Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over het korten op de Wajong-uitkering bij het krijgen van een eindejaarsuitkering
Vragen van het lid Gijs vanDijk (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het korten op de Wajong-uitkering bij het krijgen van een eindejaarsuitkering (ingezonden 13 december 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
16 januari 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Verstandelijk beperkte Jan (32) werkt 12,5 jaar in
supermarkt, maar moet zijn bonus inleveren»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat alle werkenden een behandeling verdienen gelijk aan hun collega’s?
Deelt u de mening dat ook mensen met een Wajong-uitkering extraatjes moeten kunnen
houden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik heb kennisgenomen van het genoemde bericht en kan mij goed voorstellen dat het
wrang is dat een Wajonger een eenmalige beloning na jarenlange inzet voor een werkgever
gelijk moet inleveren, terwijl dat voor een niet Wajonger die werkt niet het geval
is. Omdat ik de mening deel dat ook mensen met een Wajonger-uitkering extraatjes moeten
kunnen houden, heb ik in mijn beantwoording van de vragen van de leden Nijkerken-de
Haan en Aukje de Vries (beiden VVD)2 een verkenning aangekondigd om extra’s (zoals een bonus of gratificatie) boven het
maandinkomen niet te verrekenen met de inkomensondersteuning.
Vraag 3
Hoe gaat u de breed aangenomen motie Van Brenk c.s. uitvoeren die hierom vraagt?3
Antwoord 3
Uit eerdergenoemde verkenning is naar voren gekomen dat binnen het huidige wettelijke
kader niet mogelijk is om extra’s boven het maandinkomen zoals bonussen en gratificaties
volledig vrij te stellen. Met de voorgestelde geharmoniseerde inkomensregeling behouden
Wajongers bij het ontvangen van extra’s boven het maandinkomen in ieder geval minimaal
30 procent. Voor de Wajongers die in het kader van de garantieregeling een uitkering
ontvangen ter hoogte van het garantiebedrag, geldt dat zij eenmalige beloningen volledig
kunnen behouden. Bij een (tijdelijke) toename van het inkomen door bijvoorbeeld een
extra bovenop het maandinkomen blijft het garantiebedrag van toepassing. Hiermee geef
ik binnen de Wajong uitvoering aan de motie van Brenk c.s. De uitvoering van de motie
van Brenk c.s. in relatie tot de Participatiewet komt terug in het antwoord op vraag
6.
Vraag 4
Constaterende dat u in de kabinetsbrief over Wijziging van Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten4 aangeeft mee te leven met mensen die gekort worden op Wajong als ze een bonus of
andere gratificatie krijgen en u vervolgens aangeeft dat regels aanpassingen van de
wet niet toestaan, welke regels staan in de weg? En bent u bereid deze regels aan
te passen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
UWV geeft aan dat alleen aanpassing van de Wet op de loonbelasting 1964 uitvoerbaar
en handhaafbaar is om extra’s boven het maandinkomen volledig vrij te laten. Alleen
door naast een extra uitkering voor 25- en 40-jaar dienstjubilea ook andere extra’s
uit te sluiten van het loonbegrip, kunnen deze inkomsten buiten de verrekening van
de uitkering blijven. Dit zou ertoe leiden dat deze extra uitkering en andere extra’s
niet worden meegenomen in de verrekening van de uitkering. Een dergelijke uitbreiding
acht het kabinet, zoals ook aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag,
vanwege de generieke doorwerking naar alle werknemers disproportioneel.
Vraag 5
Bent u bereid u tot het uiterste in te spannen en desnoods met creatieve oplossingen
te komen om ervoor te zorgen dat ook mensen met een Wajong-uitkering een extra beloning
kunnen krijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Met UWV heb ik uitgebreid gekeken naar uitvoerbare en handhaafbare alternatieven.
Hieruit is naar voren gekomen dat het binnen het huidige wettelijke kader niet mogelijk
is om extra’s boven het maandinkomen zoals bonussen en gratificaties volledig vrij
te stellen. Wel biedt de in het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong voorgestelde regeling
voor inkomensondersteuning gedeeltelijk soelaas. Met de voorgestelde geharmoniseerde
inkomensregeling behouden Wajongers bij het ontvangen van extra’s boven het maandinkomen
in ieder geval minimaal 30 procent.
Vraag 6
Bent u bereid om het mogelijk te maken eenmalige gratificaties te ontvangen, zonder
gekort te worden op je uitkering, voor iedereen die binnen de Participatiewet valt?
En bent u dus bereid dit mee te nemen in de aangekondigde wetswijziging Participatiewet?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Participatiewet is – anders dan de Wajong – ingericht als vangnet van de Nederlandse
sociale zekerheid. Het uitgangspunt is dan ook dat de bijstand altijd complementair
is aan de eigen middelen (inkomen/vermogen) van de belanghebbende. In het wetsvoorstel
tot wijziging van de Participatiewet tot uitvoeren van het «Breed offensief» dat ik
dit voorjaar bij de Kamer wil indienen is er specifiek voor mensen die met loonkostensubsidie
in deeltijd werkzaam zijn en daardoor op aanvullende bijstand zijn aangewezen, een
uitzondering op dit complementariteitsbeginsel gemaakt. Voor hen wordt met dit wetsvoorstel
namelijk een tijdelijke vrijlatingsregeling voor inkomsten uit arbeid geïntroduceerd
met de uitdrukkelijke mogelijkheid van verlenging daarvan voor personen waarbij uitbreiding
van arbeidsuren (nog) niet aan de orde is. Deze vrijlatingsregeling zal ook van toepassing
worden op bijstandsgerechtigde personen jonger dan 27 jaar die met loonkostensubsidie
werkzaam zijn. Naast het reguliere inkomen uit arbeid, vallen ook inkomensbestanddelen
zoals gratificaties, dertiende maand, bonussen e.d. onder inkomen uit arbeid en dus
óók onder de vrijlatingsregeling. Omdat aan de 15 procent vrijlating van de arbeidsinkomsten
een maximumbedrag per maand is verbonden, betekent dat dat een incidentele verhoging
van het inkomen (bijvoorbeeld door een gratificatie/bonus/of extra uren werken) alléén
gevolgen voor het totale inkomen van de belanghebbende heeft indien het maximumvrijlatingsbedrag
nog niet is bereikt. Bovendien kan het in de uitvoeringspraktijk voorkomen dat de
genoemde incidentele extra inkomsten leiden tot een inkomen dat de toepasselijke bijstandsnorm
(maand) overschrijdt. In dit kader wijs ik uitdrukkelijk op de reeds in de Participatiewet
bestaande mogelijkheid van de colleges om in individuele gevallen een stimuleringspremie
gericht op arbeidsinschakeling te verstrekken. Deze een- of tweemalige premie van
ten hoogste € 2.570,00 per kalenderjaar wordt vrijgelaten5 bij de berekening van het recht op bijstand. Ik zie derhalve géén aanleiding om een
aparte vrijlating voor de eerdergenoemde inkomensbestanddelen in de Participatiewet
op te nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.