Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 434 Tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid)
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitbraak van COVID-19
wenselijk is enkele spoedeisende tijdelijke voorzieningen te treffen op het terrein
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Paragraaf 1 Regelgevingsprocedures
Artikel 1 (buitenwerkingstelling voorprocedures gedelegeerde regelgeving)
1. Indien terstond intredende onaanvaardbare gevolgen in verband met de uitbraak van
COVID-19 noodzaken tot de vaststelling van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële
regeling, blijven ten aanzien van die algemene maatregel van bestuur of ministeriële
regeling wettelijke voorschriften buiten toepassing die ertoe strekken dat:
a. over het ontwerp daarvan of het voornemen tot het treffen daarvan advies moet worden
gevraagd of extern overleg moet worden gevoerd;
b. van het ontwerp daarvan kennis moet worden gegeven;
c. zij niet eerder in werking kunnen treden dan nadat sedert hun vaststelling of bekendmaking
een bepaalde termijn is verstreken;
d. zij bij de wet moeten worden goedgekeurd;
e. door of namens een van de Kamers van de Staten-Generaal of een aantal leden daarvan
kan worden verlangd dat het onderwerp of de inwerkingtreding daarvan bij de wet wordt
geregeld; of
f. op de voorbereiding afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing
is.
2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op het horen van de
Afdeling advisering van de Raad van State.
3. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de toepassing daarvan strijdig is
met enige internationaalrechtelijke verplichting.
4. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, doet Onze Minister die het aangaat
daarvan zo spoedig mogelijk gemotiveerd mededeling aan beide Kamers van de Staten-Generaal.
Paragraaf 2 Tijdelijke voorziening inzake mondelinge behandeling in burgerlijke en
bestuursrechtelijke zaken
Artikel 2 (mondelinge behandeling in burgerlijke en bestuursrechtelijke gerechtelijke
procedures)
1. Indien in verband met de uitbraak van COVID-19 in burgerlijke en bestuursrechtelijke
gerechtelijke procedures het houden van een fysieke zitting niet mogelijk is, kan
de mondelinge behandeling plaatsvinden door middel van een tweezijdig elektronisch
communicatiemiddel.
2. In afwijking van artikel 82, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
kunnen gedaagden uiterlijk op de eerste roldatum uitsluitend schriftelijk of door
middel van een elektronisch communicatiemiddel kenbaar maken dat zij mondeling of
schriftelijk een conclusie van antwoord willen nemen.
3. In afwijking van artikel 111, tweede lid, onder g, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, wordt de in het tweede lid genoemde wijze van antwoorden niet vermeld
in het exploot van dagvaarding, maar in een brief, die bij het exploot van dagvaarding
is gevoegd.
Artikel 3 (verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
Beschikkingen in zaken van verlenging van een ondertoezichtstelling en van verlenging
van de machtiging van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de
Jeugdwet, om een minderjarige uit huis te plaatsen niet zijnde een machtiging als
bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet, kunnen aanstonds worden gegeven indien mondelinge
behandeling ook met toepassing van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel
onmogelijk blijkt. Een verlenging is in dat geval mogelijk voor de duur van maximaal
drie maanden.
Paragraaf 3 Tijdelijke afwijking geldigheidsduur deskundigenverklaring artikel 1:28a
BW
Artikel 4 (geldigheid deskundigenverklaring art. 1:28a BW)
De termijn waarbinnen de deskundigenverklaring bedoeld in artikel 28a van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek dient te zijn afgegeven, wordt opgeschort.
Paragraaf 4 Tijdelijke afwijking diverse bepalingen Burgerlijke Wetboek, Boek 2 (rechtspersonen)
en Boek 5 (verenigingen van eigenaars)
Artikel 5 (algemeen)
1. Met het oog op de gevolgen van het houden van fysieke bijeenkomsten in verband met
de uitbraak van COVID-19, kan op de aangegeven wijze worden afgeweken van de in deze
paragraaf genoemde bepalingen in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De artikelen in deze paragraaf verwijzen naar Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,
tenzij anders vermeld.
3. Waar in deze paragraaf wordt afgeweken ten behoeve van leden of aandeelhouders, worden
daaronder ook andere vergadergerechtigden begrepen.
4. Waar in deze paragraaf wordt afgeweken van bepalingen in Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek, worden daaronder ook statutaire bepalingen met dezelfde inhoud begrepen.
