Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Graaf, Sienot en Kröger over berichten dat containerschepen ook tijdens de storm de zuidelijke Waddenzeeroute hebben genomen en containers hebben verloren
Vragen van de leden Van der Graaf (ChristenUnie), Sienot (D66) en Kröger (GroenLinks) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de berichten dat containerschepen ook tijdens de storm de zuidelijke Waddenzeeroute hebben genomen en containers hebben verloren (ingezonden 12 februari 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
9 maart 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Containerschepen varen ook tijdens storm langs omstreden
vaarroute»1 en «Containerschip verliest 5 containers boven Ameland, in drie zat papier en karton»?2
Antwoord 1
Ja, deze zijn mij bekend.
Vraag 2
Welke acties zijn er door de Kustwacht ondernomen om te voorkomen dat deze containerschepen
de zuidelijke vaarroute zouden nemen? Heeft de Kustwacht deze containerschepen gewaarschuwd?
Welke gevolgen heeft het niet opvolgen van de waarschuwing van de Kustwacht voor deze
containerschepen en voor het schip dat de containers verloor in het bijzonder met
oog op de aansprakelijkheid voor de berging en het opruimen van de containers? Wat
waren de exacte weersomstandigheden? Wat was de omvang van de containerschepen? Hoe
zwaar waren de schepen beladen? Hoeveel containers zijn er verloren en tot welke schade
aan het Waddengebied heeft dit tot op heden geleid? Wordt de schade gemonitord? Bent
u overgegaan tot aansprakelijkheidsstelling voor de berging en opruimkosten van de
containers? Zo ja, wie is er aansprakelijk gesteld en waarvoor?
Antwoord 2
Om te beginnen refereer ik aan mijn brief aan uw Kamer van 21 februari jl. waarin
ik informatie verschaf over het voorval met de OOCL Rauma en welke acties ik naar
aanleiding daarvan heb ondernomen.
Tijdens het weekend van 9 en 10 februari, tijdens de storm Ciara, heeft de Kustwacht
in totaal 9 schepen gewaarschuwd, waarvan er 8 de waarschuwing hebben opgevolgd en
de noordelijke vaarroute hebben genomen.
Op 11 en 12 februari 2020 heeft het containerschip OOCL Rauma tijdens een zeereis
van Finland naar Rotterdam via de zuidelijke verkeersroute zeven containers verloren.
Op 11 en 12 februari woedde een westenstorm met windsnelheden tot windkracht 9 en
golfhoogten tot 6 meter. De OOCL Rauma valt door haar lengte van 179 meter en de vaarrichting
(van oost naar west) niet in de categorie van containerschepen die bij golfhoogte
van 5 meter of meer een actieve waarschuwing van de Kustwacht ontvangen.
De eigenaar van de OOCL Rauma is door mij op grond van de «Wet bestrijding maritieme
ongevallen» verantwoordelijk gesteld voor de onmiddellijke opsporing en verwijdering
van de 7 containers en de daaruit afkomstige zaken. De eigenaar heeft onmiddellijk
een berger ingeschakeld. Er zijn inmiddels ladingresten opgeruimd maar de bergingsoperatie
is nog gaande.
De bergingsoperatie wordt door Rijkswaterstaat gemonitord. Als de scheepseigenaar
niet aan zijn verplichting tot opsporing en ruiming voldoet dan zullen die taken door
Rijkswaterstaat worden overgenomen en zullen de kosten daarvan op de scheepseigenaar
worden verhaald.
Direct na het incident is een onderzoek opgestart om het gevaar van de lading voor
verkeer, mens en milieu te duiden. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de lading
zorgt voor gevaren op lange of korte termijn.
De Inspectie Leefomgeving en Transport doet een onderzoek naar de toedracht van het
incident.
Vraag 3
Welke stappen heeft u in de afgelopen maanden ondernomen om te voorkomen dat grote
containerschepen gebruik maken van de zuidelijke vaarroute boven de Waddeneilanden?
Antwoord 3
Allereerst refereer ik aan mijn brief aan uw Kamer van 31 oktober jl. (Kamerstuk 29 684, nr. 190) over de acties die ik heb ondernomen naar aanleiding van de tussentijdse waarschuwing
van de OVV, ten aanzien van het risico van contact of bijna-contact met de zeebodem
voor schepen met afmetingen vergelijkbaar met die van MSC Zoe bij bepaalde wind- en
golfcondities.
De Kustwacht geeft sindsdien bij een golfhoogte van meer dan 5 meter proactief waarschuwingen
aan grote containerschepen (langer dan 300 meter en breder dan 40 meter) met het advies
om de zuidelijke route te mijden en in plaats daarvan de noordelijke route te nemen.
Daarnaast staat deze waarschuwing permanent aangetekend in de zeekaart.
Bovendien laat ik momenteel door MARIN diverse onderzoeken uitvoeren om meer inzicht
te krijgen in de risico’s van grote containerschepen onder verschillende weersomstandigheden
boven de Wadden. Schepen van het formaat zoals de OOCL Rauma zijn hier onderdeel van.
Ik verwacht voor de zomer de uitkomsten van deze onderzoeken, en zal deze met uw Kamer
delen. Hopelijk verschaft dit meer inzicht in de oorzaak van het verlies van containers
door de OOCL Rauma.
