Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 19 december 2019, over Politie
29 628 Politie
Nr. 940
                   VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
            
Vastgesteld 27 februari 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 19 december 2019 overleg gevoerd
                  met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
               
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 juli 2019 inzake monitor
                           inzet stroomstootwapen pilot 1 februari 2018 tot 1 februari 2019 (Kamerstuk 29 628, nr. 897);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 augustus 2019 inzake WODC-rapport
                           gezondheidseffecten blootstelling aan stroomstootwapens in de context van wetshandhaving
                           (Kamerstuk 29 628, nr. 902);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 oktober 2019 inzake politie-eenheid
                           Den Haag (Kamerstuk 29 628, nr. 911);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 oktober 2019 inzake het
                           woonplaatsvereiste voor politiechefs (Kamerstuk 29 628, nr. 910);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 oktober 2019 inzake de
                           operationeel expert in de praktijk (Kamerstuk 29 628, nr. 912);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 november 2019 inzake schadeafhandeling
                           PTSS politie (Kamerstuk 29 628, nr. 913);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 15 november 2019 inzake stroomstootwapen
                           (Kamerstuk 29 628, nr. 916);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 25 november 2019 inzake beveiliging
                           nucleaire inrichtingen (Kamerstuk 25 422, nr. 259);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 december 2019 inzake voortgang
                           aanpak etnisch profileren (Kamerstuk 30 950, nr. 183);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 december 2019 inzake halfjaarbericht
                           politie najaar 2019 (Kamerstuk 29 628, nr. 919);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 17 december 2019 inzake reactie
                           op de voorstellen van de vakbonden en de maatregelen van de gezagen in diverse gemeenten
                           (Kamerstuk 29 628, nr. 920);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2019 inzake handreiking
                           tussen politie en GGZ bij (gewelds)incidenten bij behandelsituaties (Kamerstukken
                           29 628 en 25 424, nr. 932);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 december 2019 inzake benoeming
                           ombudsfunctionaris politie (Kamerstuk 29 628, nr. 933).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Van Meenen
Griffier: Burger
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Azarkan, Van den Berge, Den Boer, Van
                  Dam, Van der Graaf, Helder, Kuiken, Van Meenen, Van Raak, Wassenberg en Yeşilgöz-Zegerius,
               
en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.03 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Van harte welkom bij het algemeen overleg van de vaste commissie voor
                     Justitie en Veiligheid. Ik heet de Minister van Justitie en Veiligheid, zijn ambtenaren,
                     de leden, u allen op de publieke tribune en de mensen elders van harte welkom. Het
                     onderwerp van vandaag is politie. Wij hebben tot 13.00 uur de tijd. Dat betekent spreektijden
                     van vier minuten. Ik zal in eerste instantie geen rem zetten op het aantal interrupties,
                     maar we hebben gister ook gemerkt dat het best krap kan worden om met zo veel leden
                     – waarvoor op zich hulde – 13.00 uur te halen. Maar we gaan het gewoon halen. Dat
                     weet ik zeker. Voordat we beginnen, wil meneer Van Dam iets zeggen.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter, ik wil een punt van orde maken. Dat gaat over het aanleveren van de stukken
                     voor deze vergadering. Wij hebben drie dagen van tevoren het bekende, halfjaarlijkse
                     telefoonboek mogen ontvangen. Daar zitten heel veel stukken in waarvan ik toch stellig
                     de indruk krijg...
                  
De voorzitter:
U moet even toelichten welk telefoonboek u bedoelt.
De heer Van Dam (CDA):
Ik bedoel het Halfjaarbericht politie. Dat stuk is inhoudelijk allemaal prima. In
                     dat stuk verstrekt de Minister op uiterst prettige wijze allerlei informatie aan de
                     Kamer over dingen die actueel en lopend zijn. Daar is geen discussie over. Althans,
                     daar kan het debat vandaag over gaan. Maar wij kregen dat stuk hier drie dagen van
                     tevoren pas binnen. Dan kun je zeggen: dan hoeven we het vandaag niet te behandelen;
                     dan doen we het in het nieuwe jaar. Maar alle media, alle mensen hier in de zaal en
                     iedereen spreken ons aan op die onderwerpen. Dit is geen voorbereiden zo. Ik heb even
                     uitgerekend dat het vorig jaar dertien dagen van tevoren is verstuurd. Dat is al krap,
                     maar dan kun je er nog wat mee. Daarom zou ik aan de Minister willen vragen of hij
                     in het vervolg gewoon uiterlijk veertien dagen voor een AO als dit die stukken aan
                     de Kamer wil sturen.
                  
De voorzitter:
En dan bedoelt u met name stukken van deze omvang, neem ik aan?
De heer Van Dam (CDA):
Ik bedoel het Halfjaarbericht.
De voorzitter:
Ja, het Halfjaarbericht. De Minister.
Minister Grapperhaus:
Ik zeg daar wel dit over: de afspraak met de Kamer is om voor het zomerreces en voor
                     het kerstreces met het Halfjaarbericht te komen. Het Halfjaarbericht is een zeer uitvoerig
                     stuk dat ook langs veel betrokken partijen gaat. Dat is dus niet telkens goed te managen.
                     Ik vind het prima om af te spreken dat we vanaf nu op 1 december en op 1 juni zorgen
                     dat het er is. Dat is een andere afspraak dan we tot nu toe hadden, maar ik vind het
                     prima om het zo te doen. Er zit dus geen kwade wil bij. Het is echt zoals het was
                     afgesproken. Maar dan doen we dat vanaf nu.
                  
De voorzitter:
Helder. Laten we daar dan ook in de planning van algemene overleggen die daarbij horen,
                     rekening mee houden. Dank u wel. Meneer Van Raak?
                  
De heer Van Raak (SP):
Hebben we vier minuten?
De voorzitter:
Het is vier minuten, ook voor u. Voor iedereen. Ik hou het in de gaten. Wij gaan snel
                     van start. Ik geef als eerst het woord aan de heer Azarkan van DENK.
                  
