Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paternotte over het bericht ‘AIVD blokkeert terugkeer tientallen Nederlandse piloten’
Vragen van het lid Paternotte (D66) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «AIVD blokkeert terugkeer tientallen Nederlandse piloten» (ingezonden 10 januari 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Defensie (ontvangen 26 februari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 1636.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «AIVD blokkeert terugkeer tientallen Nederlandse piloten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat Nederlandse piloten met een Nederlands paspoort en een Nederlands diploma
van een Nederlandse vliegopleiding niet aan de slag kunnen in Nederland als piloot
wanneer zij langer dan vier jaar in een land hebben gewerkt dat geen samenwerkingsverband
heeft met de AIVD? Zou u uw antwoord kunnen toelichten?
Antwoord 2
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft de functie van piloot, als onderdeel
van de bemanning van een Nederlands luchtvaartuig, aangewezen als vertrouwensfunctie
als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Dit betekent dat iedere piloot
van een Nederlands luchtvaartuig – ongeacht nationaliteit of opleiding – voor aanvang
van de werkzaamheden in het bezit moet zijn van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB).
De Unit Veiligheidsonderzoeken (UVO), een gezamenlijk werkverband tussen de AIVD en
de MIVD voor (de uitvoering van) veiligheidsonderzoeken, geeft geen VGB af als uit
een veiligheidsonderzoek blijkt dat er onvoldoende waarborgen zijn dat een kandidaat-vertrouwensfunctionaris
onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk
zal volbrengen. Om dit te beoordelen, moeten de diensten een zo compleet mogelijk
beeld krijgen van het verleden van betrokkene. De Wvo schrijft voor dat de diensten
uitsluitend gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, meewegen in hun oordeel.
Hieronder vallen onder meer politieke en justitiële gegevens. In zijn algemeenheid
geldt dat het verkrijgen van deze gegevens niet mogelijk is wanneer betrokkene langere
tijd in het buitenland heeft verbleven en er geen daartoe geëigende samenwerking is
met de inlichtingendienst van het betreffende land. Dit geldt uiteraard voor alle
kandidaat-vertrouwensfunctionarissen, niet alleen voor piloten.
Om aansluiting te zoeken bij de praktijk waarin personen in het kader van werk, studie
of toerisme steeds vaker voor een langere periode in het buitenland verblijven, hebben
de diensten in 2018 het buitenlandbeleid voor veiligheidsonderzoeken aangepast. In
dit kader is ook gesproken met partijen in de burgerluchtvaartsector, waaronder de
VNV. In het aangepaste beleid blijft het uitgangspunt dat de gehele beoordelingsperiode
in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid voor de diensten inzichtelijk
moet zijn. Indien over de beoordelingsperiode geen informatie voorhanden is, is afgifte
van een VGB geen optie. Wel kan in een beperkt aantal gevallen rekening worden gehouden
met de omstandigheden van het verblijf in het buitenland.
Voor piloten betekent dit dat betrokkene of diens partner ten minste gedurende de
helft van de beoordelingsperiode moet hebben verbleven in Nederland of een land waarmee
de diensten een daartoe geëigende samenwerkingsrelatie onderhouden. Hierdoor kunnen
de diensten inzicht verkrijgen in de beoordelingsperiode en invulling geven aan de
wettelijke eis onderzoek te doen naar de gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede
lid, van de Wvo. Bij de voor piloten geldende beoordelingsperiode van acht jaar gaat
het dus om een periode van minimaal vier jaar. Voor het overige gedeelte van de beoordelingsperiode
geldt dat betrokkene verifieerbare informatie over het verblijf in het buitenland
dient aan te leveren. Bij deze situaties wordt geen afbreuk gedaan aan de bescherming
voor de nationale veiligheid die de wet beoogt.
Hoewel het aangepaste beleid voor veel veiligheidsonderzoeken reeds grotere flexibiliteit
biedt, houdt de UVO het beleid al enige tijd tegen het licht om te onderzoeken hoe
binnen de huidige Wvo nog meer maatwerk geboden kan worden. Ook in de toekomst zal
echter geen afbreuk gedaan kunnen worden aan de bescherming van de nationale veiligheid.
De Minister van Defensie, tevens Minister voor de AIVD, zal uw Kamer voor het einde
van het eerste kwartaal van 2020 nader informeren over de beleidsvoornemens.
Vraag 3
Beschouwt u Nederlandse piloten die langer dan vier jaar in een land hebben gewerkt
dat geen samenwerkingsverband heeft met de AIVD, zoals Turkije of Indonesië, als een
risico voor de nationale veiligheid?
Antwoord 3
Als de beoordelingsperiode onvoldoende inzichtelijk is, kan de UVO niet beoordelen
of betrokkene een risico vormt voor de nationale veiligheid. In dat geval prevaleert
het belang van de nationale veiligheid boven het belang van betrokkene. Hoewel het
voor betrokkene anders kan voelen, is dit een wezenlijk andere conclusie dan dat betrokkene
als een risico voor de nationale veiligheid moet worden gezien.
