Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Linde over het bericht ‘Hof: deelnemer houdt recht op onvoorwaardelijke indexatie‘
Vragen van het lid Van der Linde (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Hof: deelnemer houdt recht op onvoorwaardelijke indexatie» (ingezonden 30 januari 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 17 maart
            2020)
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het artikel «Hof: deelnemer houdt recht op onvoorwaardelijke indexatie»?1 Wat is uw reactie op dit artikel?
Antwoord 1
            
Ja, ik ben bekend met het artikel. Het is een interessant artikel, waarin een specifieke
               uitspraak van het Hof nader wordt toegelicht.
            
Vraag 2
            
Wat is in uw ogen de reikwijdte van het arrest van het hof ten aanzien van het recht
               op onvoorwaardelijke indexatie? Deelt u de analyse dat het hof hier onderscheid maakt
               tussen pensioen dat bij een verzekeraar is opgebouwd en pensioen dat in een fonds
               is opgebouwd?
            
Antwoord 2
            
Op grond van de Pensioenwet is een onvoorwaardelijke indexatie onderdeel van de pensioenaanspraak.
               Dit in tegenstelling tot een voorwaardelijke indexatie. Dit blijkt uit de definitie
               van een pensioenaanspraak in artikel 1 Pensioenwet. Artikel 20 Pensioenwet bepaalt
               dat door de wijziging van een pensioenovereenkomst de tot het tijdstip van de wijziging
               opgebouwde pensioenaanspraken niet worden gewijzigd, behalve in geval van collectieve
               waardeoverdracht of korting op grond van artikel 134 Pensioenwet.
            
Het Hof heeft geoordeeld dat in dit geval de wijziging in strijd is met artikel 20
               Pensioenwet en dat een onvoorwaardelijk recht op indexatie over de tot het tijdstip
               van wijziging opgebouwde aanspraken niet zonder instemming van de werknemer kan worden
               gewijzigd in een voorwaardelijk recht op indexatie. De uitleg van het Hof is daarmee
               in lijn met de Pensioenwet.
            
Ik deel de analyse niet dat het Hof hier in het algemeen een onderscheid maakt tussen
               pensioen dat is opgebouwd bij een verzekeraar of bij een pensioenfonds. Wel oordeelt
               het Hof dat in deze specifieke zaak de verzekeraar het recht op onvoorwaardelijke
               indexatie in strijd met artikel 20 Pensioenwet heeft gewijzigd (zonder instemming
               van de deelnemer). Het pensioenfonds heeft volgens het Hof niet in strijd met de wet
               of contractuele verplichtingen gehandeld.
            
Vraag 3
            
In hoeveel cao’s staan afspraken over onvoorwaardelijke indexatie van pensioenen?
Antwoord 3
            
Het is mij niet bekend in hoeveel cao’s afspraken staan over onvoorwaardelijke indexatie
               van pensioenen.
            
Vraag 4
            
In hoeverre voorziet u als gevolg van deze uitspraak gevolgen voor de uitwerking van
               het nieuwe pensioencontract?
            
Antwoord 4
            
Mijn inschatting is dat de uitspraak van het Hof in deze zaak geen nieuwe gevolgen
               aan het licht brengt voor het invaren van bestaande pensioenaanspraken en -rechten
               naar het nieuwe pensioencontract. Het is echter voorstelbaar dat de zaak nog aan de
               Hoge Raad wordt voorgelegd, hetgeen nog tot andere inzichten kan leiden.
            
Vraag 5 en 6
            
In hoeverre deelt u de opvatting van hoogleraar Van Meerten dat het schrappen van
               het verbod op wijziging van aanspraken volgens artikel 20 van de Pensioenwet onvoldoende
               zal zijn om verplicht collectief invaren mogelijk te maken, nu het Hof aangeeft dat
               onvoorwaardelijke rechten niet kunnen worden aangetast?
            
Bent u voornemens om maatregelen te treffen die collectief invaren mogelijk maken?
               Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 5 en 6
            
Een van de onderwerpen in de uitwerking van het pensioenakkoord is het faciliteren
               van collectief invaren. Over de manier waarop dit wordt vormgegeven, wordt u nader
               geïnformeerd in de hoofdlijnennotitie die voor de zomer naar Uw Kamer wordt gezonden.
            
Vraag 7
            
In hoeverre zouden ernstige financiële gevolgen, zoals een forse daling van de dekkingsgraad
               van het pensioenfonds of pensioenkorting voor alle betrokkenen, een grond kunnen zijn
               om van onvoorwaardelijke toezeggingen af te wijken? Welke grond in de (Pensioen)wet
               bestaat daarvoor?
            
Antwoord 7
            
Wijziging van de pensioenovereenkomst is een oplossing die op langere termijn ervoor
               kan zorgen dat de financiële situatie van een pensioenfonds verbetert. Of en hoe de
               financiële situatie verandert, is afhankelijk van de inhoud van de pensioenovereenkomst.
               In de Pensioenwet is in artikel 19 bepaald dat een werkgever de pensioenovereenkomst
               alleen kan wijzigen zonder instemming van de werknemer, indien deze wijzigingsbevoegdheid
               in de pensioenovereenkomst is opgenomen en er sprake is van een zodanig zwaarwichtig
               belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging wordt
               geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
            
In artikel 19 Pensioenwet gaat het om wijzigen van pensioenaanspraken naar de toekomst
               toe, artikel 20 Pensioenwet betreft de bescherming van wijzigen van pensioenaanspraken
               uit het verleden. Artikel 134 van de Pensioenwet geeft een pensioenfonds bijvoorbeeld
               in een uiterst geval de mogelijkheid om de verworven aanspraken en pensioenrechten
               te verminderen. Alle overige sturingsmaatregelen uit het herstelplan moeten dan al
               (tevergeefs) zijn ingezet. De Pensioenwet biedt een grond om pensioenaanspraken op
               basis van de artikelen 19 en 20 te wijzigen, maar daarbij moeten wel de juiste procedures
               en voorwaarden gevolgd worden. Als dat niet zo is, kan een wijziging in strijd zijn
               met de wet.
            
Vraag 8 en 9
            
In hoeverre bieden de bestaande bepalingen in de Pensioenwet, zoals die over collectieve
               waardeoverdracht bij een gewijzigde pensioenovereenkomst (art. 83 Pensioenwet), voldoende
               aanknopingspunten voor de transitie naar een nieuw pensioenstelsel?
            
Hoe worden de rechten van bestaande deelnemers (zowel werkenden als de huidige gepensioneerden)
               bij de overgang naar het nieuwe stelsel beschermd? Deelt u de mening dat fondsen zeer
               zorgvuldig moeten omgaan met het opgebouwde pensioen van mensen?
            
Antwoord 8 en 9
            
In de uitwerking van het pensioenakkoord is de bescherming van de bestaande pensioenaanspraken
               en -rechten een aandachtspunt. U wordt hierover nader geïnformeerd in de hoofdlijnennotitie
               die voor de zomer naar de Uw Kamer wordt toegestuurd.
            
Vraag 10
            
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over Pensioenonderwerpen
               op 19 februari 2020?
            
Antwoord 10
            
Beantwoording voor het algemeen overleg Pensioenonderwerpen van 19 februari 2020 is
               helaas niet gelukt.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.