Statutaire bepalingen aangaande het fysiek bijeenkomen van het bestuur, de raad van
commissarissen en de algemene vergadering en statutaire bepalingen die de uitoefening
van in deze paragraaf aan het bestuur toegekende bevoegdheden beperken of aan de goedkeuring
van een ander orgaan of een derde onderwerpen, zijn niet van toepassing.
Artikel 6 (algemene vergadering verenigingen)
1. In afwijking van artikel 38 lid 1 kan het bestuur bepalen dat leden geen fysieke
toegang hebben tot de algemene vergadering, onder de volgende voorwaarden:
a. de algemene vergadering is langs elektronisch weg voor leden te volgen; en
b. de leden zijn tot uiterlijk 72 uur voorafgaand aan de vergadering in de gelegenheid
gesteld om schriftelijk of elektronisch vragen te stellen over de onderwerpen die
bij de oproeping zijn vermeld.
2. De in lid 1 onder b bedoelde vragen worden uiterlijk tijdens de vergadering, al dan
niet thematisch, beantwoord en deze antwoorden worden op de website van de vereniging
geplaatst of via een elektronisch communicatiemiddel toegankelijk gemaakt voor de
leden.
3. Het bestuur spant zich ervoor in dat tijdens de vergadering langs elektronische weg
of anderszins nadere vragen kunnen worden gesteld, tenzij dit in het licht van de
omstandigheden van dat moment in redelijkheid niet kan worden gevergd. De voorzitter
van de vergadering kan een en ander nader bepalen in het belang van de orde van de
vergadering.
4. Enige afwijking van de leden 2 en 3 heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid
van de besluitvorming die in de vergadering heeft plaatsgevonden.
5. Voor zover de statuten zulks niet bepalen, kan, in aanvulling op artikel 38 lid 6,
het bestuur bepalen dat het stemrecht slechts kan worden uitgeoefend door middel van
een elektronisch communicatiemiddel.
6. Voor zover de statuten zulks niet bepalen, kan, in aanvulling op artikel 38 lid 8,
het bestuur bepalen dat stemmen die voorafgaand aan de algemene vergadering door middel
van een elektronisch communicatiemiddel worden uitgebracht gelijk worden gesteld met
stemmen die ten tijde van de vergadering worden uitgebracht.
Artikel 7 (verslaglegging vereniging en coöperatie)
In afwijking van de artikelen 48 lid 1, 49 lid 1 en 58 lid 1 kan de termijn van zes
maanden na afloop van het boekjaar door het bestuur worden verlengd met ten hoogste
vier maanden. In dat geval heeft de algemene vergadering geen bevoegdheid tot verlenging.
Artikel 8 (verslaglegging naamloze vennootschap)
In afwijking van artikel 101 lid 1 kan de termijn van vijf maanden na afloop van het
boekjaar door het bestuur worden verlengd met ten hoogste vijf maanden. In dat geval
heeft de algemene vergadering geen bevoegdheid tot verlenging en is de laatste zin
van artikel 98 lid 3 niet van toepassing.
Artikel 9 (algemene vergadering naamloze vennootschap)
In afwijking van artikel 108 lid 2 kan de termijn van zes maanden na afloop van het
boekjaar of de in de statuten gestelde kortere termijn door het bestuur worden verlengd
met ten hoogste vier maanden.
Artikel 10 (algemene vergadering naamloze vennootschap)
1. In afwijking van artikel 116 kan het bestuur bepalen dat een algemene vergadering
wordt gehouden die uitsluitend toegankelijk is langs elektronische weg, onder de voorwaarden
bedoeld in artikel 11 van deze wet. Dit wordt bij de oproeping, bedoeld in artikel
113, vermeld.
2. Indien de oproeping reeds is uitgegaan, kan het bestuur tot uiterlijk 48 uur voor
het tijdstip van de algemene vergadering, de wijze van vergaderen wijzigen in een
vergadering als bedoeld in het eerste lid dan wel de plaats van de vergadering kan
wijzigen. Dit wordt aan de aandeelhouders kenbaar gemaakt op de wijze zoals voorgeschreven
in artikel 113.
