Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in Utrecht en Flevoland (Kamerstuk 29697-84)
29 697 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid
Nr. 86 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 april 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief
van 20 februari 2020 inzake oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s)
in Utrecht en Flevoland (Kamerstuk 29 697, nr. 84).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 maart 2020 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 21 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Diks
De griffier van de commissie, Nava
Inbreng op de vragen uit het schriftelijk overleg van 24 maart 2020
Vragen en opmerkingen van de Leden van de VVD-fractie
Deze leden lezen dat de Algemene Rekenkamer (ARK) aangeeft dat er niet altijd een
duidelijke exit-strategie is. Het is dus onduidelijk wanneer overheden stoppen met
projecten via de ROM’s te subsidiëren. Ondanks dat de regering aangeeft dat de ROM’s
voor onbepaalde duur zijn, vragen zij of er niet moet worden nagedacht over een exit-strategie.
Hoe wenselijk het eigenlijk is dat de ROM’s geen tijdshorizon kennen, zo vragen de
leden van de VVD-fractie.
Antwoord
De regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn een waardevol instrument voor
de verdere ontwikkeling van de regionale economie en blijvende betrokkenheid van zowel
EZK als de provincies heeft veel betekenis. Hoewel de participatie van de overheid
in de ROM’s (de ontwikkelingstak en de participatietak) doorgaans voor onbepaalde
tijd is, hebben partijen de mogelijkheid om terug te treden. De subsidiebijdrage van
de Staat aan de ontwikkelingstak is afhankelijk van een jaarlijkse toets, waarin wordt
nagegaan of de ROM’s in hun jaarplan of meerjarenplan voldoende gevolg geven aan het
beleidskader van EZK en de provincies. De subsidiebijdrage van het Rijk dekt enkel
de kosten voor de taken business development en acquisitie. Na kapitalisatie van de ROM’s met publiek geld worden de kosten van
het participatiebedrijf, conform de huidige praktijk, uit de participatieopbrengsten
(revolverend) gedekt. Het revolverende karakter van het fonds veronderstelt impliciet
de onbepaalde duur van het fonds, omdat deze investeringen voldoende tijd nodig hebben
om te kunnen renderen vanuit een portefeuille-perspectief. Desalniettemin is het uitgangspunt
dat de ROM’s voor een periode van acht jaar mogen participeren in hun deelnemingen.
Overigens zal per geval uit de concrete omstandigheden moeten blijken in hoeverre
het mogelijk is om voor het einde van deze periode uit een deelneming te stappen.
Wat betreft de vraag over de wenselijkheid van het feit dat de ROM’s geen tijdshorizon
kennen geldt dat de financiële resultaten van de ROM’s jaarlijks worden gecontroleerd
door een accountant. De prestaties van de ROM’s in bredere zin worden jaarlijks door
de aandeelhouders beoordeeld tijdens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Daarnaast
zet EZK elke vijf jaar een evaluatieonderzoek uit bij een onafhankelijke derde om
te bezien of de ROM’s hun toebedeelde rol vervullen. Indien uit de jaarlijkse stukken
of vijfjaarlijkse evaluatie blijkt dat de ROM in kwestie haar toebedeelde rol niet
meer naar tevredenheid vervult, kan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders de
directie van de ROM aansturen op het nemen van passende maatregelen.
Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat voor een kapitaalbehoefte die de capaciteit
van de ROM’s ontstijgt, de ROM’s gestimuleerd worden de samenwerking zoeken met collega
ROM’s en Invest-NL. De leden vragen wanneer een bedrijf bij een ROM kan aankloppen
en vanaf wanneer het dit bij Invest-NL kan doen.
Antwoord
De ROM’s zijn opgericht om de regionale economie te versterken, onder andere door
het nemen van participaties in innovatieve ondernemingen tot maximaal 5 miljoen euro.