Vraag 4
Kunt u toelichten waarom er door de AIVD is gekozen voor een termijn van vier jaar
waarbinnen Nederlandse piloten, werkzaam in het buitenland, zelf bewijs voor goed
gedrag mogen aanleveren en waarom dat niet meer mag na vier jaar?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Klopt het dat de AIVD onvoldoende capaciteit heeft om onderzoek te doen naar terugkerende
Nederlandse piloten en daardoor geen verklaring van geen bezwaar (vgb) kan afgeven
aan Nederlandse piloten die weer in Nederland willen werken?
Antwoord 5
Nee, de AIVD heeft voldoende capaciteit om veiligheidsonderzoeken uit te voeren naar
terugkerende Nederlandse piloten.
Vraag 6
Deelt u de mening van de vragensteller dat Nederlandse piloten die nu in dienst van
een Indonesische luchtvaartmaatschappij mogen landen en opstijgen van Schiphol dat
ook moeten kunnen doen voor een Nederlandse luchtvaartmaatschappij op Schiphol?
Antwoord 6
Omdat de functie van piloot, als onderdeel van de bemanning van een Nederlands luchtvaartuig,
is aangewezen als vertrouwensfunctie, is het ondergaan van een veiligheidsonderzoek
een wettelijke voorwaarde om voor een Nederlandse luchtvaartmaatschappij te vliegen.
Hiermee geeft Nederland invulling aan internationale verplichtingen die zien op de
veiligheid van de luchtvaart.
Vraag 7
Deelt u de mening van de vragensteller dat het onwenselijk is dat er in Nederland
de facto sprake is van een beroepsverbod voor Nederlandse piloten die langer dan vier
jaar in een land hebben gewerkt dat geen samenwerkingsverband heeft met de AIVD?
Antwoord 7
Er is geen sprake van een de facto beroepsverbod. Volgens artikel 19, derde lid, van
de Grondwet heeft iedere Nederlander recht op vrije arbeidskeuze, behoudens beperkingen
bij of krachtens de wet gesteld. In dit geval stellen de Wet op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) en de Wvo beperkingen aan het recht op vrije arbeidskeuze
in het kader van de nationale veiligheid. Dit geldt niet alleen voor piloten, maar
voor iedere kandidaat-vertrouwensfunctionaris.
Bovendien is het niet zo dat de VGB van iedere piloot die in het buitenland heeft
verbleven automatisch wordt geweigerd. In veel gevallen levert het veiligheidsonderzoek
wel voldoende waarborgen op en geeft de AIVD een VGB af. In 2018 voerden de AIVD en
de MIVD in totaal ca. 62.000 veiligheidsonderzoeken uit. In 339 gevallen werd een
VGB geweigerd of ingetrokken op grond van onvoldoende gegevens. Bij de 285 weigeringen
of intrekkingen binnen de burgerluchtvaart betrof het in verreweg de meeste gevallen
grondpersoneel.
Vraag 8
Bent u bereid om samen met de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV), de AIVD
en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen te kijken hoe er een effectiever vgb-beleid
gevoerd kan worden en wanneer nodig de termijn van vier jaar te schrappen?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 9
Bent u bereid om samen met de VNV, de AIVD en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen
te kijken of de getroffen Nederlandse piloten alsnog in aanmerking kunnen komen voor
een vgb en daarmee aan de slag kunnen bij een Nederlandse luchtvaartmaatschappij?
Antwoord 9
De UVO levert in ieder veiligheidsonderzoek maatwerk om binnen de kaders van de wet-
en regelgeving VGB’s te verstrekken. Daarom ziet de dienst geen mogelijkheid om terug
te komen op reeds genomen besluiten. Als betrokkene het niet eens is met de beschikking,
kan hij of zij uiteraard bezwaar aantekenen of in beroep gaan bij de bestuursrechter.
Vraag 10
Hoe kan in de toekomst voorkomen worden dat werken in een land waar de AIVD geen samenwerkingsverband
mee heeft aanleiding is voor de AIVD om een vgb te weigeren?
Antwoord 10
De Wvo dient ter bescherming van de nationale veiligheid. Hierdoor kan nooit op voorhand
worden uitgesloten dat het ontbreken van voldoende informatie uit het buitenland zal
leiden tot een weigering van een VGB. Als een veiligheidsonderzoek onvoldoende waarborgen
oplevert dat een kandidaat-vertrouwensfunctionaris onder alle omstandigheden de uit
de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, prevaleert
het belang van de nationale veiligheid boven het persoonlijk belang van betrokkene.
Zoals eerder gesteld, is het voornemen het beleid, waar mogelijk, aan te passen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.