Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Remco Dijkstra over het bericht ‘In levensgevaar door ladinggas’
Vragen van het lid RemcoDijkstra (VVD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «In levensgevaar door ladinggas» (ingezonden 12 december 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat en van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (ontvangen 17 april 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «In levensgevaar door ladinggas»?1
Antwoord 1
Ja. Ik verwijs naar de antwoorden op vragen van de heer Laçin voor een uitgebreidere
reactie.
Vraag 2
Hoeveel mensen hebben er inmiddels gezondheidsklachten door de schadelijke stof fosfine?
Hoe zijn de opvarenden er nu aan toe? Bij wie kunnen zij terecht voor schade?
Antwoord 2
Naast het schippersechtpaar zijn mij geen andere personen met gezondheidsklachten
bekend. Het schippersechtpaar is inmiddels ontslagen uit het ziekenhuis. Zie verder
antwoorden 2 en 4 op de vragen van de heer Laçin.
Vraag 3
Hoe werkt signalering in deze en is het correct dat in korte tijd dertien binnenvaartschepen
en vier duwbakken die geladen waren met een soortgelijke lading veevoer, aan de kant
zijn gelegd?
Antwoord 3
Rijkswaterstaat heeft op 5 december een melding ontvangen van een incident met een
binnenvaartschip (de FOX) en een vergiftiging aan boord van het schip met de stof
fosfine. Dit signaal is overgebracht naar de Havenmeester van Amsterdam en vervolgens
is er een veiligheidsonderzoek ingesteld.
Op de vier binnenvaartschepen/duwbakken waar nog concentraties fosfine gemeten zijn,
zijn er formele stilleggingen afgegeven door ISZW. Dat betekent dat er niemand meer
in de stuurhut, bemanningsverblijven en de machinekamer mocht komen. De betrokken
schepen lagen toen al allemaal aan de wal.
Vraag 4
Is er al een oorzaak voor dit verschrikkelijke incident aan te wijzen? Hoe is men
erachter gekomen dat het mis was en dat er hoge concentraties fosfine aan boord waren?
Antwoord 4
Het lijkt erop dat bij het verladen van de lading, in dit geval zonnebloemmeelpellets,
ook niet uitgewerkte tabletten met aluminiumfosfide mee verladen zijn. Uit die niet
uitgewerkte aluminiumfosfide is fosfinegas vrijgekomen. De schipper en zijn vrouw
zijn hier vervolgens aan blootgesteld en werden ernstig ziek. Later bleek uit metingen
dat er in de bemanningsverblijven hoge concentraties fosfine aanwezig waren.
Zie voor een aanvulling hierop de antwoorden 6 en 7 op de vragen van de heer Laçin
en voor onderzoek naar de toedracht van het incident het rapport van het onderzoek
van de Onderzoekscommissie.
Vraag 5
Wat is er in de tijd tussen het incident en nu allemaal al gebeurd?
Antwoord 5
Mijn Ministerie is in contact met de partijen die betrokken zijn bij het ongeval met
het binnenvaartschip, en is op de hoogte gesteld van een lopend onderzoek van de Onderzoekscommissie.
Hoofdstuk 3 van het gepubliceerde onderzoek geeft een uitgebreid feitenrelaas over
de uitgevoerde acties ten behoeve van de operationele afhandeling van het incident.
De aanbevelingen aangaande het risico bij het gebruik van fosfidetabletten worden
opgepakt.
De ILT heeft daarnaast onderzoek gedaan naar de technische staat van het schip. De
ILT concludeert hierin dat het schip voldeed aan de vigerende wet- en regelgeving
voor wat betreft constructie en veiligheid voor de binnenvaart.
Het onderzoek van de Onderzoekscommissie zal in het eerdergenoemde Rijkshavenmeesteroverleg
geagendeerd worden.
Zie verder het antwoord op vraag 3 en de vragen 6 en 7 van de heer Laçin.
Vraag 6
Is het de afgelopen jaren eerder zo ernstig misgegaan dat een lading hevig vergiftigd
bleek en bemanning gezondheidsschade heeft opgelopen?