De ROM’s beschikken daarbij over relevante kennis, ervaring en een uitgebreid regionaal
netwerk. Een goede samenwerking tussen Invest-NL, die op nationale schaal actief is,
en de ROM’s is van groot belang. Het Rijk vindt het belangrijk dat Invest-NL en de
ROM’s gebruik maken van elkaars netwerk en expertise, en dat projecten waar nodig
(bijvoorbeeld vanwege schaalgrootte) aan elkaar worden doorgeleid of gezamenlijk worden
opgepakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
In haar brief schrijft de Staatssecretaris onder meer dat zij «rekening houdt met
de verschillende regionaal economische speerpunten en economische omvang van beide
regio’s». Wat kan de Staatssecretaris over elke regio melden ten aanzien van de economische
speerpunten en economische omvang? Waar kunnen de nieuwe ROM’s in haar ogen het verschil
gaan maken?
Antwoord
De ROM Regio Utrecht en het Groeifonds Flevoland zullen de nationale speerpunten en
regionale speerpunten, zoals verwoord in de Regionaal Economische Agenda van elke
regio, verwerken in hun beleidsstrategieën. In deze agenda zijn regio-specifieke afspraken
opgenomen, die rekening houden met verschillen in regionale prioriteiten en economische
omvang. Door op deze thema’s de regionaal-economische structuur te verbinden met het
topsectorenbeleid wordt het (innovatieve) mkb beter ondersteund en kunnen kansrijke
bedrijven en innovaties beter doorgroeien naar een nationaal of internationaal niveau.
Wat betreft de vraag waar de ROM’s in mijn ogen het verschil maken, ondersteunen de
uitkomsten van het evaluatieonderzoek van Ecorys mijn opvatting dat de ROM’s een bewezen
meerwaarde hebben als het gaat om het verkennen van kansrijke mogelijkheden voor innovatieve
bedrijvigheid, het bij elkaar brengen van bedrijven en kennisinstellingen (cross-sectoraal)
en het zoeken naar en verschaffen van kapitaal. Met de oprichting van beide ROM’s
zal worden voorzien in de vraag naar kapitaal, inclusief innovatiekapitaal in de regio’s.
Uit het kapitaalonderzoek onder het mkb in regio Utrecht van Panteia1 blijkt dat groeiers (ook wel scale-ups) en startups een tekort aan aanbod van kapitaal
ervaren. De ROM Regio Utrecht zal bijdragen aan het verminderen van dit tekort. In
de regio Flevoland biedt Horizon bv. een ondersteunings- en investeringsinfrastructuur
waarin startende en innovatieve mkb-ondernemers kunnen groeien en innoveren. Het Groeifonds
Flevoland zal bijdragen aan een schaalsprong in deze infrastructuur, zodat zij meer
kan bijdragen aan de economische groei en werkgelegenheid in de regio. Dit beeld wordt
onderbouwd door het kapitaalmarktonderzoek van KplusV2.
De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de nieuw op te richten ROM’s een belangrijke
rol zullen vervullen bij de uitvoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid.
Hoopt en/of verwacht de Staatssecretaris dat ook zij medeondertekenaar worden van
het recent gesloten Kennis- en Innovatieconvenant? Kan zij een inschatting maken van
hoeveel bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) in elk van beide provincies
straks kunnen gaan profiteren van de (participatieactiviteiten) van de twee nieuwe
ROM’s?
Antwoord
Op 11 november 2019 is het Kennis- en innovatieconvenant ondertekend door overheden,
bedrijven en kennispartners.3 In dit convenant bekrachtigen alle partners de inzet op de belangrijke innovatiethema’s
voor de komende jaren. Daarmee wordt verdere invulling gegeven aan de uitvoering van
het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Ook de ROM’s hebben dit convenant
op 11 november 2019 ondertekend. Zij dragen met hun investeringsvolume uit eigen fondsen
bij aan de maatschappelijke thema’s en de sleuteltechnologieën die ten grondslag liggen
aan het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. In bijlage 1 bij dit convenant
zijn de ambities ten aanzien van de inbreng vanuit de regio (provincies en ROM’s)
op de uitvoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid nader toegelicht.
