Amendement : Amendement van het lid Van Dam over het uniformeren van de termijnen voor bestuursorganen en niet-bestuursorganen
35 106 (R2115) Wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen
Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DAM
Ontvangen 19 februari 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel P, wordt de aanhef vervangen door «Artikel 74 wordt gewijzigd
als volgt:
1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt:
a. een jaar» wordt vervangen door «een half jaar».
b. Aan het slot wordt een zin toegevoegd, luidende: De natuurlijke persoon tot wie of
de rechtspersoon waartoe de aanbeveling zich richt kan deze termijn ten hoogste tweemaal
met drie maanden gemotiveerd verlengen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:».
Toelichting
Dit amendement dient ter uniformering van de termijnen voor reacties op aanbevelingen
voor alle sectoren door voor bestuursorganen en niet-bestuursorganen de termijnen
in te korten en gelijk te trekken. Indien aan een bestuursorgaan aanbevelingen zijn
gedaan, bedraagt nu op grond van artikel 73 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid
de termijn een half jaar, dat door het bestuursorgaan tweemaal met drie maanden gemotiveerd
kan worden verlengd. Indien aan een ander dan een bestuursorgaan aanbevelingen zijn
gedaan, deelt deze binnen een jaar na de dag waarop het betrokken rapport is vastgesteld
op welke wijze gevolg is gegeven aan de aanbevelingen (artikel 74 van de Rijkswet
Onderzoeksraad voor veiligheid). Dit verschil in termijnen lijkt niet gerechtvaardigd
en bemoeilijkt het vervolgtraject. Immers, pas nadat alle reacties binnen zijn, komt
de Onderzoeksraad voor veiligheid met een beoordeling. Die beoordeling stelt, indien
er sprake is van aanbevelingen aan een Minister, waar nodig de Kamer in staat met
de Minister overleg te voeren over de vraag of de aanbevelingen voldoende opvolging
krijgen. Het voorstel is dan ook om de reactietermijnen gelijk te trekken, voor zowel
bestuursorganen als niet-bestuursorganen. Een half jaar, met de optie om twee keer
te verlengen met drie maanden, waardoor de uiteindelijke termijn dus indien nodig
op een jaar uitkomt. Dit laat onverlet dat men voor aanbevelingen op het gebied van
de burgerluchtvaart gehouden is aan de termijnen zoals nu verwoord in artikel I, onderdeel P,
van het wetsvoorstel.
Van Dam
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J.L. van Dam, Tweede Kamerlid