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Ik ben buitengewoon beperkt in de tijd, dus ik zal mij ook beperken
                     tot een aantal onderwerpen. Ik begin bij het stroomstootwapen en het voornemen van
                     de Minister om 17.000 agenten daarmee uit te rusten. De Minister stelt in zijn brief
                     aan de Kamer erg eenzijdig dat het stroomstootwapen in de praktijk bewezen effectief
                     is. Maar de Minister bagatelliseert het onderzoek dat aantoont dat er meer agressie
                     tegen de politie is geweest door het stroomstootwapen, onder andere in Engeland. De
                     Minister zwijgt over de gezondheidsrisico's. De Minister vertelt niet dat 50% van
                     de keren dat het wapen is gebruikt, het is gebruikt tegen mensen die onder invloed
                     waren van alcohol of drugs, of psychisch instabiel waren. Laat dit nou precies de
                     groep zijn waarover in vrijwel elk onderzoek wordt gezegd dat de gezondheidsrisico's voor hen te groot zijn. Als klap op de
                     vuurpijl stellen onderzoekers van de politie zelf dat er geen empirisch onderbouwde
                     noodzaak is om het dreigsysteem te versterken met nieuwe geweldsmiddelen. Het nut
                     van stroomstootwapens kan niet worden aangetoond en de risico's zijn reëel.
                  
Voorzitter. Ik heb ook het rapport, de monitor, gezien en ik heb daar echt een aantal
                     vraagtekens bij. Uit dit rapport wordt mij niet duidelijk of het nou door één iemand
                     is geschreven, of het nou een intern stuk is en of het wetenschappelijk betrouwbaar
                     en valide is doorgelicht. Ik heb daar echt grote vraagtekens bij. Het gaat te ver
                     om dat in dit AO door te nemen.
                  
Voorzitter. Ik zou eigenlijk willen concluderen, zoals vele anderen, dat de 30 miljoen
                     die wordt gereserveerd voor dit project, echt veel beter ingezet kan worden voor de
                     problematiek waar nut en noodzaak voor de politie wel aanwezig zijn. Je zou moeten
                     investeren in meer mankracht en opleiding. Het aantal opleidingsuren wordt gewoon
                     niet gehaald. Je zou moeten investeren in meer wijkagenten, meer training en meer
                     diversiteit.
                  
Voorzitter. Dan heb ik een punt over artificial intelligence. Er is een ontwikkeling
                     waarbij computers en straks ook algoritmes op de stoel van de agent gaan zitten en
                     beslissingen gaan nemen. De fractie van DENK is daar niet principieel op tegen, maar
                     we maken ons daar wel zorgen over. Wij ondersteunen daarom de oproep van Amnesty International
                     om te stoppen met het gebruik van AI door de politie tot er een specifiek wettelijk
                     kader is ontwikkeld waar in ieder geval een verbod in staat op het gebruik van vooraf
                     onuitlegbare technologie. Graag een reactie van de Minister.
                  
Voorzitter. Dan kom ik op de politie-eenheid Den Haag. In september schetste de NOS
                     na meldingen van bronnen een ontluisterend beeld van discriminatie, overmatig gebruik
                     van geweld en een verziekte cultuur in de politie-eenheid Den Haag. Op grond hiervan
                     werd een intern onderzoek aangekondigd. Op 2 december kwamen de resultaten van dit
                     onderzoek naar buiten, wat resulteerde in disciplinaire maatregelen voor vier politiemedewerkers
                     voor disproportioneel geweldsgebruik. Het is terecht dat deze agenten daarvoor zijn
                     gestraft. Een verbazingwekkende uitkomst van het onderzoek is echter dat er bij de
                     Eenheid Den Haag geen sprake zou zijn van discriminatie. En in de communicatie en
                     het onderzoek lezen we niets over die verziekte werkcultuur. Dat terwijl talloze klokkenluiders
                     aan de bel hebben getrokken en hebben opgetekend dat er onder andere in de appgroepen
                     tussen agenten woorden werden gebruikt als «Marokkanenverdelgers». Hoe zijn die uitkomsten
                     van het onderzoek nou te rijmen met passages uit een eerdere brief van leidinggevenden
                     van bureau Hoefkade in de Schilderswijk, die in handen is van de NOS? Daarin staat:
                     «Het is een opeenstapeling van onwenselijke gedragingen die laat zien dat er sprake
                     is van een ongezonde cultuur binnen een deel van het basisteam.» Wordt het niet tijd voor een onafhankelijk onderzoek naar de werkcultuur binnen
                     die Eenheid Den Haag?
                  
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, afsluitend. De voorbeelden uit Den Haag maken duidelijk dat er nog steeds
                     geen sprake is van een inclusieve politieorganisatie, iets waarvan de korpsleiding
                     zegt dat zij eraan werkt. De aanpak van etnisch profileren door de politie laat serieus
                     te wensen over. Die is gewoon te licht. Het handelingskader proactief controleren,
                     waar deze Minister mee schermt, is bij slechts 28% van de agenten bekend. Hoe gaat
                     de Minister waarborgen en aantonen dat alle instrumenten om etnisch profileren en
                     discriminatie bij de politie tegen te gaan, gewoon binnen een jaar bij alle agenten
                     bekend zijn?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Helder van de PVV.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin ook met het stroomstootwapen, maar mijn fractie is
                     blij dat de Minister hieromtrent positief heeft besloten. Ik heb nog wel twee vragen.
                     Waarom wordt het niet aan de persoonlijke uitrusting van de agenten toegevoegd, maar
                     per dienst uitgereikt? Mijn tweede, belangrijkere vraag is: waarom wordt het niet
                     structureel gefinancierd, maar slechts voor vijf jaar? Kan de Minister wel enigszins
                     bevestigen dat het na vijf jaar wordt voortgezet?
                  
