Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raak over het onjuist informeren van de Kamer over een historische kunstverkoop door het Koninklijk Huis
Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de Minister-President over het onjuist informeren van de Kamer over een historische kunstverkoop door het Koninklijk Huis (ingezonden 20 december 2019).
Antwoord van Minister-President Rutte (Algemene Zaken), mede namens de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 24 januari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 1307.
Vraag 1
Waarom hebt u de Kamer onjuist geïnformeerd over de verkoop van de unieke historische
Atlas Munnicks van Cleeff uit de nalatenschap van prinses Juliana?1
Antwoord 1
De algemene, voor alle Nederlanders geldende wet- en regelgeving ten behoeve van de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals gewaarborgd in de Grondwet, de
Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de uitvoeringregelgeving van de Grondwet
en deze verordening alsmede andere bepalingen van de Grondwet, waaronder artikel 1
van de Grondwet, en wetgeving, staan er aan in de weg volledig in te gaan op de concrete
afwikkeling van de nalatenschap tussen de verschillende particuliere erfgenamen en
andere betrokkenen. Voor zover er eerder informatie is verstrekt aan de Kamer over
concrete onderdelen hiervan, is deze informatie naar mijn oordeel in overeenstemming
met de feiten.
Vraag 2
Waarom hebt u in de Kamer toegezegd dat deze unieke verzameling is verkocht «onder
het beding» dat deze «voor langere tijd in Nederland bijeen zou blijven»?
Antwoord 2
Voor de atlas Munnicks/Van Cleeff verwijs ik naar het voorgaande en de antwoorden
op vragen hierover die de Minister van OCW en ik in 2016 hebben gegeven (brief van
22 december, kenmerk 2016Z19788). In aanvulling hierop merk ik op dat voor partijen duidelijk was dat de atlas in
Nederland bijeen blijft. De koper heeft hiervoor investeringen gedaan in een gebouw
in Nederland en delen van de atlas getoond in een tentoonstelling in het Rijksmuseum.
Volgend jaar zal opnieuw een tentoonstelling plaatsvinden in een museum in Utrecht.
Het genoemde beding heeft betrekking op tussen de betrokken partijen gemaakte afspraken.
In algemene zin kan, met inachtneming van de hierboven genoemde grondwettelijke rechten
en plichten, met inbegrip van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in dit
verband worden gesteld dat afspraken tussen partijen, los van de vraag of en zo ja,
op welke wijze deze zijn vastgelegd, naar Nederlands recht juridisch relevant zijn
voor de Nederlandse rechter en de Nederlandse overheid, met inbegrip van de hen ter
beschikking staande wettelijke bevoegdheden en middelen. In dit verband zijn ten aanzien
van de mogelijkheid van export uit Nederland de hierbij relevante bepalingen van de
Erfgoedwet van toepassing alsmede de reactie van de Minister van OCW van 17 december
jl. op de aanbevelingen in het rapport van de adviescommissie bescherming cultuurgoederen
(Kamerstukken II 2019/20, 32 820, nr. 332).
Vraag 3
Is het waar dat de nieuwe eigenaar, mocht hij dat willen, deze historische stukken
vrijelijk kan verkopen, ook als deze unieke verzameling daardoor in verschillende
delen uiteen zou vallen?
Antwoord 3
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Is het waar dat deze verzameling niet is aangeboden aan instellingen in Utrecht, waaronder
het Utrechts Archief, het Centraal Museum en de universiteitsbibliotheek, zoals dat
wel is beloofd?
Antwoord 4
Het is mij niet geheel duidelijk op welke belofte u doelt. Het is niet meer met zekerheid
vast te stellen op welke wijze deze verkenning is uitgevoerd en of, en zo ja welke
instellingen hiervoor zijn benaderd. Navraag bij enkele betrokkenen heeft uitgewezen
dat de verkenner zich in de verkenning in Utrecht heeft gericht op de beschikbaarheid
van middelen in Utrecht tot aankoop van de atlas. Uitkomst van deze verkenning is
geweest dat hiervoor in Utrecht geen middelen beschikbaar bleken en er geen transactie
tot stand is gekomen.
Vraag 5
Waarom hebt u in de Kamer gesproken over een «beding», terwijl nu blijkt dat het voor
de eigenaar slechts een juridisch betekenisloze «morele verplichting» betreft?
Antwoord 5
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Belhaj, Sneller
(beiden D66), Ellemeet en Özütok (beiden GroenLinks), ingezonden 20 december 2019
(vraagnummer 2019Z26062).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Mark) Rutte, minister-president -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.