Ik ga ervan uit dat de nieuwe ROM’s deze ambities onderschrijven en hun bijdrage leveren.
Op dit moment is onduidelijk hoeveel mkb-ondernemingen in beide provincies kunnen
profiteren van de twee nieuwe ROM’s. Uit de huidige praktijk blijkt dat een nieuw
opgerichte ROM indien gewenst snel kan groeien. Innovation Quarter heeft bijvoorbeeld
binnen vijf jaar een portefeuille opgebouwd van circa 80 bedrijven. De ROM’s hebben
de bevoegdheid om zelfstandig te besluiten in welke onderneming zij zullen participeren.
Dit besluit is onderhevig aan een onderzoek door de ROM’s van de business case die zal worden ingediend door het bedrijf dat om hulp vraagt. Het uitgangspunt van
de ROM’s is dat zij haar participatiebedrijven begeleidt, innovaties van mkb-bedrijven
financiert en daarmee bijdraagt aan de economisch groei en werkgelegenheid van de
regio. Direct profiteren veel bedrijven van de ontwikkelingsactiviteiten van de ROM’s,
waarbij zij bedrijven en onder andere kennisinstellingen bij elkaar brengen. Tezamen
zijn de ROM’s de verbindende schakel tussen het nationale topsectoren- en innovatiebeleid
en het regionaal economisch beleid en daarmee een belangrijk instrument voor EZK en
de betrokken provincies bij de uitvoering van het economisch beleid in de regio en
de (regionale) dienstverlening aan het innovatieve mkb.
Een van de kerntaken van de ROM’s is acquisitie, waarvoor de Staatssecretaris aan
de ROM Regio Utrecht B.V. en het Groeifonds Flevoland B.V. respectievelijk € 1 mln.
en € 500.000 subsidie op jaarbasis toekent (periode 2020–2024). Deze leden vragen
hoe het acquisitiebeleid van de nieuwe ROM’s gaat aanhaken bij de nationale acquisitiestrategie.
Antwoord
Het acquisitiebeleid van de ROM’s wordt door de regio’s in samenwerking met het nationaal
agentschap voor buitenlandse investeringen (NFIA) vormgegeven.
Aangaande Invest-NL lezen de leden van de CDA-fractie dat « (d)e participatieactiviteiten
(...) met name gericht (zijn) op het verstrekken van risicodragend vermogen aan startende
en innovatieve mkb’ers. Van belang hierbij is een goede samenwerking met Invest-NL»
(pagina 2), en «dat (v)oor een kapitaalbehoefte die de capaciteit van de ROM’s ontstijgt
(...) de ROM’s (worden) gestimuleerd de samenwerking te zoeken met collega ROM’s en
Invest-NL» (pagina 3). Deze leden zijn benieuwd of er afspraken zijn of zullen worden
gemaakt tussen de ROM’s en Invest-NL over het ondersteunen van het brede mkb en zo
ja, wat die afspraken inhouden.
Antwoord
Invest-NL en de ROM’s ondersteunen beide ondernemingen die moeilijk aan financiering
komen. Zij ondersteunen naast mkb-ondernemingen, startups en scale-ups die kunnen
doorgroeien ook innovatieve projecten met een maatschappelijke impact die aansluiten
bij de thema’s van het missiegedreven innovatiebeleid. Om de regio’s goed te kunnen
ondersteunen hebben partijen afspraken gemaakt over de manier van samenwerken. Hierbij
kan worden gedacht aan afspraken over het doorverwijzen van partijen tussen de ROM’s
en Invest-NL, specifiek om individuele proposities bij de juiste partij te krijgen
met het oog op bijvoorbeeld omvang van de deal en/of expertise van de ROM’s en Invest-NL.
Om volledig uitvoering te geven aan de afspraken voeren Invest-NL en de ROM’s regelmatig
overleg over de (algemene) investeringskansen, individuele proposities en business development.