Voorzitter. Collega Van Dam zei het al: afgelopen maandag ontvingen wij het reguliere
                     Halfjaarbericht politie. Daar staat heel veel informatie in, maar ik vind de brief
                     van de Minister van een dag later nog wel interessanter. Die brief bevat de reactie
                     op de voorstellen van de vakbonden, ofwel het standpunt van de Minister over de politiecapaciteit.
                     Dat is iets waar ik met meerdere collega's bij de begroting ook naar heb gevraagd.
                     Toen was de reactie van de Minister: ik ga er niet over. Nu lezen we, en ik citeer:
                     «Verder heb ik in overleg met de gezagen besloten de Veiligheidsagenda 2019–2022 binnen
                     zes maanden te gaan aanpassen met inachtname van de actuele maatschappelijke ontwikkelingen. En voor zover een stijging was
                     voorzien, handhaaf ik daarop vooruitlopend in 2020 de beleidsdoelstellingen uit 2019.»
                     Betekent dit in gewoon Nederlands dat de ambities in de Veiligheidsagenda worden bevroren?
                     Zo ja, wat betekent dit concreet?
                  
Voorzitter. In het verlengde daarvan kom ik op de inzet van politievrijwilligers.
                     Zij kunnen nu doorstromen, maar moeten jaren naar school om een vuurwapen te mogen
                     dragen en breder ingezet te kunnen worden. Waarom is er geen functiebeschrijving met
                     een afgebakend takenpakket voor de het publiek domein, het verkeer, de horeca of de
                     buurtbemiddeling? Dat zou namelijk ook een kortere opleiding en daarmee snellere beschikbaarheid
                     betekenen.
                  
Voorzitter. In dezelfde brief staat nog een interessant citaat van de Minister over
                     het politieonderwijs: «De korpschef en ik overleggen momenteel ook met de vakbonden
                     over de hervorming van het politieonderwijsstelsel. Wij onderzoeken de mogelijkheden
                     om het basispolitieonderwijs anders in te richten.» Betekent dit dat ook naar de kritiek
                     wordt gekeken?
                  
De voorzitter:
Zullen even onderbreken? Deze bel duurt namelijk een minuut. Ik zeg voor de mensen
                     op de tribune: u kunt rustig blijven zitten, want deze bel betekent alleen maar dat
                     de vergadering in de plenaire zaal gaat beginnen.
                  
Het was een hele gezellige minuut. We gaan weer verder luisteren naar Mevrouw Helder.
                     Zij is precies op de helft van haar spreektijd.
                  
Mevrouw Helder (PVV):
Ja, voorzitter, dat klopt. Ik herhaal nog even de vraag, namelijk of dit ook betekent
                     dat er naar de kritiek wordt gekeken van de sinds afgelopen vrijdag voormalig directeur
                     van de Politieacademie, die hij in de Volkskrant heeft geuit. Ik doel dan op het al
                     in de basisopleiding gaan specialiseren – dat was een mogelijkheid die hij noemde
                     – dus niet de opleiding versnellen of verkorten, maar niet iedereen altijd eerst als
                     generalist opleiden, waarna pas specialisatie mogelijk is.
                  
Voorzitter. Dan PTSS. Bij de begroting heb ik de Minister al gevraagd om langlopende
                     dossiers af te kopen van agenten van wie duidelijk is dat ze niet meer op de werkvloer
                     terugkomen. Niks is immers zo triest als dat: dat ze moeten procederen tegen hun voormalige
                     werkgever. In het Halfjaarbericht staat er ook een citaat over: «Het huidige stelsel
                     van beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen wordt op dit moment geëvalueerd.
                     Op basis van de eerste bevindingen kan gesteld worden dat het wenselijk is om het
                     stelsel aan te passen zodat dat meer dan nu gaat bijdragen aan de doelstelling, namelijk
                     het herstel van de medewerker, waarbij de medewerker meer zorg en warm contact ervaart.»
                     In dat kader heb ik dan drie vragen aan de Minister. Ten eerste. De restschade wordt
                     blijkbaar alleen vergoed als sprake is van abnormale of excessieve incidenten én er
                     daarbij geen nazorg is verleend. Uit de evaluatie blijkt dat er onvoldoende zorg is,
                     dus waarom lopen er dan toch nog zo veel procedures? Het is een beetje kort door de
                     bocht, maar ik stel de vraag toch. Dan de tweede vraag. Waarom worden agenten die
                     het toch al zo moeilijk hebben in bewijsnood gebracht omdat hun de relevante informatie
                     voor een proces eigenlijk wordt onthouden? Is dat ook niet een gebrek aan zorg? De
                     derde vraag. Waarom breng je agenten niet onder de werking van de Veteranenwet? Ik
                     heb dat van de werkvloer, dus ik verzin het niet zelf. Blijkbaar is het Besluit algemene
                     rechtspositie politie op dat punt niet voldoende.
                  
Voorzitter. Ik heb nog ruimte voor één afrondende zin. Ik ben blij dat de Minister
                     naar aanleiding van het rapport van het Bureau ICT-toetsing heeft gezegd dat het stoppen
                     met het Operationeel Politie Platform voor hem geen optie is. Ik heb zelf op werkbezoek
                     gezien hoe waardevol het voor de medewerkers is. En blauw aan het stuur vind ik een
                     heel goed punt.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Yeşilgöz van de VVD.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou vandaag graag willen beginnen met enorm veel complimenten
                     te geven aan onze politie en justitie voor hun indrukwekkende werk om de crimineel
                     Ridouan Taghi op te pakken. Dat is niet gebeurd aan de hand van informanten of van
                     tips; er is gewoon gedegen eigen onderzoek geweest, hebben we gelezen. Dat betekent
                     doorzettingsvermogen, zorgen dat je slimmer af bent, met dank aan geavanceerd dataonderzoek.
                     Dit laat wat mij betreft ook echt zien wat het betekent als we informatie-uitwisseling
                     en internationale samenwerking optimaal kunnen benutten, dus heel veel dank ook vanaf
                     hier richting onze veiligheidsdiensten en richting de politie voor dit knappe werk.
                     Ik heb begrepen dat deze man vanochtend ook in Nederland is aangekomen. Ik dank dus
                     ook iedereen die zich heeft ingezet om ervoor te zorgen dat hij vanuit Dubai uitgeleverd
                     kon worden naar Nederland. Ik zou heel graag mijn vier minuten helemaal volmaken met
                     allemaal dankwoorden richting de politie daarvoor, maar we hebben natuurlijk nog een
                     heleboel inhoudelijke en belangrijke zaken te bespreken.
                  
