Schriftelijke vragen : Het op te stellen milieueffectrapport voor Schiphol
Vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het op te stellen milieueffectrapport voor Schiphol (ingezonden 20 januari 2020).
Vraag 1
Klopt het dat op dit moment wordt gewerkt aan een concept van het milieueffectrapport
(MER) voor Schiphol behorend bij Luchthavenverkeerbesluit (LVB-1) voor de situatie
bij 500.000 vliegbewegingen?
Vraag 2
Klopt het dat het laatste formeel vastgestelde LVB voor Schiphol stamt uit 2002?
Vraag 3
Welke referentiesituatie en referentiedatum worden gekozen in het thans te ontwikkelen
concept-MER Schiphol ten behoeve van LVB-1?
Vraag 4
Bent u het met mij eens dat de referentiesituatie die gekozen moet worden binnen het
concept-MER voor LVB-1 de situatie moet zijn ten tijde van het laatste formeel vastgestelde
LVB uit 2002? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Bent u het met mij eens dat de referentiedatum voor de toename van de stikstofdepositie
die gekozen moet worden binnen het concept-MER voor LVB-1 in ieder geval nooit na
2004 kan liggen, aangezien vanaf 2004 de verplichtingen ten gevolge van de Habitatrichtlijn
in werking zijn getreden en er sinds 2004 geen nieuwe MER noch LVB heeft plaatsgevonden?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Bent u het met mij eens dat het op te stellen concept-MER voor LVB-1 alle milieueffecten
moet bevatten van de toename sinds de situatie op 26 november 2002 (de vaststellingsdatum
van het meest recente LVB) tot de gewenste voorgenomen activiteit (500.000 vliegbewegingen)?
Zo nee, waarom niet?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Kröger (GroenLinks),
Van Raan (PvdD) en Laçin (SP), ingezonden 20 september 2019 (vraagnummer 2019Z17610)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.