Daarnaast staat IMO op het punt om nieuwe richtlijnen aan te nemen met betrekking
tot intacte stabiliteit van schepen, waaraan Nederland een constructieve bijdrage
heeft geleverd. Onderdeel daarvan is een richtlijn voor de kapitein van een schip
om gevaarlijke situaties te vermijden waarin het schip afhankelijk van de weersomstandigheden
terecht kan komen. Ik zal, gelet op wat er is gebeurd met OOCL Rauma, deze richtlijn
onder de aandacht brengen van de reders.
Tenslotte heb ik tijdens mijn speech in de IMO Assembly eind vorig jaar aan de ramp
met MSC Zoe gerefereerd als voorbeeld waarom IMO ervoor moet zorgen dat scheepvaart
zo min mogelijk impact heeft op ons milieu.
Vraag 4
Deelt u de constatering dat de waarschuwing van de Kustwacht kennelijk onvoldoende
is om te voorkomen dat containerschepen de zuidelijke vaarroute boven de Waddeneilanden
nemen?
Antwoord 4
De waarschuwingen die de Kustwacht geeft blijken in de praktijk goed te worden opgevolgd.
Het enkele grote containerschip dat het advies niet heeft opgevolgd en toch de zuidelijke
route heeft genomen, heeft dit gedaan na uitvoerig overleg met de vrijwillig ingehuurde
loods, en met de inschatting dat de weersomstandigheden in de zuidelijke route gunstiger
waren dan in de noordelijke route.
Het is uiteindelijk aan de kapitein van het schip zelf om, alles afwegende, dit advies
wel of niet op te volgen. De keuze voor de route is uiteindelijk de verantwoordelijkheid
van de kapitein.
Vraag 5
Deelt u de mening dat met het oog op de veiligheid, de leefbaarheid op de Waddeneilanden
en de schade voor het kwetsbare natuurgebied er verdergaande stappen nodig zijn?
Antwoord 5
Dit kan ik pas beoordelen als ik weet wat de oorzaken zijn van de ramp met MSC Zoe.
Ik ben daarvoor in afwachting van de uitkomsten van het OVV onderzoek. Zodra het OVV-rapport
gereed is, zal ik bezien welke vervolgstappen wenselijk en mogelijk zijn om de veiligheid
van de scheepvaart, en daarmee die van de Waddeneilanden verder te borgen. Ik zal
zo spoedig mogelijk reageren op het rapport en uw Kamer hierover informeren.
Vraag 6
Welke verschillende mogelijkheden tot het afsluiten van de zuidelijke Waddenzeeroute
voor grote containerschapen heeft u tot op heden onderzocht? Welke conclusies heeft
u op basis van dat onderzoek kunnen trekken en kunt u deze conclusies onderbouwen?
Antwoord 6
Ik begrijp de wens om robuuste maatregelen te nemen om een ramp zoals die van MSC
Zoe te voorkomen. Ik heb de mogelijkheden tot het afsluiten van de zuidelijke route
dan ook onderzocht, en heb uw Kamer daarover op 23 januari jl. per brief geïnformeerd.
Hieruit blijkt dat ik geen unilaterale besluiten kan nemen over de zuidelijke vaarroute,
aangezien deze (deels) buiten territoriale wateren ligt. Voor vervolgstappen is daarom
besluitvorming binnen IMO nodig. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 8.
Vraag 7
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Landtag Niedersachsen3 waarin de federale overheid wordt verzocht om de bestaande regelingen zodanig aan
te passen dat grote schepen zoals de MSC Zoë in de toekomst dieper gelegen vaarroutes
moeten navigeren, zoals de «German Bight Western Approach» (de verder weg en dieper
gelegen noordelijke vaarroute boven de Waddeneilanden)?4
Antwoord 7
Deze uitspraak is mij bekend. Het betreft een verzoek van de Landtag Niedersachsen
aan de federale overheid om de criteria voor de diepwaterroute (c.q. de noordelijke
Waddenroute) zodanig aan te passen dat deze verplicht wordt voor schepen met een diepgang
van meer dan 10 meter.
Vraag 8
Heeft u in de afgelopen maanden contact gehad met uw ambtsgenoot in Duitsland over
het afsluiten van de zuidelijke vaarroute boven de Waddeneilanden voor grote containerschepen?
Zo ja, waar heeft dit toe geleid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Naar aanleiding van contact met Duitsland over de pro-actieve waarschuwingen die onze
Kustwacht geeft heeft Duitsland te kennen gegeven schepen niet actief te waarschuwen
zoals de Nederlandse Kustwacht dit wel doet. Duitsland wil eerst de uitkomsten van
onderzoeken af wachten alvorens concrete maatregelen te overwegen. Het afsluiten van
de zuidelijke vaarroute is hierbij nog niet ter sprake gekomen.
Op korte termijn zal ik contact opnemen met mijn Duitse ambtgenoot om met hem af te
spreken dat na het gereedkomen van de belangrijkste onderzoeken Nederland en Duitsland
gezamenlijke vervolgacties richting IMO zullen bespreken.
Vraag 9
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk samen met Duitsland een voorstel in te dienen
bij de Internationale Maritieme Organisatie om de zuidelijke vaarroute boven de Waddeneilanden
permanent af te sluiten voor grote containerschepen?
Antwoord 9
Zodra het OVV-rapport gereed is, zal ik bezien welke vervolgstappen mogelijk zijn
om de veiligheid van de scheepvaart, en daarmee die van de Waddeneilanden verder te
borgen.
Als ik op basis daarvan het afsluiten van de zuidelijke vaarroute voor grote containerschepen
als mogelijke vervolgstap zie, dan zal ik in overleg met Duitsland een voorstel doen
aan IMO tot aanpassing van de route. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 8.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.