Artikel 11 (algemene vergadering naamloze vennootschap)
1. In afwijking van artikel 117, lid 1 kan het bestuur bepalen dat aandeelhouders geen
fysieke toegang hebben tot de algemene vergadering, onder de volgende voorwaarden:
a. de algemene vergadering is langs elektronische weg voor aandeelhouders te volgen;
en
b. de aandeelhouders zijn tot uiterlijk 72 uur voorafgaand aan de vergadering in de gelegenheid
gesteld om schriftelijk of elektronisch vragen te stellen over de onderwerpen die
bij de oproeping zijn vermeld. Wordt een besluit in de zin van artikel 10 lid 2 van
deze wet genomen binnen vijf dagen voorafgaand aan de datum van de vergadering, dan
is de hiervoor bedoelde termijn 36 uur.
2. De in lid 1 onder b bedoelde vragen worden uiterlijk tijdens de vergadering, al dan
niet thematisch, beantwoord en deze antwoorden worden op de website van de vennootschap
geplaatst of via een elektronisch communicatiemiddel toegankelijk gemaakt voor de
aandeelhouders.
3. Het bestuur zorgt er voor dat tijdens de vergadering langs elektronische weg of anderszins
nadere vragen kunnen worden gesteld, tenzij dit in het licht van de omstandigheden
van dat moment in redelijkheid niet kan worden gevergd. De voorzitter van de vergadering
kan een en ander nader bepalen in het belang van de orde van de vergadering.
4. Enige afwijking van de leden 2 en 3 heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid
van de besluitvorming die in de vergadering heeft plaatsgevonden.
Artikel 12 (algemene vergadering naamloze vennootschap)
Voor zover de statuten zulks niet bepalen, kan, in aanvulling op artikel 117a lid
1, het bestuur bepalen dat iedere aandeelhouder bevoegd is om, in persoon of bij een
schriftelijk gevolmachtigde, langs elektronische weg aan de algemene vergadering deel
te nemen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen.
Artikel 13 (algemene vergadering naamloze vennootschap)
1. Voor zover de statuten zulks niet bepalen, kan, in aanvulling op artikel 117b lid
1, het bestuur bepalen dat stemmen die voorafgaand aan de algemene vergadering door
middel van een elektronisch communicatiemiddel of bij brief worden uitgebracht, gelijk
worden gesteld met stemmen die ten tijde van de vergadering worden uitgebracht. Dit
wordt bij de oproeping of bij de wijziging van de wijze van vergaderen vermeld.
2. In afwijking van artikel 117b lid 2 kan het tijdstip worden bepaald bij de wijziging
van de wijze van vergaderen als bedoeld in artikel 10 lid 2 van deze wet.
Artikel 14 (algemene vergadering naamloze vennootschap)
In aanvulling op artikel 118 lid 1 kan het bestuur bepalen dat het stemrecht slechts
kan worden uitgeoefend door middel van een elektronisch communicatiemiddel. Dit wordt
bij de oproeping of bij de wijziging van de wijze van vergaderen vermeld.
Artikel 15 (onbehoorlijke taakvervulling bestuur naamloze vennootschap)
In afwijking van artikel 138 lid 2 wordt een verzuim van de verplichting uit artikel
394 tot openbaarmaking van de jaarrekening die betrekking heeft op het meest recente
afgesloten boekjaar niet in aanmerking genomen, indien dat te wijten is aan de gevolgen
van de uitbraak van COVID-19.
Artikel 16 (verslaglegging besloten vennootschap)
In afwijking van artikel 210 lid 1 kan de termijn van vijf maanden na afloop van het
boekjaar door het bestuur worden verlengd met ten hoogste vijf maanden. In dat geval
heeft de algemene vergadering geen bevoegdheid tot verlenging.
Artikel 17 (algemene vergadering besloten vennootschap)
1. In afwijking van artikel 226 lid 1 kan het bestuur bepalen dat een algemene vergadering
wordt gehouden die uitsluitend toegankelijk is langs elektronisch weg onder de voorwaarden
bedoeld in artikel 18. Dit wordt bij de oproeping, bedoeld in artikel 223, vermeld.
2. Indien de oproeping reeds is uitgegaan, kan het bestuur tot uiterlijk 48 uur voor
het tijdstip van de algemene vergadering de wijze van vergaderen wijzigen in een vergadering
als bedoeld in het eerste lid. Dit wordt aan de aandeelhouders kenbaar gemaakt op
de wijze zoals voorgeschreven in artikel 223.
