Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over het bericht 'Marktgerichte kinderopvang is schadelijk voor jonge kinderen'
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «marktgerichte kinderopvang is schadelijk voor jonge kinderen» (ingezonden 12 december 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
            23 januari 2020).
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Marktgerichte kinderopvang is schadelijk voor jonge kinderen»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Herkent u het beeld dat de onderzoekers schetsen dat er veel onrust onder kinderen
               kan ontstaan, en dan met name bij baby’s, vanwege het wisselende aantal kinderen per
               groep en te grote groepen?
            
Antwoord 2
            
Jonge kinderen, en baby’s in het bijzonder, zijn gebaat bij rust en stabiliteit. Daarom
               zijn er in de Nederlandse kinderopvang – juist voor deze kwetsbare groep – eisen gesteld
               aan (onder meer) de groepsgrootte, de groepssamenstelling en het aantal medewerkers
               op de groepen. Om de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang verder te verbeteren
               zijn in 2018, met de Wet IKK, een aantal van deze eisen aangescherpt.
            
Om te participeren in de sector en om een bijdrage te leveren aan het publieke belang,
               moeten alle kinderopvangorganisaties (ongeacht organisatie- of financieringsvorm)
               voldoen aan de wet- en regelgeving, zodat ouders erop kunnen vertrouwen dat de kinderopvang
               van hun keuze veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. Hier is de Wet kinderopvang
               (Wko) voor gemaakt en daar houden de GGD’en toezicht op.
            
De pedagogische kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang wordt sinds 2017 jaarlijks
               in beeld gebracht met de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK). Dit gebeurt
               op een wetenschappelijk verantwoorde manier, met jaarlijkse representatieve steekproeven
               en met behulp van verschillende wetenschappelijk onderbouwde meetinstrumenten.
            
De LKK van 2017 en 2018 laten zien dat de pedagogische kwaliteit van de Nederlandse
               kinderdagopvang over het algemeen goed is, ook in internationaal perspectief. De gegevens
               tonen ook dat de groepsgrootte en beroepskracht-kind ratio in de groepen binnen de
               grenzen van de wet- en regelgeving vallen. Het beeld dat in het opinieartikel wordt
               geschetst, herken ik dan ook niet.
            
Vraag 3
            
Wat is volgens de wetenschap de beste groepssamenstelling voor kinderen van nul tot
               vier jaar? Bent u bereid om hiernaar en naar stress bij kinderen door wisselingen
               op een groep een nieuw onderzoek te starten?
            
Antwoord 3
            
Er bestaat geen eenduidig wetenschappelijk bewijs voor wat de beste groepssamenstelling
               is voor kinderen van nul tot vier jaar. Wat de beste groepssamenstelling is, is onder
               meer afhankelijk van de individuele kenmerken van de kinderen die in de groep worden
               opgevangen, zoals leeftijd, temperament, etc. Wel blijkt uit onderzoek dat alle kinderen
               gebaat zijn bij rust, stabiliteit en (kwalitatief goede) aandacht en interacties.
               Daarom zijn er eisen gesteld aan bijvoorbeeld de grootte en samenstelling van de groep
               en het aantal medewerkers op de groep. Deze eisen zijn gebaseerd op wetenschappelijke
               inzichten. Met de Wet IKK zijn enkele van deze eisen aangescherpt om de kwaliteit
               van de opvang verder te verhogen.
            
Ik vind het belangrijk om beleid te baseren op wetenschappelijke inzichten en laat
               daarom voortdurend onderzoek doen naar de kwaliteit van kinderopvang. De LKK is daar
               een voorbeeld van. Daarnaast subsidieer ik projecten waarin onderzoek gedaan wordt
               naar de effecten van kinderopvang op (de ontwikkeling van) kinderen, waaronder ook
               baby’s en volg ik in meer algemene zin de wetenschappelijke ontwikkelingen op het
               terrein van kinderopvang (waaronder onderzoeken uitgevoerd door andere organisaties).
               De resultaten hiervan vormen een belangrijke bijdrage in de ontwikkeling van beleid
               op het terrein van kinderopvang. Ik zie geen noodzaak om nu een nieuw onderzoek te
               starten.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat uit GGD-controles blijkt dat de kwaliteit bij 34 procent van de instellingen
               matig is en bij 10 procent onvoldoende is, vooral op het gebied van pedagogisch klimaat,
               veiligheid en hygiëne? Kunt u een overzicht geven van deze grote kwaliteitsverschillen
               tussen en binnen kinderopvangvoorzieningen? Kunt u inzichtelijk maken hoeveel van
               deze kinderopvangvoorzieningen onderdeel zijn van een marktgestuurde kinderopvangorganisatie?
            