Ten aanzien van het Groeifonds Flevoland B.V. merken de leden van de CDA-fractie op
dat, anders dan bij de meeste ROM’s, wordt gekozen voor het werken zonder Raad voor
Commissarissen. Zij vragen wie of wat die rol dan op zich neemt.
Antwoord
De oprichting van de ROM in Flevoland wijkt af van de oprichting van de ROM Utrecht,
omdat in Flevoland al een bestaande ondersteunings- en investeringsinfrastructuur
bestaat onder de naam Horizon bv. Horizon bv. is aangewezen als fondsmanager van het
Groeifonds Flevoland, waardoor Horizon bv. (met een Raad van Commissarissen) het beheer
van het fonds zal uitvoeren. Om deze reden is er gekozen om zonder Raad van Commissarissen
te werken in het Groeifonds. De taken binnen het Groeifonds die normaliter bij de
Raad van Commissarissen zijn belegt, zullen op grond van de statuten door de aandeelhouders
worden uitgevoerd.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de ARK, waarin vijf
aandachtspunten worden genoemd:
a. de onverenigbaarheid van functies;
b. het scherper benoemen dat de leden van de investeringscommissies en directieleden
niet mee vergaderen en beslissen bij zaken waarbij zij een persoonlijk belang hebben;
c. de bevoegd- en verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(EZK) om te controleren of subsidies recht- en doelmatig worden besteed;
d. de vraag of EZK’s participatie in de nieuwe ROM’s van onbepaalde duur is;
e. het belang van duidelijke afspraken omtrent informatievoorziening aan het parlement
over de financiële prestaties van revolverende fondsen.
In haar brief licht de Staatssecretaris toe hoe zij met elk van deze aandachtspunten
omgaat. Deze leden hebben hier geen op-/aanmerkingen bij. Waar de Staatssecretaris
in haar brief niet op ingaat, is de zorg van de ARK over het ontbreken van een bevoegdheid
van rekenkamers om ter plaatse onderzoek te doen bij (klein)dochterondernemingen van
gezamenlijke overheidsdeelnemingen. Dit terwijl de eigenlijke bedrijfsactiviteiten
van veel overheidsdeelnemingen juist in (klein)dochterondernemingen worden uitgevoerd.
Op pagina 24 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Versterking decentrale
rekenkamers schrijft de regering dat «het haar niet is gebleken dat in de huidige
praktijk noodzaak bestaat voor een verdere uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden
van rekenkamers op dit punt». Echter, de ARK wijst erop dat de voorgenomen oprichting
van het Participatiefonds ROM Regio Utrecht BV als een 100% dochteronderneming van
ROM Regio Utrecht BV «laat zien dat dergelijke situaties zich wel degelijk voordoen».
Gevolg is dat de ARK en decentrale rekenkamers straks niet de bevoegdheid hebben om
ter plaatse onderzoek te doen bij deze dochteronderneming, terwijl dáár nu juist het
publieke geld wordt uitgegeven. De ARK dringt er daarom op aan dat het wetsvoorstel
Versterking decentrale rekenkamers op dit punt wordt gewijzigd. Is de Staatssecretaris
bereid dit dringende advies van de ARK over te nemen, bij de Minister van BZK onder
de aandacht te brengen en hierover aan de Kamer te (laten) rapporteren?
Antwoord
In de brief van de Algemene Rekenkamer (ARK) wordt in de laatste alinea gesteld dat
een afschrift van het (dringend) advies is verstuurd aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Minister van Financiën vanwege hun verantwoordelijkheid
voor respectievelijk het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers en de CW
2016. Recentelijk heeft de Minister van BZK, mede namens de Minister van Financiën,
een nota van wijziging bij het wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers bij
uw Kamer ingediend waarin de bevoegdheid voor de decentrale rekenkamers en de Algemene
Rekenkamer om onderzoek te doen naar (klein) dochterondernemingen van gezamenlijke
overheidsdeelnemingen wordt geregeld (Kamerstuk 35 298, nr. 10).
