Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over onbetrouwbare hondengeurtesten
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over onbetrouwbare hondengeurtesten (ingezonden 27 november 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 januari 2020)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1243.
Vraag 1
Kent u de berichten «De politie sjoemelde veel vaker met geurproeven» en «De hond
wees wel erg vaak de verdachte aan»?1 2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2, 3 en 4
Bent u van mening dat er meer dan genoeg aanwijzingen zijn om te veronderstellen dat
deze geurproeven op zijn best onbetrouwbaar zijn geweest en dat er mogelijk zelfs
sprake was van het manipuleren van de uitkomsten, gezien de feiten dat geurproeven
niet blind werden uitgevoerd, dat uit onderzoeken blijkt dat dat ook al voor 1997
niet het geval was, dat de geurproeven die door de genoemde Twentse hondengeleider
werden uitgevoerd tot een abnormaal hoog percentage aan positieve resultaten leidden
en de opmerking van de oud-brigadier over het Twents politiegeurtestteam? Zo ja, waarom
en welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de conclusie van de auteur van het bericht dat «Uitgaande van 20 jaar activiteiten
van de drie hondengeleiders uit Oost-Nederland in 800 tot 1.000 keer heeft geleid
tot een onterechte positieve uitslag, waarbij een verdachte onterecht gekoppeld werd
met een bewijsmiddel, doordat de geurproeven niet blind werden uitgevoerd»? Zo ja,
wat kunt en gaat u doen om eventueel onrecht zoveel als mogelijk ongedaan te maken
of te compenseren? Zo nee, waarom niet? En zo nee, hoe vaak acht u het naar schatting
mogelijk dat personen ten onrechte zijn veroordeeld op basis van foutieve geurproeven?
Is de informatie in het genoemde bericht voor u aanleiding om ook de geurproeven die
voor 1997 zijn uitgevoerd ongeldig te verklaren en veroordelingen op basis van een
geurproef die gebaseerd zijn voor herziening, open te stellen? Zo nee, waarom niet
en hoe kunt u de betrouwbaarheid van de geurproeven van voor 1997 waarborgen?
Antwoord 2, 3 en 4
In 2006 en 2007 hebben het bureau Integriteit en Veiligheid van de toenmalige politie
Noord- en Oost-Gelderland en de Rijksrecherche onderzoek gedaan naar de wijze waarop
geuridentificatieproeven zijn uitgevoerd in de periode 1997 tot en met maart 2007.
Uit de onderzoeken bleek dat de zogeheten Oefengroep Oost geregeld heeft nagelaten
de geur-identificatieproeven blind uit te voeren volgens het voorgeschreven protocol.
Op basis van deze onderzoeken heeft het College van procureurs-generaal in 2007 besloten
om het resultaat van deze proeven in de toen lopende strafzaken niet meer te gebruiken
als bewijs.
De resultaten van de onderzoeken uit 2006 en 2007 gaven geen aanleiding te veronderstellen
dat ook in andere regio’s de geurproeven niet volgens de regels zijn uitgevoerd. De
Rijksrecherche is toentertijd verzocht haar onderzoek uit te breiden naar de periode
voor 1997, maar een dergelijk onderzoek bleek niet opportuun omdat de mate van standaardisatie
van de uitvoering van geurproeven pas in 1997 is vastgelegd in het Keuringsreglement
politiespeurhond menselijke geur.3
Voor de volledigheid verwijs ik u naar de antwoorden van mijn ambtsvoorganger op Kamervragen
uit 2007 over de betrouwbaarheid van geurproeven4. Zoals aangegeven in die beantwoording, is ten aanzien van afgesloten strafzaken
de beslissing omtrent geldigheid van bewijsmiddelen voorbehouden aan de Hoge Raad,
die op grond van artikel 457, eerste lid, 1 van het Wetboek van Strafvordering beslist
op aanvragen tot herziening.
Vraag 5
Ziet u in het artikel alsnog aanleiding om onderzoek te laten verrichten naar het
effect van het niet blind uitvoeren van geurproeven in het verleden en het effect
daarvan op de uitkomst van rechtszaken? Zo ja, hoe gaat u dit laten uitvoeren? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik zie op dit moment geen aanleiding voor vervolgonderzoek. Zoals hierboven vermeld,
zijn er reeds verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de betrouwbaarheid van geurproeven.
De betrouwbaarheid van de resultaten is afhankelijk van verschillende factoren, waardoor
de toepassing van de geurproeven kwetsbaar is. Daarom wordt sinds 2011 geen gebruik
meer gemaakt van hondengeurtesten ten behoeve van de bewijsvoering.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.