Antwoord 4
            
De in het artikel genoemde cijfers herken ik niet. Uit het «Landelijk Rapport gemeentelijk
               toezicht kinderopvang 2018» van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat door de
               GGD’en bij 61% van de geïnspecteerde opvanglocaties 0 overtredingen zijn geconstateerd.
               Bij 13% van de opvanglocaties is 1 overtreding geconstateerd, bij 15% van de opvanglocaties
               2 tot 5 overtredingen en bij 11% van de opvanglocaties 5 of meer overtredingen. In
               mijn brief bij het Landelijk Rapport2 van november jl. heb ik u gemeld dat ongeveer de helft van de geconstateerde overtredingen
               betrekking heeft op eisen die met de Wet IKK nieuw zijn ingevoerd of aangescherpt
               en dat het aantal overtredingen gedurende het jaar afneemt. Ik heb u toen ook gemeld
               dat ik de ontwikkeling van het aantal overtredingen nauwgezet blijf monitoren om te
               zien of deze positieve trend zich doorzet.
            
Zoals ik bij antwoord 2 heb aangegeven wordt de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland
               in beeld gebracht met de LKK. De LKK 2018 laat zien dat de kwaliteit van de Nederlandse
               kinderopvang in algemene zin goed is. De gegevens uit 2017 én 2018 laten zien dat
               er geen enkele groep onvoldoende kwaliteit biedt met betrekking tot het pedagogisch
               klimaat of de emotionele kwaliteit.
            
Vraag 5
            
Klopt het dat bij de Kwaliteitsmonitor in 2018 slechts 30 kinderdagverblijven meededen
               en bovendien 69 procent van de kinderdagverblijven deelname weigerde? Zo ja, bent
               u dan ook van mening dat het redelijke positieve beeld dat uit dat onderzoek naar
               voren kwam op weinig bewijs kan staven? Op wat voor manier kunnen er bij de volgende
               monitor meer kinderdagverblijven deelnemen? Ziet u hierin een rol voor uzelf als verantwoordelijke
               bewindspersoon voor het kinderopvangbestel?
            
Antwoord 5
            
Ik ben niet van mening dat de resultaten van de LKK op weinig bewijs kunnen staven.
               Het klopt dat in 2018 69 procent van de kinderdagverblijven deelname aan het onderzoek
               weigerde. Dit is in het onderzoeksrapport uitgebreid beschreven en toegelicht. Daar
               wordt ook ingegaan op de redenen van kinderdagverblijven om niet deel te nemen aan
               het onderzoek in 2018, zoals de invoering van nieuwe wet- en regelgeving (oa de wet
               IKK, de wet Harmonisatie en de AVG) en de toegenomen vraag naar kinderopvang en daarmee
               samenhangende personeelstekort. De onderzoekers beschrijven in het rapport expliciet
               dat een analyse van de redenen om niet deel te nemen geen aanleiding geven om te concluderen
               dat de positieve respons vertekend is. En dat de steekproeven daarom als representatief
               kunnen worden gezien. Verder geldt dat door jaarlijks een nieuwe representatieve steekproef
               te trekken, de steekproef ieder jaar groter wordt en de bevindingen nauwkeuriger.
               Zo zijn de conclusies in het rapport van 2018 gebaseerd op een cumulatieve steekproef
               (uit 2017 en 2018) van 128 kinderopvang- en peuteropvanggroepen.
            
Met deze onderzoeksopzet is het mogelijk om de kwaliteit van de kinderopvang jaarlijks
               in beeld te brengen en zo beter zicht te krijgen op ontwikkelingen in die kwaliteit
               én ontstaat er na elk jaar een steeds robuuster beeld van de kwaliteit van de Nederlandse
               kinderopvang.
            
Vraag 6
            
Bent u het eens met de conclusie van de onderzoekers dat «Kinderen vanaf drie maanden
               niet op een kinderopvang die is gebaseerd op marktwerking horen, maar in publieke
               voorzieningen waarin niet «opvang» maar opvoeding centraal staat»? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 6
            
Ik kan me niet vinden in het beeld dat in deze vraag geschetst wordt van kinderopvang.
               Hedendaagse kinderopvang is zo veel meer dan alleen «opvang». Het is juist de plek
               waar kinderen zich kunnen ontwikkelen en waar pedagogische medewerkers elke dag kinderopvang
               van hoge kwaliteit bieden. Het is een plek die ouders in staat stelt hun arbeid- en
               zorgtaken te combineren en een plek waar zij hun kinderen met een gerust hart naar
               toe laten gaan.
            
Ik hecht sterk aan kwalitatief goede kinderopvang die financieel en fysiek toegankelijk
               is voor ouders en voor kinderen. Er zijn wettelijke eisen gesteld waar alle kinderopvangorganisaties
               aan moeten voldoen, ongeacht de organisatie- of financieringsvorm.
            
Met de LKK wordt de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang jaarlijks in beeld gebracht.
               De uitkomsten van de LKK 2017 en 2018 laten zien dat de kwaliteit in Nederland in
               algemene zin goed is en dat de verschillen tussen opvanglocaties met betrekking tot
               de emotionele proceskwaliteit relatief klein zijn. Er zijn geen groepen die hier onvoldoende
               kwaliteit bieden.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