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de zogeheten «digitale mkb-werkplaatsen»,
dit in het licht van het amendement-Amhaouch/Verhoeven over middelen voor Regionale
Ontwikkelingsmaatschappijen (Kamerstuk
35 300 XIII, nr. 18). Met dit amendement komt in 2020 € 500.000 extra beschikbaar om ROM’s een rol te
geven bij experimenten ter versterking van digitale mkb-werkplaatsen. De indieners
hebben de ROM’s de ruimte gegeven om zelf binnen de grenzen van dit amendement te
prioriteren. Deze leden vragen in hoeverre de nieuwe ROM’s ook voor deze extra middelen
in aanmerking zullen komen. Dezelfde vraag hebben de zij ook ten aanzien van het amendement
Amhaouch en Weverling over extra middelen voor Trade & Innovate NL (Kamerstuk
35 300 XVII, nr. 19): waar landt deze extra 2.000.000 euro?
Antwoord
Op dit moment ben ik met de ROM’s in gesprek over het opzetten van een pilot om de
ontwikkeling van digitale mkb-werkplaatsen te ondersteunen. De keuze voor de invulling
en de uitvoering van deze pilot ligt bij de ROM’s. Er is gekozen om de pilot met Oost
NL op te starten. Het uitgangspunt van deze pilot is de bijdrage aan de digitalisering
van het innovatievolgende kleinbedrijf. Indien de pilot succesvol is, heb ik de intentie
om de pilot in samenwerking met de andere ROM’s uit te breiden naar andere regio’s.
De opschaling van de pilot is afhankelijk van voldoende (financieel) draagvlak bij
de ROM’s.
Wat betreft het amendement Amhaouch/Weverling heeft de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking conform het amendement Amhaouch en Weverling 2
miljoen euro vrijgemaakt voor de internationalisering van het mkb in de regio’s. Per
1 maart is er in lijn met de wens van de Trade and Innovate NL (TINL)-partners – voornamelijk
bestaande uit de ROM’s – de opdracht verstrekt om in samenwerking met RVO en TINL
het Trade Relations Programma uit te voeren. Alle TINL-partners komen in aanmerking
voor het geld dat beschikbaar gesteld is vanuit het amendement. De middelen worden
verspreid over twee jaar aan de partners beschikbaar gesteld. Voor de ROM Utrecht
en Flevoland betekent dit het volgende:
– de voorloper van de ROM Regio Utrecht is aangesloten bij TINL en er is afgesproken
dat ROM Regio Utrecht deze opdracht officieel na oprichting overneemt en invult;
– voor Horizon bv. geldt dat er nog gesprekken lopen over aansluiting bij het TINL-netwerk.
Mocht Horizon bv. aansluiten in de komende periode, dan zal gekeken worden of zij
in 2021 ook mee kunnen draaien met de middelen uit het amendement;
– van belang om partner te kunnen worden is dat de ROM strategie, mensen en middelen
beschikbaar kan stellen voor internationalisering en zich mede in wil zetten voor
de samenwerking.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris welke gevolgen de afgekondigde
maatregelen naar aanleiding van het coronavirus hebben voor voortgang van het oprichten
van de ROM’s en de beschikbare financiering van de ROM’s in Utrecht en Flevoland.
Antwoord
De aangekondigde maatregelen naar aanleiding van het coronavirus hebben geen effect
op de voortgang van het oprichten van de ROM’s en de beschikbare financiering van
de ROM’s in Utrecht en Flevoland.
De leden van de D66-fractie memoreren dat uit de evaluatie van de ROM’s door onderzoeksbureau
Ecorys in 2016 (bijlage bij Kamerstuk
29 697, nr. 23) blijkt dat het voor de ROM’s in andere provincies zoeken is naar de juiste aansturing
van de ROM’s. Zo blijkt dat aan de ene kant sturing nodig is vanuit het beleid om
succesvol te zijn op de beleidsdoelen, terwijl aan de andere kant ROM’s aangeven beleidsvrijheid
nodig te hebben om slagkracht te hebben. Daarom vragen deze leden hoe de aansturing
in Utrecht en Flevoland georganiseerd gaat worden om het succes en de slagkracht van
de ROM’s te waarborgen.
