Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Dam over een ‘Decision on interim measure’ van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en voor Rechtsbescherming over een «Decision on interim-measure» van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (ingezonden 17 januari 2020).
Antwoord van Minister Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens
de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 11 februari 2020).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de voorziening van het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens dd. 17 december 2019 (in afschrift verzonden aan de regering van Nederland) inzake
de detentie van de heer George in het politiebureau van Philipsburg, Sint-Maarten?1 Kunt u de betekenis van deze voorziening duiden?
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het besluit van het Europees Hof voor de Rechten van
de Mens (EHRM) op 17 december 2019 om een voorlopige maatregel op te leggen ten aanzien
van een betrokkene die in voorlopige hechtenis was geplaatst in het cellencomplex
van Philipsburg Police Station. Het EHRM heeft bepaald dat betrokkene niet mag worden
vastgehouden in omstandigheden in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot
bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Voorlopige
maatregelen van het EHRM zijn bindend. Een voorlopige maatregel houdt echter geen
(voorlopig) oordeel in over een klacht die is aangebracht bij het EHRM.
Sint Maarten heeft mij laten weten dat de plaatsing van betrokkene in het cellencomplex
van Philipsburg Police Station is beëindigd en dat hij op 18 december 2019 is overgeplaatst
naar de Point Blanche gevangenis. In reactie op deze overplaatsing heeft het EHRM
besloten de voorlopige maatregel niet te verlengen.
Vraag 2
Herinnert u zich de antwoorden op bij herhaling door mij gestelde vragen aangaande
de detentiesituatie in zowel het politiebureau als in de gevangenis Point Blanche
op Sint Maarten?2
3
4
5
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Klopt de waarneming dat deze (voorlopige) voorziening (Decision on interim- measure)
ziet op het langer dan toegestaan in voorlopige hechtenis houden van verdachten in
een politiecel? Wordt het langer op het politiebureau ophouden van verdachten veroorzaakt
doordat er onvoldoende en tijdige doorstroming naar de gevangenis kan plaatsvinden?
Welk beleid hanteert het Openbaar Ministerie op Sint Maarten om te voorkomen dat verdachten
te lang op het politiebureau worden opgehouden?
Antwoord 3
Betrokkene verzocht het EHRM met verwijzing naar artikel 3 EVRM een voorlopige maatregel
te treffen gelet op het feit dat hij langer dan 10 dagen in het cellencomplex van
het Philipsburg Police Station in voorlopige hechtenis zat. Nadat het OM Sint Maarten
betrokkene naar het Huis van Bewaring van Point Blanche had overgebracht, heeft het
EHRM, zoals gezegd, besloten de interim- maatregel niet te verlengen.
Van Sint Maarten heb ik vernomen dat er niet altijd voldoende capaciteit is in de
Point Blanche gevangenis om verdachten vanuit het cellencomplex van Philipsburg Police
Station over te plaatsen naar Point Blanche, waardoor het een aantal keer is voorgekomen
dat gedetineerden langer dan 10 dagen in het cellencomplex hebben verbleven. Het OM
Sint Maarten heeft laten weten dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in alle
gevallen in hoger beroep die zien op een overschrijding van de 10 dagen termijn heeft
geoordeeld dat er geen sprake was van een schending van artikel 3 EVRM en heeft de
detentie rechtmatig bevonden. Sint Maarten heeft mij laten weten dat naar aanleiding
van de onderhavige zaak het OM Sint Maarten zijn werkwijze heeft aangepast. Indien
een gedetineerde niet na 10 dagen kan worden overgeplaatst, zal de Hoofdofficier van
Justitie de ernst van verdenking en persoonlijke omstandigheden beoordelen om tot
een beslissing te komen in welke gevallen de voorlopige hechtenis kan worden opgeschort.
Vraag 4, 5, 6
Deelt u de opvatting dat een beslissing zoals thans door het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens genomen in het licht van het verscherpte toezicht («enhanced supervision»)
waaronder het Koninkrijk dan wel Nederland reeds geplaatst is, buitengemeen onwenselijk
is? Welke maatregelen neemt u om te bevorderen dat de praktijk van het detineren van
verdachten, voorlopig gehechten dan wel veroordeelden in overeenstemming is met de
geldende wetgeving en verdragen?
Deelt u de opvatting – mede in het licht van recente rapportages van de voortgangscommissie
Sint-Maarten en de Raad voor de Rechtshandhaving – dat de algehele detentie-situatie
op Sint Maarten, waar het gaat om de situatie in de politiecellen, de noodzaak om
verdachten langer dan toegestaan vast te houden in de politiecellen, de fysieke kwaliteit
van de gevangenis, de maximale bezetting van de gevangenis en alle overige omstandigheden
rond de detentie van gevangenen, ver onder de maat is van hetgeen binnen ons Koninkrijk
der Nederlanden wenselijk is?
Deelt u de diepe zorg dat de thans zeer beperkte mogelijkheden om verdachten adequaat
in voorarrest te nemen zeer ernstige consequenties kunnen hebben voor de algehele
staat van de rechtshandhaving op Sint Maarten, inclusief een aanzienlijke kans op
eigenrichting en de ondergraving van de geloofwaardigheid van de rechtshandhaving?
Antwoord 4, 5, 6
Zoals ik u eerder heb gemeld, maak ik mij ernstig zorgen om de situatie in het detentiewezen
van Sint Maarten. Het is aan Sint Maarten om maatregelen te nemen om de situatie te
verbeteren. De Minister voor Rechtsbescherming en ik hebben regelmatig contact met
de Minister van Justitie en de Minister-President van Sint Maarten waarin wij de urgentie
van de situatie benadrukken en met klem verzoeken maatregelen te treffen. Zoals u
weet hebben wij containercellen ter beschikking gesteld om het capaciteitsprobleem
in Point Blanche aan te pakken. Voordat de containercellen in gebruik kunnen worden
genomen, zullen deze geïnstalleerd moeten worden en tevens orkaanbestendig moeten
worden gemaakt. Ik heb aangeboden dat het Rijksvastgoedbedrijf ondersteuning biedt
ten aanzien van gebouwelijke verbeteringen en contractmanagement om deze cellen zo
spoedig mogelijk in gebruik te kunnen nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.