illegale handel in wilde dieren het
risico op de uitbraak van zoönosen vergroot?
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op zoönotische uitbraken
vergroot wordt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, waardoor resistente
bacteriën gemakkelijker kunnen ontstaan?
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op nieuwe zoönotische ziekte-uitbraken
vergroot wordt door de klimaatverandering?
Vraag 11
Erkent u dat zowel hoog- als laagpathogene vogelgriepvirussen van dieren op mensen
overgedragen kunnen worden?
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat de mortaliteit van het vogelgriepvirus H5N1 onder mensen 60%
is?8
Vraag 13
Erkent u dat wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus
H5N1 met vijf mutaties zó veranderd kan zijn dat het gemakkelijk overdraagbaar is
van mens op mens? Hoeveel mutaties zijn daarvoor nodig bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen?
Vraag 14
Kunt u bevestigen dat griepvirussen, dus ook het vogelgriepvirus, van zichzelf een
relatief hoge mutatiesnelheid hebben?
Vraag 15
Kunt u bevestigen dat de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 veroorzaakt werd
door mutaties in de varkensgriep in Noord-Amerika, en het heen en weer springen van
het virus tussen mens en dier waardoor het virus zó veranderde dat het resistent was
voor menselijke antistoffen, waardoor vele mensen ziek werken en overleden? Zo nee,
waardoor werd de uitbraak dan veroorzaakt?
Vraag 16
Erkent u dat varkens besmet kunnen worden door varkensgriepvirussen, vogelgriepvirussen
en humane virussen en dat deze besmettingen tegelijk in één dier kunnen plaatsvinden?
Vraag 17
Erkent u dat virussen daarom in varkens gemakkelijk kunnen muteren en evolueren, waardoor
varkens als «mixing vessels» (mengvaten) voor virussen kunnen worden beschouwd?
Vraag 18
Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 20 uitbraken waren van hoog-pathogene
vogelgriep bij Nederlandse pluimveehouderijen? Hoeveel uitbraken waren er in 2019?
Vraag 19
Kunt u bevestigen dat in 2019 in het reguliere vogelgriep monitoringsprogramma 20
Nederlandse pluimveehouderijen positief getest zijn op laag-pathogene vogelgriep?
Vraag 20
Kunt u bevestigen dat hoog-pathogene vogelgriep in de eerste maanden van 2020 is opgedoken
in Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Bulgarije en Duitsland, waarbij
in het geval van Duitsland vogelgriep is vastgesteld op 45 kilometer van de Nederlandse
grens?
Vraag 21
Erkent u dat door het gericht fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde commercieel
gewenste eigenschappen (zoals snelle groei) de genetische diversiteit van de dieren
in de afgelopen decennia sterk is afgenomen?
Vraag 22
Erkent u dat door het fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde eigenschappen
(zoals snelle groei) het afweersysteem tegen ziektes gemiddeld gezien slechter is
geworden in de afgelopen decennia?9
Vraag 23
Ziet u de erfelijke versmalling en het verminderde afweersysteem als serieuze risico’s
voor het ontstaan van nieuwe zoönotische mutaties en de verspreiding daarvan?
Vraag 24
Kunt u bevestigen dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is, met het hoogste
aantal kippen en varkens per vierkante kilometer in vergelijking met andere landen?10
11
12 Zo nee, waarom niet?
Vraag 25
Kunt u bevestigen dat onderzoekers virussen hebben gevonden bij schubdieren die lijken
op Covid-19 en dat er sterke aanwijzingen zijn dat het schubdier als tussenschakel
heeft gediend bij de overdracht van Covid-19 op de mens?13
Vraag 26
Kunt u bevestigen dat juist het schubdier een van de meest verhandelde wilde zoogdieren
is?14
Vraag 27
Erkent u dat Nederland een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van de uitbraak
van toekomstige infectieziekten door de legale en illegale handel in wilde dieren,
zowel op internationaal als nationaal vlak, te bestrijden?
Vraag 28
Bent u bereid zich hiervoor met spoed in te zetten in internationaal (Convention on
International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) en WHO)
en EU-verband?
Vraag 29
Waarom is het nog altijd toegestaan om wilde en exotische dieren te verhandelen op
beurzen en markten in Nederland, terwijl wetenschappers waarschuwen dat «markten met
levende dieren een broeihaard van ziektes» zijn? Bent u bereid deze markten in het
kader van de preventie van de verspreiding van zoönosen per direct te verbieden? Zo
nee, waarom niet?15
16
Vraag 30
Kunt u bevestigen dat Rotterdam en Schiphol belangrijke doorvoerhavens zijn voor de
handel in wilde dieren, en dat Nederland daarmee een mogelijke schakel is in de verspreiding
van zoönosen? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen verrichten?17
Vraag 31
Kunt u bevestigen dat Interpol al geruime tijd aandacht vraagt voor het gebrek aan
capaciteit voor het opsporen van de handel in wilde dieren?18
Vraag 32
Erkent u dat door het gebrek aan opsporingscapaciteit dat wat er van de handel in
wilde dieren die op dit moment wél onderschept wordt, slechts het topje van de ijsberg
vormt?