Artikel 18 (algemene vergadering besloten vennootschap)
1. In afwijking van artikel 227 lid 3 kan het bestuur bepalen dat aandeelhouders geen
fysieke toegang hebben tot de algemene vergadering, onder de volgende voorwaarden:
a. de algemene vergadering is langs elektronische weg voor aandeelhouders te volgen;
en
b. de aandeelhouders zijn tot uiterlijk 72 uur voorafgaande aan de vergadering in de
gelegenheid gesteld om schriftelijk of elektronisch vragen te stellen over de onderwerpen
die bij de oproeping zijn vermeld. Wordt een besluit in de zin van artikel 17 lid
2 van deze wet genomen binnen vijf dagen voorafgaand aan de datum van de vergadering,
dan is de hiervoor bedoelde termijn 36 uur.
2. De in lid 1 onder b bedoelde vragen worden uiterlijk tijdens de vergadering, al dan
niet thematisch, beantwoord en deze antwoorden worden op de website van de vennootschap
geplaatst of via een elektronisch communicatiemiddel toegankelijk gemaakt voor de
aandeelhouders.
3. Het bestuur spant zich ervoor in dat tijdens de vergadering langs elektronische weg
of anderszins nadere vragen kunnen worden gesteld, tenzij dit in het licht van de
omstandigheden van dat moment in redelijkheid niet kan worden gevergd. De voorzitter
van de vergadering kan een en ander nader bepalen in het belang van de orde van de
vergadering.
4. Enige afwijking van hetgeen is bepaald in de leden 2 en 3 heeft geen gevolgen voor
de rechtsgeldigheid van de besluitvorming die in de vergadering heeft plaatsgevonden.
Artikel 19 (algemene vergadering besloten vennootschap)
Voor zover de statuten zulks niet bepalen, kan, in afwijking van artikel 227a lid
1, het bestuur bepalen dat iedere aandeelhouder bevoegd is om, in persoon of bij een
schriftelijk gevolmachtigde, langs elektronische weg aan de algemene vergadering deel
te nemen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen.
Artikel 20 (algemene vergadering besloten vennootschap)
Voor zover de statuten zulks niet bepalen, kan, in afwijking van artikel 227b, het
bestuur bepalen dat stemmen die voorafgaand aan de algemene vergadering langs elektronische
weg worden uitgebracht, doch niet eerder dan op de dertigste dag voor die van de vergadering,
gelijk worden gesteld met stemmen die ten tijde van de vergadering worden uitgebracht.
Dit wordt bij de oproeping vermeld.
Artikel 21 (algemene vergadering besloten vennootschap)
In aanvulling op artikel 228 lid 1 kan het bestuur bepalen dat het stemrecht slechts
kan worden uitgeoefend langs elektronische weg. Dit wordt bij de oproeping of bij
de wijziging van de wijze van vergaderen vermeld.
Artikel 22 (onbehoorlijke taakvervulling bestuur besloten vennootschap)
In afwijking van artikel 248 lid 2 wordt een verzuim van de verplichting uit artikel
394 tot openbaarmaking van de jaarrekening die betrekking heeft op het meest recente
afgesloten boekjaar niet in aanmerking genomen, indien dat te wijten is aan de gevolgen
van de uitbraak van COVID-19.
Artikel 23 (verslaglegging stichting)
In afwijking van artikel 300 lid 1 kan de termijn van zes maanden na afloop van het
boekjaar door het bestuur worden verlengd met ten hoogste vier maanden. In dat geval
heeft het volgens de statuten bevoegde orgaan, voor zover dat een ander orgaan dan
het bestuur is, geen bevoegdheid tot verlenging.
Artikel 24 (vereniging van eigenaars)
1. In afwijking van en aanvulling op de artikelen 127 en 127a van Boek 5 van het Burgerlijk
Wetboek zijn de artikelen 5, 6 en 7 van deze wet, alsmede artikel 38 lid 7, van overeenkomstige
toepassing op verenigingen van eigenaars, met dien verstande dat:
a. artikel 5 lid 4 van deze wet tevens geldt voor het in artikel 111, onderdeel d, van
Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde reglement;
b. de in artikel 6 van deze wet aan het bestuur toegekende bevoegdheid tevens toekomt
aan de voorzitter; en
c. de termijn, bedoeld in artikel 7 van deze wet kan worden verlengd met ten hoogste
zes maanden.
2. Indien het reglement een termijn voor het houden van een vergadering bevat, kan deze
termijn door het bestuur worden verlengd met ten hoogste zes maanden.
Artikel 25 (overgangsrecht)
De artikelen 29, eerste lid, 74, 79, 80 en 81 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk
Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 5 Tijdelijke voorziening inzake het verlijden van akten met behulp van audiovisuele
hulpmiddelen
Artikel 26 (verlijden akte ten overstaan van een notaris met behulp van audiovisuele
middelen)
1. Indien partijen bij een akte en eventuele andere personen niet in persoon bij de
notaris kunnen verschijnen en voor het verlijden van de akte een onderhandse volmacht
niet volstaat, kan de notaris, in afwijking van artikel 102 van Boek 4 van het Burgerlijk
Wetboek, voor de toepassing van artikel 43, vierde lid, van de Wet op het notarisambt,
de akte verlijden met gebruikmaking van tweezijdige audiovisuele communicatiemiddelen.
Hiervan maakt de notaris melding in de akte.
2. Een audiovisueel communicatiemiddel als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de
eis dat het de notaris in staat stelt de identiteit van partijen bij de akte of door
hen gevolmachtigde personen en eventueel andere personen vast te stellen, en dat deze
personen via dat communicatiemiddel direct met de notaris kunnen communiceren.
Paragraaf 6 Tijdelijke voorziening ten aanzien van strafzaken
Artikel 27 (horen of verhoren per telefoon)
1. In aanvulling op artikel 78a van het Wetboek van Strafrecht en artikel 131a van het
Wetboek van Strafvordering kan, indien dit noodzakelijk is in verband met de uitbraak
van COVID-19, voor het horen, verhoren of ondervragen van personen in plaats van videoconferentie
waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding tot stand komt, gebruik worden gemaakt
van een ander tweezijdig elektronisch communicatiemiddel.
2. In geval in verband met de uitbraak van COVID-19 gebruik wordt gemaakt van een tweezijdig
elektronisch communicatiemiddel blijft hoofdstuk II van het Besluit videoconferentie
buiten toepassing.
Artikel 28 (mondelinge behandeling in strafzaken)
1. Indien in strafzaken het houden van een fysieke zitting in verband met de uitbraak
van COVID-19 niet mogelijk is, kan de mondelinge behandeling plaatsvinden door middel
van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een zitting indien het betreft:
a. de behandeling van een vordering van het openbaar ministerie tot gevangenhouding of
gevangenneming of tot de verlenging daarvan; of
b. de inhoudelijke behandeling van de strafzaak ter terechtzitting.
Paragraaf 7 Tijdelijke voorziening inzake tenuitvoerlegging taakstraffen
Artikel 29 (verlenging termijn tenuitvoerlegging taakstraffen)
1. Onze Minister voor Rechtsbescherming kan de termijnen bepaald in artikel 6:3:1, eerste
lid, en artikel 6:3:8 van het Wetboek van Strafvordering verlengen met een periode
van ten hoogste twaalf maanden.
2. Onze Minister voor Rechtsbescherming stelt de betrokkene zo spoedig mogelijk op de
hoogte van een beslissing tot verlenging van de termijn.
Paragraaf 8 Tijdelijke voorziening herstel verzuim in hoger beroep in vreemdelingenzaken
Artikel 30 (herstel verzuim in hoger beroep in vreemdelingenzaken)
1. Alvorens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overgaat tot het niet-ontvankelijk
verklaren van het hoger beroep op grond van artikel 85, derde lid, van de Vreemdelingenwet
2000, stelt zij de indiener in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een
door haar te stellen termijn, indien niet is voldaan aan artikel 85, eerste lid of
tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het hoger beroep is ingesteld door Onze
Minister van Justitie en Veiligheid.
Paragraaf 9 Tijdelijke voorziening elektronische vergaderingen beroepsorganisaties
Artikel 31 (Tijdelijke voorziening ledenvergadering Nederlandse beroepsorganisatie
van accountants)
1. Het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants kan bepalen dat
leden geen toegang hebben tot de ledenvergadering, bedoeld in paragraaf 2.2 van de
Wet op het accountantsberoep. In dat geval draagt het bestuur er zorg voor dat de
leden door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel aan de opgeroepen
ledenvergadering kunnen deelnemen, daarin het woord kunnen voeren en het stemrecht
kunnen uitoefenen. Daartoe is vereist dat de leden via het elektronisch communicatiemiddel
kunnen worden geïdentificeerd.
2. In een geval als bedoeld in het eerste lid:
a. wordt in artikel 7, tweede lid, van de Wet op het accountantsberoep voor «aanwezige
leden» gelezen «aan de vergadering deelnemende leden» en wordt in artikel 7, derde
lid, van de Wet op het accountantsberoep voor «een besloten vergadering bijwonen»
gelezen «aan een besloten vergadering deelnemen»;
b. wordt in artikel 9, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep voor «de ter vergadering
aanwezige of vertegenwoordigde stemgerechtigden» gelezen «de aan de vergadering deelnemende
of in de vergadering vertegenwoordigde stemgerechtigden»;
c. kan de volmachtverlening, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Wet op het accountantsberoep,
plaatsvinden op elektronische wijze.
Artikel 32 (Tijdelijke voorziening vergaderingen Nederlandse orde van advocaten)
De voorzitter van het college van afgevaardigden, bedoeld in artikel 19 van de Advocatenwet,
kan bepalen dat leden en anderen geen toegang hebben tot vergaderingen van het college
van afgevaardigden. In dat geval draagt de voorzitter er zorg voor dat de leden van
het college van afgevaardigden door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel
aan de opgeroepen vergadering kunnen deelnemen, daarin het woord kunnen voeren en
het stemrecht kunnen uitoefenen. Daartoe is vereist dat de leden via het elektronisch
communicatiemiddel kunnen worden geïdentificeerd.
Paragraaf 10 Tijdelijke voorzieningen afname celmateriaal
Artikel 33 (Wetboek van Strafvordering)
In aanvulling op artikel 151e, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan een
onderzoek als daar bedoeld ook plaatsvinden door afname van slijmvlies of sputum.
Paragraaf 11 Tijdelijke voorziening bestuursdwang Wet veiligheidsregio’s
Artikel 34 (Wet veiligheidsregio’s)
Indien de voorzitter van een veiligheidsregio op grond van artikel 39, eerste lid,
van de Wet veiligheidsregio’s toepassing heeft gegeven aan de onder b van dat artikellid
genoemde artikelen uit de Gemeentewet, is hij tevens bevoegd toepassing te geven aan
artikel 125 van de Gemeentewet voor zover de last dient tot handhaving van regels
die hij in verband met die toepassing uitvoert.
Paragraaf 12 Slotbepalingen
Artikel 35 (inwerkingtreding en verval)
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat
voor de verschillende paragrafen, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld,
2. In het koninklijk besluit kan worden bepaald dat paragrafen, artikelen of onderdelen
van deze wet, met uitzondering van de paragrafen 1, 6, 10 en 11 alsmede de artikelen
15 en 22, terugwerken tot en met 23 maart 2020.
3. Deze wet vervalt op 1 september 2020. Het tijdstip waarop deze wet vervalt kan bij
koninklijk besluit worden bepaald op een ander tijdstip, met dien verstande dat dit
tijdstip steeds ten hoogste twee maanden na het tijdstip ligt waarop de wet zou vervallen.
4. De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen koninklijk besluit
wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal
is overgelegd.
5. Bij koninklijk besluit kan voor de verschillende paragrafen, artikelen of onderdelen
van deze wet een tijdstip worden aangewezen waarop deze paragrafen, artikelen of onderdelen
vervallen, dat ligt vóór het tijdstip bedoeld in het derde lid.
6. In afwijking van het derde lid:
a. vervallen de artikelen 15 en 22 op 1 september 2023;
b. vervalt artikel 33 op 1 september 2020, tenzij voor die datum een voorstel van wet
bij de Tweede Kamer is ingediend tot regeling van het onderwerp van dat artikel;
c. vervalt artikel 34 op 1 september 2020, tenzij voor die datum een voorstel van wet
bij de Tweede Kamer is ingediend tot regeling van het onderwerp van dat artikel.
7. Indien een voorstel van wet als bedoeld in het zesde lid, onderdeel b of c, wordt
ingetrokken of indien een van de Kamers van de Staten-Generaal tot het niet-aannemen
van het voorstel van wet besluit, vervalt artikel 33, onderscheidenlijk artikel 34.
Artikel 36 (citeertitel)
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.