Antwoord 6
In vraag 2 van de heer Laçin verwijs ik naar een overzicht van de mij bekende gevallen.
Vraag 7
Hoe vaak komen zeeschepen aan met een dergelijke lading en wat is dan de normale procedure?
Antwoord 7
In 2019 kwamen 91 zeeschepen met een dergelijke lading aan in Rotterdam en 35 in Amsterdam.
In 2018 ging het om respectievelijk 74 en 30 schepen. Zie verder antwoorden 6 en 7
op de vragen van de heer Laçin.
Vraag 8
In hoeverre hebben schippers controle over de lading die zij aannemen?
Antwoord 8
In een vervoerovereenkomst worden de afspraken over het vervoer van de lading vastgelegd.
De schipper die zelfstandig ondernemer is, heeft deze afspraken zelf gemaakt. De schipper
die in loondienst is, is afhankelijk van de vervoercondities die zijn opdrachtgever
heeft gemaakt.
Vraag 9
Wat is de rol van de inspectie? Wat is de rol van de havenmeester en wie is er nog
meer bij betrokken?
Antwoord 9
Hierna zal ik puntsgewijs ingaan op de rollen en verantwoordelijkheden van betrokken
partijen:
De meest relevante inspectiediensten zijn in dit kader ILT, ISZW en NVWA en de (lokale)
haventoezichthouders;
In het algemeen geldt een zorgplicht ingevolge artikel 2a Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden. Dat regelt kortweg dat eenieder op zorgvuldige wijze moet omgaan met
gewasbeschermingsmiddelen of biociden, waarbij diegene alles wat redelijkerwijs binnen
zijn macht ligt moet doen of nalaten om mogelijk gevaar voor mens of milieu te voorkomen.
De ILT en NVWA kunnen hier, indien van toepassing, op toezien;
De werkgever (zelfstandige) is verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden. ISZW
en ILT kunnen hierop toezien;
Daarnaast houdt de ILT toezicht op de technische staat van het zeeschip, de vakbekwaamheid
van de gasmeetdeskundige en gasmeetdeskundige en bemanningsvoorschriften aan boord;
Bij binnenkomst van een gegaste lading in de haven van Amsterdam en Rotterdam ontvangt
de havenmeester hierover een melding. De Havenmeester is verantwoordelijk voor de
veiligheid in de haven en zorgt voor een veilige afhandeling en overslag van alle
lading;
Volgens de havenverordening moet een gasmeetdeskundige onderzoek uitvoeren indien
dit noodzakelijk is. Dit omvat o.a. het meten van concentraties en plan van aanpak
opstellen (indien een lading niet gasvrij is). Een gasmeetdeskundige is in het bezit
van een vakbekwaamheidsbewijs conform de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Vraag 10
Is er al een instantie aangewezen die onderzoek naar dit incident gaat doen en wanneer
is dit klaar? Zijn er nu al lessen te trekken?
Antwoord 10
In vraag 1 van de heer Laçin is hierop ingegaan. Voor de lessen verwijs ik u naar
antwoorden op vragen 6 en 7 van de heer Laçin.
Vraag 11
Waar kunnen mensen terecht met eventuele vragen?
Antwoord 11
Zie antwoord 4 op de vragen van de heer Laçin.
Tot slot wil ik graag benadrukken dat in algemene zin het werken met bestrijdingsmiddelen
zorgvuldig en veilig moet plaatsvinden. Naar aanleiding van het ongeval en de adviezen
van de Onderzoekscommissie zijn de Havenmeester van Amsterdamse en de Havenmeester
van Rotterdam daarom in overleg om te komen tot aanvullende veiligheidsgaranties.
Mijn Ministerie zal in samenwerking met SZW expertise verlenen.
Mijn inzet zal erop gericht zijn de uitkomsten uit dit overleg te harmoniseren met
andere Nederlandse havens. Het genoemde Rijkshavenmeesteroverleg kan hier een belangrijke
rol in spelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.