Vraag 33
Deelt u derhalve de mening dat zowel Nederland als Europa meer prioriteit moet geven
aan het bestrijden van de handel in wilde dieren en dat er in Nederland meer kennis
en capaciteit op het gebied van toezicht en handhaving moet komen? Bent u bereid hier
snel werk van te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Vraag 34
Erkent u dat CITES-vergunningen waarmee gecontroleerd wordt of de dieren gefokt of
uit het wild gevangen zijn, in de praktijk zeer eenvoudig te vervalsen zijn?19
Vraag 35
Deelt u de mening dat ook de handel in gefokte dieren verboden moet worden om de bestrijding
van de handel effectiever en efficiënter te maken? Zo nee, waarom niet?
Vraag 36
Erkent u dat er ook via internet en het dark web veelvuldig legaal en illegaal wilde
dieren worden verhandeld? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar in te stellen?20
Vraag 37
Hoe is het mogelijk dat in Nederland veel wilde, exotische dieren nog altijd als huisdier
gehouden mogen worden?
Vraag 38
Erkent u dat een positieflijst voor zoogdieren, reptielen en vogels veel zou bijdragen
aan het bestrijden van het houden van wilde dieren in Nederland? Wanneer kunnen we
dergelijke positieflijsten verwachten?
Vraag 39
Kunt u bevestigen dat de mens tegenwoordig wereldwijd ook meer contact met wilde dieren
heeft dan vroeger, vanwege de toenemende ontwikkeling van economische activiteiten
zoals landbouw, houtkap, mijnbouw, en aanleg van infrastructuur, dorpen en steden
in natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 40
Onderschrijft u het wetenschappelijke feit dat voor virussen die aanvankelijk alleen
in het (wilde) dierenrijk circuleren, er geen groepsimmuniteit voor mensen is opgebouwd
en dat daarom juist dit soort virussen zeer gevaarlijk voor mensen zijn wanneer deze
virussen van dieren op mensen overspringen?21
Vraag 41
Erkent u dat door de verkleining van het leefgebied van wilde dieren en door de opmars
van agro-industriële monoculturen in die gebieden het grensvlak waarop mensen en (wilde)
dieren elkaar treffen de laatste decennia veel groter is geworden?
Vraag 42
Erkent u dat door ontbossing, het verlies aan biodiversiteit en de toename van de
agro-industriële monoculturen dierlijke virussen veel makkelijker dan voorheen kunnen
rondwaren op het grensvlak waar (wilde) dieren en mensen elkaar treffen en daardoor
ook makkelijker kunnen overslaan op mensen?22
Vraag 43
Kunt u derhalve de stelling onderschrijven die tal van virologen huldigen, dat het
juist menselijke activiteit is die het risico op het overslaan van virussen van dieren
op mensen veel groter heeft gemaakt?23
Vraag 44
Erkent u net als het UNEP dat veranderend landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) en
wereldwijde intensivering van de landbouw tegenwoordig de twee belangrijkste drijvende
krachten zijn achter het ontstaan en de verspreiding van zoönotische ziektes?24 Zo nee, waarom niet?
Vraag 45
Kunt u bevestigen dat Nederland de grootste importeur is van veevoer (soja) en palmolie
van de Europese Unie?25
26
Vraag 46
Erkent u dat de productie van palmolie en veevoer (soja) leidt tot ontbossing en het
ontstaan van monoculturen in landen elders?
Vraag 47
Kunt u bevestigen dat Nederland het land is met de hoogste veedichtheid ter wereld
en dat het voer voor de dieren die in Nederland gefokt, gehouden en gedood worden
voor een deel geïmporteerd wordt uit gebieden waar verregaande ontbossing plaatsvindt
of heeft plaatsgevonden?27
Vraag 48
Erkent u dat Nederland als een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing
een extra grote verantwoordelijkheid heeft om te stoppen met het veroorzaken van ontbossing
en de verdere toename van agro-industriële monoculturen een halt toe te roepen, zowel
in eigen land als in het buitenland, om het risico op het ontstaan op zoönotische
ziektes te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 49
Vindt u het verantwoord om bestaande risico’s op een nieuwe uitbraak van een besmettelijke
mens-op-mens-infectieziekte te laten voortbestaan in afwachting van een mogelijke
nieuwe pandemische uitbraak?
Vraag 50
Bent u bereid om gezamenlijk tot een alomvattend aanvalsplan te komen om het gevaar
van overspringende zoönosen tussen landbouwdieren en wilde dieren, en mogelijke mens-op-mens
besmettingen drastisch te verminderen?
Vraag 51
Bent u bereid deze vragen een voor een en op korte termijn te beantwoorden gelet op
het actuele en grote maatschappelijke belang om dit soort pandemieën in de toekomst
te voorkomen?
Mededeling
De vragen van de leden Ouwehand, Wassenberg en Van Esch (allen PvdD) over een alomvattend
aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten
drastisch te verkleinen (2020Z06642), kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.
De reden van het uitstel is dat interdepartementale afstemming nodig is.
Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.