Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bruins over het op te stellen milieueffectrapport voor Schiphol
Vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het op te stellen milieueffectrapport voor Schiphol (ingezonden 20 januari 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
10 februari 2020)
Vraag 1
Klopt het dat op dit moment wordt gewerkt aan een concept van het milieueffectrapport
(MER) voor Schiphol behorend bij Luchthavenverkeerbesluit (LVB-1) voor de situatie
bij 500.000 vliegbewegingen?
Antwoord 1
Er wordt door Schiphol Group gewerkt aan een MER om de milieueffecten van het Nieuwe
Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol (NNHS) met een maximum van 500.000 vliegtuigbewegingen
per jaar in beeld te brengen. In de brieven van 15 oktober 20191 en 4 december 20192 bent u reeds geïnformeerd dat door het wegvallen van de Programmatische Aanpak Stikstof
(PAS) aanvullend depositie- en natuuronderzoek nodig is om uiteindelijk te komen tot
een LVB-1. Op dit moment wacht ik op de resultaten van dit door Schiphol Group uit
te voeren onderzoek.
Vraag 2
Klopt het dat het laatste formeel vastgestelde LVB voor Schiphol stamt uit 2002?
Antwoord 2
De laatste wijziging van het LVB is in werking getreden op 1 november 2018. Belangrijk
onderdeel van deze wijziging was het instellen van een maximum aantal nachtvluchten
handelsverkeer van 32.000 vliegtuigbewegingen. Deze beperking opgelegd aan luchthaven
Schiphol maakte onderdeel uit van de adviezen van de heer Alders. Daarnaast geldt
dat in de uitspraak over het handhavingsverzoek met betrekking tot Schiphol dat het
Ministerie van LNV, als bevoegd gezag voor de Wet natuurbescherming, heeft gekregen
ook wordt gekeken naar welk laatst vastgestelde LVB als referentiejaar zou moeten
gelden. Zoals aangegeven in de brief van 15 oktober3 kan ik nu niet vooruitlopen op de reactie van het Ministerie van LNV.
Vraag 3
Welke referentiesituatie en referentiedatum worden gekozen in het thans te ontwikkelen
concept-MER Schiphol ten behoeve van LVB-1?
Antwoord 3
De keuze voor de referentiesituatie hangt samen met de te onderzoeken milieueffecten,
waarbij als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de effecten van de voorgenomen activiteit
hiermee realistisch en conservatief in beeld dienen te worden gebracht. In de Notitie
Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor de milieueffectrapportage «Nieuw Normen- en
Handhavingsstelsel» Schiphol is de referentiesituatie als volgt beschreven: «de situatie zoals deze zonder de beoogde wijziging van de wet- en regelgeving zou
zijn, oftewel: de situatie waarbij het huidige stelsel met grenswaarden in handhavingspunten
wordt voorgezet». In de referentiesituatie wordt de beschikbare milieuruimte binnen de nu geldende
regels maximaal benut. Voor meer achtergrond verwijs ik u naar het NRD4.
Vraag 4
Bent u het met mij eens dat de referentiesituatie die gekozen moet worden binnen het
concept-MER voor LVB-1 de situatie moet zijn ten tijde van het laatste formeel vastgestelde
LVB uit 2002? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zie mijn antwoord onder 3.
Vraag 5
Bent u het met mij eens dat de referentiedatum voor de toename van de stikstofdepositie
die gekozen moet worden binnen het concept-MER voor LVB-1 in ieder geval nooit na
2004 kan liggen, aangezien vanaf 2004 de verplichtingen ten gevolge van de Habitatrichtlijn
in werking zijn getreden en er sinds 2004 geen nieuwe MER noch LVB heeft plaatsgevonden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Specifiek voor de effecten van het vliegverkeer op de Natura 2000-gebieden ten gevolge
van stikstofdepositie mocht destijds in de systematiek van het PAS voor de referentiesituatie
uitgegaan worden van de stikstofdepositie die in de periode van 1 januari 2012 tot
en met 31 december 2014 ten hoogste werd veroorzaakt. Met het wegvallen van het PAS
zal er een nieuwe berekening gemaakt worden van de stikstofdepositie als gevolg van
het vliegverkeer van Schiphol. Hierbij geldt, zoals hierboven ook staat aangegeven,
dat het te hanteren referentiejaar voor deze berekening onderwerp is van het handhavingsverzoek
met betrekking tot Schiphol dat het Ministerie van LNV, als bevoegd gezag voor de
Wet natuurbescherming, heeft gekregen. Zoals aangegeven kan ik hier niet op vooruitlopen.
Vraag 6
Bent u het met mij eens dat het op te stellen concept-MER voor LVB-1 alle milieueffecten
moet bevatten van de toename sinds de situatie op 26 november 2002 (de vaststellingsdatum
van het meest recente LVB) tot de gewenste voorgenomen activiteit (500.000 vliegbewegingen)?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zie mijn eerdere beantwoording onder 3 en 5. De NRD en de Nota van Antwoord op de
zienswijzen en het advies van de Commissie voor de m.e.r. over deze NRD geven inzicht
in de reikwijdte en detailniveau van de milieueffecten die in beeld moeten worden
gebracht in het MER NNHS Schiphol.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.