Antwoord
De aansturing en het eigenaarschap van de ROM’s zijn de gezamenlijke verantwoordelijkheid
van het Rijk en de betrokken provincies. Ik zal tezamen met de betrokken provincies
streven naar een goede balans tussen sturing vanuit beleid om succesvol te zijn op
de beleidsdoelen en aan de andere kant de beleidsvrijheid die de ROM’s nodig hebben
om slagkracht te hebben. Een gezamenlijke aansturing en verbondenheid met de ROM’s
maakt dat Rijk en regio hun beleidsdoelstellingen en -interventies in gezamenlijkheid
kunnen vormgeven en (laten) uitvoeren. Ik heb met mijn medeaandeelhouder(s) en subsidiënten,
een gezamenlijk meerjarig subsidiekader voor de individuele ROM’s vastgesteld. Hierin
worden de gezamenlijke prestatie-indicatoren en het voornemen om zorg te vragen voor
meer bedrijvigheid en werkgelegenheid in de regio’s vastgelegd. Voor mij zijn daarbij
het regionaal verbinden van het mkb met het topsectorenbeleid en de bovenregionale
samenwerking van de ROM’s onderling leidend. Op deze manier geef ik invulling aan
de uitwerking van de voor EZK belangrijke beleidsdoelen. Door effectieve overheidsinspanningen
om de positie van het innovatieve mkb te versterken wordt de regionale (en nationale)
economie van stevige impulsen voorzien.
De leden van de D66-fractie constateren dat het onduidelijk is waar de financiering
van de ROM’s besteed gaat worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten
of zij voornemens is randvoorwaarden te stellen aan de besteding van de beschikbare
financiering, bijvoorbeeld gelijk aan de aandachtsgebieden en randvoorwaarden geformuleerd
voor Invest-NL (Kamerstuk
28 165, nr. 320).
Antwoord
In vergelijking met Invest-NL is de besteding van de beschikbare financiering van
de ROM’s afhankelijk van investeringsvoorwaarden die door de ROM’s worden opgesteld.
Ieder financieringsvoorstel wordt aan deze voorwaarden getoetst door een onafhankelijke
investeringscommissie bestaande uit externe leden. De investeringscommissie heeft
als doel om financieringsvoorstellen te beoordelen en financieringsbesluiten te nemen
op basis van de gezamenlijke wetenschappelijke, markt- en financiële kennis en ervaring
die door haar leden wordt ingebracht. Met inachtneming van het niet-bindende financieringsbesluit
van de investeringscommissie zal de ROM een besluit tot participeren in of financieren
van een onderneming nemen.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot in welke ROM's de Staat, na de oprichting
van Flevoland en Utrecht, een deelneming heeft en of de Staatssecretaris ook onderzocht
heeft wat de kansen van een ROM voor Caribisch Nederland zou kunnen zijn.
Antwoord
Nederland kent op dit moment zes regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) waarin
EZK participeert. EZK en de betreffende provincies zijn aandeelhouder van en onderhouden
een subsidierelatie met de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij NOM (werkgebied Friesland,
Groningen en Drenthe), Oost NL (Overijssel en Gelderland), de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij
BOM (Noord-Brabant), LIOF (Limburg), Innovation Quarter (Zuid-Holland) en Investeringsfonds
Zeeland (Zeeland).
Indien een initiatief voor een ROM voor Caribisch Nederland aan de orde is, ben ik
bereid daarnaar te kijken. Ik stel daaraan de voorwaarden (net zoals bij Innovation
Quarter) dat het initiatief vanuit de landsdelen moet komen, er sprake moet zijn van
voldoende schaalgrootte en de drie hoofdtaken van de ROM’s (business development,
acquisitie, participatie) moet bevatten. Er moet dus sprake zijn van robuuste, levensvatbare
voorstellen waaruit blijkt dat de regio haar financiële verantwoordelijkheid neemt.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier