Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over een wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat de methaanuitstoot van de fossiele energiesector veel hoger is dan gedacht
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over een wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat de methaanuitstoot van de fossiele energiesector veel hoger is dan gedacht (ingezonden 24 februari 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 20 maart 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «Olie- en gasindustrie lekt veel meer methaan»1 en het wetenschappelijke onderzoek dat daaraan ten grondslag ligt?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Acht u, net als deze wetenschappers, het aannemelijk dat het mijnen, oppompen, distribueren
en gebruiken van olie, gas en kolen leidt tot weglek van een kwart tot de helft meer
van het broeikasgas methaan dan tot nu toe werd gedacht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Afgaand op de wetenschappelijke studie is dat inderdaad aannemelijk, maar een meer
definitief antwoord op deze vraag moet komen vanuit de wetenschappelijke wereld zelf.
Daar vindt het wetenschappelijke debat plaats over de uitkomsten van dergelijk onderzoek.
Indien dit resulteert in een wetenschappelijke consensus, wordt dit verwerkt in de
rapportages van het IPCC waarop het beleid gebaseerd wordt. Het IPCC zal dan ook haar
richtlijnen voor emissie-inventarisaties door landen aanpassen. Overigens leiden de
bevindingen van de studie vooral tot een andere inschatting van bijdrage van menselijke
en natuurlijke bronnen. Het goede nieuws is dat de totale emissies dus niet zijn onderschat
en menselijke emissies eenvoudiger zijn aan te pakken.
Vraag 3
Kunt u aangeven wat de implicaties van dit onderzoek zijn voor de methaanuitstoot
van de olie- en gaswinning in Nederland? Hoeveel bedraagt die nu en wat zou de additionele
uitstoot in CO2-equivalenten zijn als de bevindingen van dit onderzoek worden doorberekend?
Antwoord 3
Voor de methaanemissies van de Nederlandse offshore olie- en gassector kan op basis
van de resultaten van het onderzoek2 van ECN-TNO in 2019 worden gesteld dat de sector de methaanemissies op correcte wijze
rapporteert. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de methaanuitstoot groter
zou zijn.
De olie- en gassector heeft via het e-MJV gerapporteerd dat de totale methaanemissie
in 2018 9.165 ton bedroeg (onshore activiteiten: 2.500 ton, offshore activiteiten
6.665 ton). Gerekend met een omrekeningsfactor van 28 bedraagt dit 256.619 ton CO2-equivalent.
In mijn brief3 van 6 maart 2020 aan uw Kamer heb ik aangegeven dat als het gaat om de gaswinning
in Nederland het beleid is dat we tot 2050, in afnemende mate door het opraken van
de voorraden, doorgaan met de winning van aardgas uit eigen bodem. Dit heeft de voorkeur
van het kabinet boven de import van gas, omdat dit beter is voor klimaat, werkgelegenheid,
economie, behoud van kennis van de diepe ondergrond en aanwezige gasinfrastructuur.
Vraag 4, 5, 6, 7
Duidt dit onderzoek er mogelijk op dat de fossiele industrie veel meer methaan uitstoot
dan ze opgeeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u hier dan
aan richting de fossiele industrie?
Overweegt u om bijvoorbeeld additionele voorwaarden te verbinden aan het verlenen
van nieuwe exploratie- en winningsvergunningen op de Noordzee?
Hoe gaat u ervoor zorgen u dat de meting en of berekening van alle aan Nederland te
koppelen uitstoot van «fossiel» methaan verbeterd wordt, de additionele geconstateerde
uitstoot wordt meegenomen in de koolstofboekhouding van Nederland het Planbureau voor
de Leefomgeving (PBL) deze betrekt bij de eerstvolgende Klimaat & Energieverkenning?
Welke additionele maatregelen gaat u nemen om de aan Nederland gerelateerde uitstoot
van methaan terug te dringen, aangezien zoals u weet methaan een dertig keer groter
opwarmend effect dan CO2 terwijl methaan wel sneller uit de atmosfeer verdwijnt dan CO2?
Antwoord 4, 5, 6, 7
Voor het bepalen van de Nederlandse methaanemissies wordt uitgegaan van IPCC-richtlijnen.
In afwachting van nieuwe IPCC-rapportages zie ik geen aanleiding om de Nederlandse
methaanemissies opnieuw te bezien.
Over de Nederlandse methaanemissies is veel meer bekend dan over de mondiale emissies
en zijn de onzekerheden veel kleiner. De uitstoot van methaanemissies van de Nederlandse
olie- en gasindustrie zijn internationaal gezien heel beperkt.
Wat betreft de olie- en gaswinning op de Noordzee is TNO door het Staatstoezicht op
de Mijnen gevraagd om op de Noordzee mobiele emissiemetingen uit te voeren. Milieuorganisatie
Environmental Defense Fund (EDF) was tevens betrokken bij de voorbereidingen. Uit
de metingen van TNO blijkt dat de methaanwaarden overeen komen met de door de industrie
gedeelde cijfers. Er is dus geen reden om de methaanwaarden aan te passen, noch om
additionele voorwaarden te verbinden aan het verlenen van nieuwe exploratie- en winningsvergunningen
op de Noordzee.
Maar ook de huidige methaanuitstoot kan nog verder gereduceerd worden om klimaatwinst
te boeken. Ik heb daarom in augustus 2019 met de branchevereniging van de olie- en
gasindustrie (NOGEPA) het offshore methaanconvenant gesloten. We zijn overeengekomen
om de uitstoot van methaan op de Noordzee in twee jaar tijd te halveren. Daarnaast
is er afgesproken om samen verder te onderzoeken op welke wijze een verdere emissiereductie
kan worden gerealiseerd. Ik heb begrepen dat de sector op koers ligt om de doelstelling
van het convenant te halen.
Vraag 8
Welke internationale stappen gaat u nemen om de groter dan gedachte uitstoot van methaan
terug te dringen?
Antwoord 8
We vertrouwen er op dat nieuwe wetenschappelijke inzichten hun weg zullen vinden in
nieuwe IPCC-rapporten. Dat biedt dan de basis om deze inzichten te verwerken in herziene
IPCC-richtlijnen voor emissie-inventarisaties, zodat landen hun methaanemissies in
hun nationale broeikasgasemissies boekhoudingen en rapportages aanpassen. Vervolgens
is het aan die landen zelf om de nodige maatregelen te nemen.
Vraag 9
Kunt u ook een reactie geven op het andere wetenschappelijk onderzoek dat in dit artikel
wordt genoemd, namelijk dat het ontdooien van permafrost mogelijk tot minder uitstoot
van «vers» methaan leidt dan gedacht?
Antwoord 9
Ook hiervoor geldt dat het antwoord op deze vraag moet komen vanuit de wetenschappelijke
wereld zelf. Daar vindt het wetenschappelijke debat plaats over de uitkomsten van
dergelijk onderzoek. Indien dit resulteert in een wetenschappelijke consensus wordt
dit verwerkt in de rapportages van het IPCC waarop het beleid gebaseerd wordt.
Vraag 10
Zijn er voldoende middelen beschikbaar om ervoor te zorgen dat het ruimte-instrument
Tropomi (waarbij Nederland een belangrijke rol heeft) nog beter de uitstoot van «fossiele
én verse» methaan kan meten en lokaliseren?
Antwoord 10
Vanuit de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt meerjarig
bijgedragen aan het satellietinstrument TROPOMI. Kennisinstellingen als het KNMI schrijven
in competitie voorstellen voor NSO, ESA, Horizon 2020, Copernicus etc. om de kennis
op te bouwen waarnaar in de vraag wordt verwezen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.