Ik denk dat het heel erg belangrijk is, niet alleen voor de onschuldige slachtoffers
                     en de nabestaanden van slachtoffers van Taghi, maar ook voor alle criminelen in Nederland,
                     hoe jong of oud dan ook, dat zij zien dat je vroeg of laat wordt gepakt. De politie
                     gaf tijdens de persconferentie ook aan dat we heel erg alert moeten zijn, dat het
                     netwerk hiermee niet is opgerold en dat er nog heel veel werk te doen is. In dat licht
                     zou ik wel graag nog een opmerking willen maken over het punt dat ik ook gisteren
                     in de plenaire zaal heb gemaakt. We hebben namelijk gelezen dat de nieuwe advocaat
                     van de kroongetuige zich alweer heeft teruggetrokken, omdat hij aangeeft dat zijn
                     veiligheidssituatie niet serieus zou worden genomen door onze eigen overheidsdiensten.
                     Ik heb daar een debat over aangevraagd, maar ook een brief van de Minister. Hopelijk
                     staat daarin ook hoe hij zich hiervoor persoonlijk gaat inzetten, zodat we wel alles
                     op alles kunnen blijven zetten om ervoor te zorgen dat die netwerken opgerold worden,
                     dat al het werk van onze politie loont en dat mensen die met gevaar voor eigen leven
                     opstaan voor de rechtsstaat en de bescherming daarvan gesteund worden.
                  
Voorzitter. In de Halfjaarrapportage van de politie staat inderdaad heel veel informatie.
                     Ik heb er één onderdeel uit gepakt waar ik graag een reactie van de Minister op zou
                     willen, namelijk dat de aanpak van de georganiseerde criminaliteit beperkt wordt genoemd.
                     Het is beperkt omdat er op bepaalde niveaus beter kan worden samengewerkt. Er staat
                     hier ook dat integrale samenwerking moeilijk van de grond komt. We weten wat voor
                     grote prioriteit dit voor ons allemaal heeft, dus ik zou daar graag een reactie van
                     de Minister op willen.
                  
Voorzitter. Collega Helder begon er ook over: PTSS. De politie wijst financiële claims
                     van getraumatiseerde agenten stelselmatig van de hand, hebben we gelezen. Mijn collega
                     Arno Rutte, die vóór mij woordvoerder was op justitie en veiligheid en dit dossier
                     deed, heeft in 2018 ook aan de Minister gevraagd om hierin te duiken, om te weten
                     te komen wat hier nou gaande is en hoe we dit beter kunnen oppakken. Ik zou graag
                     een reactie van de Minister willen. Wat gaan we nou doen om te zorgen dat mensen die
                     zich dag en nacht voor onze veiligheid inzetten en daardoor vreselijke dingen meemaken,
                     wel onze steun blijven hebben?
                  
Voorzitter. Dan wil ik graag nog een uitstapje...
De voorzitter:
Een ogenblik, meneer Van Raak heeft een interruptie.
De heer Van Raak (SP):
Ik wil mevrouw Yeşilgöz-Zegerius nog een vraag stellen over PTSS. Tot 2015 hebben
                     we een coulancebeleid gehad. Deze agenten gaan de straat op voor onze veiligheid.
                     Als ze door hun hoeven zakken, vind ik dat de politie hen ook moet beschermen. Tot
                     2015 is er altijd coulance gegeven. Is zij het met mij eens dat we dat opnieuw moeten
                     gaan doen en dat we er nu niet mee kunnen volstaan dat agenten jarenlang moeten procederen
                     en uiteindelijk gefrustreerd, failliet en zonder vertrouwen thuiszitten?
                  
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dat lijkt me vanzelfsprekend. Dat is een situatie die we met z'n allen niet moeten
                     willen en ook niet willen. Dat heeft mijn collega Arno Rutte vorig jaar ook ruim aangegeven
                     en we hebben daar hier ook een debat over gehad. Ik zou graag van de Minister willen
                     weten hoe we kunnen voorkomen dat agenten in die situatie belanden. Daar ben ik het
                     dus zeker mee eens.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Raak, wilt u nog wat zeggen?
De heer Van Raak (SP):
Nee.
De voorzitter:
Akkoord zo? Mevrouw Helder, op hetzelfde punt wellicht.
Mevrouw Helder (PVV):
Ja, voorzitter, ik heb een vraag op hetzelfde punt, maar met een net iets andere invalshoek.
                     Ik heb het namelijk ook gehad over de agenten die niet meer terugkeren op de werkvloer.
                     Ik heb bij de begroting ook gevraagd: koop die dossiers nou af! Er is al voor miljoenen
                     besteed aan de procedures door de landsadvocaat, niet allemaal in dit soort zaken,
                     maar een deel wel. Kunnen we die niet gewoon afkopen, ook onder het mom van coulance
                     dan maar? Wat vindt collega Yeşilgöz daarvan? Wil zij daar dan misschien op z'n minst
                     een onderzoek naar laten doen?
                  
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik ben het volledig met collega Helder eens dat we ook deze mensen, die niet meer
                     terugkeren op de werkvloer, maar die wel getraumatiseerd zijn en heel veel last hebben
                     van wat zij daar hebben meegemaakt, niet in de steek mogen laten – wederom, omdat
                     ze zich inzetten voor onze veiligheid. Dus een onderzoek... Tenzij de Minister zegt
                     dat hij een beter plan heeft om dit sneller op te lossen: ook welkom. Maar ik denk
                     dat we hier geen verschil van mening hebben als het erom gaat dat we achter deze agenten
                     moeten staan, of ze nou weer aan het werk zijn of dat helaas niet meer kunnen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder. U heeft nog 45 seconden.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter. Dan wilde ik, zoals ik al zei, nog een uitstapje maken naar het volgende.
                     Ik heb het er eerder over gehad dat we in steden als Beverwijk – en ook in Gorinchem
                     was dit onlangs nog het geval – te maken hebben met jeugdbendes die de buurt zeer
                     onveilig maken en echt terroriseren. Ik ben bijvoorbeeld in Beverwijk geweest, waar
                     mensen zeggen dat ze als het donker wordt gewoon niet eens meer om de hoek boodschappen
                     durven te doen. Je zal maar je kind naar een sportwedstrijd willen laten gaan en dat
                     niet durven, omdat je bang bent dat hij zonder reden volledig in elkaar wordt geslagen.
                     Wij hebben daar vragen over gesteld. Ik weet dat de burgemeesters heel veel bestuurlijke
                     instrumenten hebben tegen straatterreur. Neem de Rotterdamwet, de voetbalwet, het
                     noodbevel, gebiedsverboden et cetera. Ik zou graag van de Minister een reactie willen.
                     We kijken er continu naar als een gemeentelijke taak...
                  
De voorzitter:
Kunt u afronden?
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ja, voorzitter, afrondend. We volgen het wel, maar ik wil van de Minister graag weten
                     of hij van mening is dat die bestuurlijke instrumenten voldoende zijn. Of missen we
                     hier nog iets? Hoe kunnen we nou zorgen dat we straatterreur wel effectief aanpakken?
                  
De heer Azarkan (DENK):
De collega vraagt terecht aandacht voor Beverwijk en Gorinchem. Is ze bewust Tuindorp
                     vergeten, hier in Den Haag? Het leek een aantal dagen alsof we hier een soort Fallujah
                     hadden, waarbij zelfs bommen werden gegooid naar politieagenten. Ik hoor haar daar
                     niet over. Ik heb daar een debat over aangevraagd. Geen steun, dat vermoedde ik al.
                     Is de collega dat bewust vergeten, of valt dat daar ook onder?
                  
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Uiteraard valt het eronder. Op social media heb ik me daar ook over uitgelaten. Ik
                     heb er altijd een beetje moeite mee dat er wordt gedaan alsof er sprake zou zijn van
                     selectieve verontwaardiging. Daar is in ieder geval bij mij nog nooit sprake van geweest.
                     Ik vind dat we overal stevig moeten optreden waar mensen de boel terroriseren, de
                     boel vernielen en ervoor zorgen dat mensen die gewoon het beste van hun leven proberen
                     te maken angstig zijn om zelfs maar hun huisdeur uit te gaan. Het interesseert mij
                     absoluut helemaal niks waar dat dan gebeurt of wie de veroorzaker van de straatterreur
                     is. Ik wil dat we effectief optreden.
                  
De heer Azarkan (DENK):
Ik heb het woord «selectieve verontwaardiging» niet gebruikt. Ik heb altijd geleerd
                     dat je, als je een kroeg binnenloopt, nooit moet zeggen dat je geen ruzie wilt. Volgens
                     mij heeft mevrouw Yeşilgöz-Zegerius dat dus zelf opgebracht. Het was mij opgevallen,
                     maar het is ook lastig dat je er dan drie moet onthouden: Gorinchem, Beverwijk en
                     Tuindorp. Ik denk dat Tuindorp daarbij in ieder geval in de media niet te missen was,
                     dus ik dacht dat daar misschien een reden voor was, maar u heeft mij gerustgesteld.
                  
De voorzitter:
Fijn. Ik heb geen vraag gehoord, maar er is nog wel een interruptie voor u van...
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Daar wil ik toch wel op reageren, voorzitter. Het zijn er namelijk niet maar drie.
                     Er zijn er heel veel. Als meneer Azarkan daarin is geïnteresseerd, dan kan hij met
                     mij mee op werkbezoek om te zien wat voor ellende er allemaal op de straten is en
                     waarom ik dit punt aanbreng. Dat is wat relevant is.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van meneer Van den Berge.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik hoor collega Yeşilgöz-Zegerius in bijna elk debat over de politie vragen om extra
                     aandacht voor specifieke problemen. Nu doet zij dat bijvoorbeeld voor de aanpak van
                     wat zij noemt «straatterreur». Dat is op zich een terechte vraag, maar wij weten ook
                     dat er enorme capaciteitsproblemen bij de politie zijn, dus ik ben ook wel benieuwd
                     wat de politie dan van de VVD een tandje minder mag gaan doen. We kunnen namelijk
                     niet meer taken geven, terwijl de politie nu al door haar hoeven zakt.
                  
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Er is een reden waarom ik een aantal van de bestuurlijke instrumenten van de burgemeesters
                     noemde. Dat instrumentarium is veel uitgebreider. Ik wil ze best allemaal opnoemen,
                     maar dan wordt u vast boos op mij. Die instrumenten zorgen ervoor dat je juist de
                     politie ondersteunt in hun werk om op straat tegen straatterreur op te treden. Dat
                     gaat over gebiedsverboden. Dat gaat over cameratoezicht. Dat gaat bijvoorbeeld over
                     wapencontroles en preventief fouilleren. GroenLinks is tegen een heleboel van die zaken.
                     Ik wil juist dat al die instrumenten worden ingezet, zodat de politie ook effectief
                     kan optreden.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik zal straks in mijn eigen inbreng uitgebreider ingaan op waar GroenLinks voor en
                     tegen is, maar dit is geen antwoord op mijn vraag. De VVD vraagt opnieuw om extra
                     taken voor de politie, want al die dingen waar u om vraagt, zullen gehandhaafd moeten
                     worden. Mijn vraag is: wat mag de politie van de VVD minder gaan doen, gezien de enorme
                     capaciteitsproblemen? Dat is toch een heldere vraag?
                  
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Het is een heldere vraag, maar de vraag laat wel zien dat meneer Van den Berge misschien
                     niet helemaal op de hoogte is van hoe dat dan werkt. Dit zijn geen extra taken. Dit
                     zijn de bevoegdheden die een burgemeester al heeft. In sommige gemeenten worden die
                     volop gebruikt en in sommige gemeenten niet. Daarover gaat mijn vraag aan de Minister.
                     Worden de instrumenten volop ingezet in de gemeenten waar wij het zojuist over hadden?
                     Wat hebben wij nog meer nodig om achter onze burgers en agenten te staan? Dit gaat
                     niet over extra taken. Dit gaat over wat al tot je takenpakket hoort en welke bevoegdheden
                     je hebt. Hoe kan je die zo efficiënt mogelijk inzetten, zodat je met dezelfde mensen
                     veel meer werk kunt doen? Dat kan en dat gebeurt al op verschillende plekken. Ik zou
                     dat bijvoorbeeld in Beverwijk ook graag zien.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Ik hoor de heer Azarkan over Tuindorp praten, maar het is volgens mij Duindorp. En
                     ik hoor mevrouw Yeşilgöz zeggen dat ik met haar mee mag op werkbezoek, maar je kunt
                     ook gewoon bij mij in de woonkamer komen zitten, want ik woon er 300 meter naast.
                     Als het hommeles is in Duindorp, hangt de helikopter boven mijn huis, dus wie wil,
                     is welkom. Ik wil aan mevrouw Yeşilgöz iets vragen. Ik bepleit al langer dat de strafvorderingsrichtlijnen
                     van het Openbaar Ministerie worden aangepast voor zwaar vuurwerk, zodat niet een taakstraf,
                     maar het vastzetten van mensen het richtsnoer wordt van het OM. Een cobra of een shell
                     is levensgevaarlijk, gevaarlijker dan een vuurwapen. Als je die bij je hebt, dan moet
                     je gewoon worden vastgezet. Ik hoop dat de Minister daar zo dadelijk ook wat over
                     zegt.
                  
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van Dam (CDA):
Mijn vraag is of mevrouw Yeşilgöz dat wil steunen.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Rond oud en nieuw, op de 31ste, kun je sowieso zwaarder gestraft worden, als je hulpverleners
                     hindert. De Minister heeft dat naar voren gehaald, waarvoor veel dank. Je krijgt straks
                     ook een taakstrafverbod als je agenten belaagt. Je kunt dan niet meer wegkomen met
                     een weekje schoffelen in een park. Je gaat gewoon de gevangenis in. Dus volgens mij
                     doen we al heel veel effectieve zaken en moeten we vooral zorgen dat wij onze agenten
                     steunen in het ook effectief blijven optreden.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Zou mevrouw Yeşilgöz op mijn vraag of zij mij op dit punt ook kan steunen, gewoon
                     antwoord kunnen geven?
                  
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik ben in de veronderstelling dat ik antwoord heb gegeven. Als de heer Van Dam daar
                     niet tevreden mee is, kunnen we het er misschien zo meteen nog even over hebben. Ik
                     weet niet zo goed wat hij zoekt.
                  
De voorzitter:
Dat gaan we dan ongetwijfeld nog horen, wellicht in de tweede termijn. Mevrouw Kuiken.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
De VVD zegt altijd: niet kletsen maar schoonmaken. Dit is vooral veel kletsen, want
                     zelfs een simpele vraag kan niet met een ja of een nee worden beantwoord. Ik vind
                     het vooral veel kletsen omdat mevrouw Yeşilgöz-Zegerius zegt dat ze dit wil en dat
                     wil en dat er moet worden opgetreden, terwijl de meest essentiële vraag buiten schot
                     blijft. Die vraag is namelijk: komt er structureel extra geld voor de politie? Er
                     ligt een deadline van de vakbonden. Wij willen voor 1 januari helderheid van de Minister
                     over wat we wel of niet gaan doen. De burgemeesters hebben hun verantwoordelijkheid
                     genomen en enorm drastische maatregelen genomen, maar de Minister zegt: jongens, geduld.
                  
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Mijn vraag is: waar kunnen de bonden en de politieagenten op rekenen van de VVD rond
                     hun vraag om keuzes te maken en om structureel extra geld?
                  
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Ik ben heel blij met deze vraag, want nu kan ik mijn tekst van de begroting herhalen.
                     Daar hebben wij ook aangegeven...
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik wil geen herhaling. Ik wil gewoon een antwoord op mijn vraag.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Daar hebben wij aangegeven dat wij, net als bijvoorbeeld de PVV al heel lang vraagt,
                     graag willen dat er structurele middelen zijn, omdat je met incidenteel geld geen
                     mensen kunt aannemen. Sterker nog, er is een motie aangenomen van de VVD waarin wordt
                     gezegd: kom nou heel snel bij de Voorjaarsnota met het overzicht voor wat daar nou
                     voor nodig is. Volgens mij was de PvdA ook voorstander van die motie. Dus wij verschillen
                     niet van mening. Wij weten ook dat wij hier in dit huis heel veel discussies en debatten
                     hebben over waar dat geld allemaal naartoe moet gaan. Wij hebben het over onderwijs,
                     wij hebben het over zorg en wij hebben het absoluut over agenten. Daar heb ik bij
                     de begroting geen twijfel over gelaten. Mevrouw Kuiken was toen wellicht net even
                     een kop koffie halen en dan hoort ze het nu nog een keer.
                  
De voorzitter:
Dat soort dingen moet u niet doen, mevrouw Yeşilgöz. Dat heeft u niet nodig en mevrouw
                     Kuiken is ook niet van suiker. We gaan gewoon door.
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dit soort flauwbakken zijn nodig om te verdoezelen dat je niet levert. De VVD was
                     altijd van veiligheid, maar inmiddels allang niet meer, want ze leveren niet. Er komt
                     geen extra structureel geld en elke vraag waarop wij gewoon een normaal antwoord verwachten,
                     wordt met trucjes omkleed. Dat is dan helder en dan hoeven wij het debat niet te voeren.
                     Ik ga dan gewoon luisteren naar andere collega's. Ik ben benieuwd naar de inbreng
                     van de heer Van Dam. Die neem ik iets serieuzer.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Yeşilgöz mag daar nog kort op reageren.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Prima, voorzitter. In de begroting van JenV van 2017 zat 450 miljoen extra structureel
                     geld voor veiligheid. In 2018 was er structureel bijna 300 miljoen voor veiligheid.
                     Dit jaar is er weer geld vrijgemaakt voor veiligheid. Mevrouw Kuiken doet dus hier
                     wel heel erg flauw. Dat kan. U heeft het gezien. Ik doe dan ook lekker mee, maar het
                     is inderdaad eigenlijk nergens voor nodig.
                  
De voorzitter:
Tsja. Meneer van Dam. Nee, meneer Wassenberg heeft nog een interruptie.
De heer Wassenberg (PvdD):
Eind 2017 adviseerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat er een verbod zou moeten
                     komen op vuurpijlen en knalvuurwerk. In 2018 adviseerde de politiechef Erik Akerboom...
                  
De voorzitter:
Meneer Wassenberg, ik weet niet wat u allemaal gaat voorlezen...
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik ben niks aan het voorlezen.
De voorzitter:
Maar we zijn nu bezig met interrupties. U bent nog niet aan uw termijn toe.
De heer Wassenberg (PvdD):
Er komt een vraag uit, voorzitter.
De voorzitter:
Die wil ik eerder horen dan dit.
De heer Wassenberg (PvdD):
In 2018 adviseerde de politie om een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen in te stellen.
                     Nu adviseren de politievakbonden om een verbod op knalvuurwerk in te stellen. De VVD
                     heeft zich altijd doof betoond voor die smeekbedes. Luistert de VVD wel naar de politievakbonden,
                     als die pleiten voor een verbod op knalvuurwerk?
                  
De voorzitter:
Kijk. Mevrouw Yeşilgöz.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De heer Wassenberg weet, denk ik, dat ik daar voorstander van ben. Net als de mensen
                     in het land, is mijn fractie daarover verdeeld. De meerderheid van mijn fractie zegt:
                     dat willen wij niet; wij vinden dat op illegaal vuurwerk gehandhaafd moet worden.
                     Ik zal mezelf niet herhalen, maar wij vinden dat je extra moeite moet doen om ervoor
                     te zorgen dat je achter de agenten staat, bijvoorbeeld met de wetten die ik net noemde.
                     Dat is waar wij op dit moment voor staan.
                  
De heer Wassenberg (PvdD):
Wij willen ook achter de politie staan, maar dan alle dagen van het jaar en niet alleen
                     op nieuwjaarsdag, als iedereen schande spreekt. Ik zei al dat we de Onderzoeksraad
                     voor Veiligheid en de politie hebben gehad. Er is nu weer een nieuw advies, namelijk
                     dat van de politievakbonden. Brengt dat de VVD verder in beweging? U zegt: ik ben
                     voorstander van een verbod, maar de rest van mijn fractie niet. Brengt dit de VVD
                     in beweging? Laat ik de vraag dan zo formuleren.
                  
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
De worsteling en de balans zitten ’m erin dat er heel veel mensen zijn, die ook nu
                     naar dit debat kijken, die gewoon vuurwerk willen kunnen afschieten. Zij hebben daar
                     veel plezier om. Ik herinner mij ook nog dat ik als jong meisje naast mijn ouders
                     stond toen we dat deden. Dat wil je in ere houden. Dat wil je behouden. Je wilt vervolgens
                     mensen aanpakken die met vuurwerk problemen veroorzaken en onze agenten en hulpverleners
                     belagen. De wetten ik net noemde, zijn er niet alleen voor rond oud en nieuw. Die
                     zijn er voor het hele jaar. Ik hoop dat wij daarmee onze agenten en hulpverleners
                     heel erg steunen in hun kneiterharde werk.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we toe aan de bijdrage van de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter. Ik wil het vooral hebben over het leiderschap bij de politie. Deze zomer
                     waren discriminatie en inclusie dé onderwerpen. Ik heb mij daarover een hele tijd
                     stilgehouden en mij er erg in verdiept. Ik denk dat het uiteindelijk vooral een leiderschapsissue
                     is. Ik wil graag van de Minister weten of hij dat ook zo ziet. Ik heb schriftelijke
                     vragen gesteld: wie zit er nou eigenlijk op dit moment in de top van de nationale
                     politie? Je ziet dat eigenlijk iedereen die voor de reorganisatie daar een rol had,
                     nu ook een rol speelt. Het gaat mij niet om de individuele integriteit of kwaliteit
                     van die mensen. Het gaat mij om het samenspel, om het elkaar in stand houden en in
                     ere houden. Ik zie tegelijkertijd mensen weglopen. Ik zie divers talent weglopen.
                     Ik zie vrouwen verdwijnen. Hoe ziet de Minister dit? Hoe gaat hij zorgen dat ook in
                     die top 61 die diversiteit tot stand gaat komen?
                  
Een ander probleem van leiderschap zit naar mijn smaak in de PTSS-discussie. Daar wordt een hele technische, formele insteek gekozen voor mensen die bijvoorbeeld
                     niet binnen die 40 gevallen passen, of niet in de coulanceregeling zitten. Ik noem
                     een voorbeeld. Er zit hier in de zaal iemand die tegen mij zei: «Ik heb een blubberhoofd.
                     Bij mij werkt het van binnen niet helemaal meer.» Ga je aan die mensen vragen om casussen
                     te selecteren op grond waarvan zij dan een vergoeding moeten krijgen? Die moeten dus
                     gaan googelen bij welke aanrijdingen ze allemaal zijn geweest. Dit kan echt niet.
                  
Een ander punt van leiderschap is wat er gebeurt op de Politieacademie. Er zijn grote
                     sterkteproblemen, dus het is begrijpelijk dat je gaat proberen om dienders zo snel
                     mogelijk uit de opleiding te krijgen. Maar ik heb gesproken met mensen die op niveau
                     4 zijn binnengehaald, daar een contract voor hebben getekend en vervolgens wordt halverwege
                     de wedstrijd het contract eenzijdig aangepast naar niveau 3. Dat kan niet. Dat kan
                     al helemaal niet bij aspiranten die je binnenhaalt op de issues integriteit en rechtvaardigheid.
                     Graag een reactie van de Minister daarop.
                  
Ik hoor heel veel geluiden dat bij de politieopleiding mensen aan het eind meer niets
                     zitten te doen dan wel iets zitten te doen. Dat komt gewoon doordat er een gebrek
                     aan docenten is. Ik weet dat de roc's in Nederland bezig zijn om een plan te maken
                     om aanzienlijk meer aanbod te doen om daarmee de Politieacademie te ondersteunen.
                     Ik weet ook dat de roc's maar 330 mensen voor de htcvpqr-opleiding – ik weet niet
                     precies hoe dat heet – kunnen aanleveren, terwijl zij zeggen dat zij veel meer mensen
                     zouden kunnen aanleveren en daar meer dingen zouden kunnen doen. Ik lees dat de Minister
                     bezig is om te kijken naar de basisopleiding om met een nieuw plan te komen. Zou hij
                     bereid zijn om ook die initiatieven van de roc's daarin mee te nemen?
                  
Tot slot, voorzitter. Ik ga naar oud en nieuw, om ook meneer Wassenberg de gelegenheid
                     te bieden om mij te interrumperen. Ik heb de Minister gevraagd om de strafvorderingsrichtlijn
                     bij het OM aan te passen. Ik pleit niet voor alleen maar gevangenisstraf voor mensen
                     die die dingen op zak hebben. Dat is aan de rechter. Die mag van mij een taakstraf
                     uitdelen als hij dat wil. Maar ik wil af van de situatie dat mensen die met die zooi
                     worden gepakt, daarna weer op straat staan, omdat de rechter zegt: de OM-richtlijn
                     is dat er een taakstraf komt. De Minister heeft laatst beloofd dat hij dat met het
                     OM zou gaan bespreken. Kan hij vertellen wat daar de uitkomst van is?
                  
Voorzitter, hoelang heb ik nog?
De voorzitter:
U heeft nog 45 seconden.
De heer Van Dam (CDA):
Nog vijf minuten, hoor ik.
De voorzitter:
45 seconden!
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb nog twee dingen. De politie... Ik zie de heer Van Wassenberg.
De voorzitter:
Maak uw verhaal maar even af.
De heer Van Dam (CDA):
De politieombudsman. Ik durf aan het eind van het jaar wel te zeggen dat ik lees dat
                     mijn initiatief inmiddels tot wasdom komt. Alleen lees ik ook dat er een kwartiermaker
                     is enzovoorts. Ik wil graag voordat iemand benoemd wordt een brief van de Minister
                     hebben over hoe dat instituut wordt ingeregeld binnen de politie. Ik wil weten of
                     dat op een onafhankelijke, goede manier gaat en hoe dat is.
                  
Tot slot, voorzitter. Ik krijg geluiden te horen van politiemensen in het ZSM-traject
                     dat er standaard 20% korting wordt gegeven als een verdachte zijn boete direct betaalt.
                     Dus je beledigt een agent, maar omdat je direct betaalt, krijg je 20% korting. Dat
                     vind ik ingewikkeld. Is dat de nieuwe beleidslijn? Ik ben erg voor korting, maar niet
                     voor deze categorie mensen.
                  
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Van Dam vraagt aan mij of ik een interruptie wil plaatsen. Ik stel hem niet
                     graag teleur. Dat weet hij. Ik wil het even hebben over die verzwaring van die strafvorderingsrichtlijn.
                     Daar ben ik het mee eens. Maar de heer Van Dam lijkt mij het type dat gevoelig is
                     voor oud-Hollandse spreekwoorden. Is de heer Van Dam het met mij eens dat in dit geval voorkomen beter
                     is dan genezen? Je zou gewoon de verkoop van vuurwerk moeilijk moeten maken en sommige
                     categorieën moeten verbieden, zoals knalvuurwerk en vuurpijlen.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Het is fijn dat als meneer Wassenberg er is, we het altijd over vuurwerk kunnen hebben.
                     Dat is een beetje de situatie. Over tien jaar hebben wij in Nederland een totaal andere
                     vuurwerktraditie. Maar de vraag is of je het van de ene op de andere dag anders doet,
                     want dan maak je er een nog groter handhavingsprobleem van, terwijl wij op dit terrein
                     al een handhavingsprobleem hebben. Laten we wel wezen: als je naar buiten gaat, hoor
                     je het knallen en daar doen wij al niks aan. Als je al het vuurwerk van de ene op
                     de andere dag verbiedt, dan holt iedereen naar Duitsland en België. Je hoeft maar
                     even te postorderen en je hebt het ook thuis. Ik denk dus dat er op dit punt een geleidelijke
                     weg is. Die geleidelijke weg heeft het CDA ook ingezet door met een motie te komen
                     om voor de single shots en de zware vuurpijlen een verbod te krijgen. De discussies
                     binnen de fracties die mevrouw Yeşilgöz en mevrouw Helder hebben beschreven, heb ik
                     ook gevoerd in mijn fractie, want het is een verdeeld veld. Wij zijn hierop gekomen,
                     dus wij zetten daar geleidelijke stappen in. Of dat leidt tot iets anders, gaan we
                     zien. Maar het stoere werk dat u doet, leidt alleen maar tot een extra handhavingstekort.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Omdat het CDA nadenkt als het adviezen leest en een eigen opinie heeft.
De voorzitter:
Dan komen we bij de heer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Ik weet dat de heer Van Dam zeer begaan is met agenten met PTSS. We moeten deze mensen
                     uit de mangel van de bureaucratie halen, omdat het ook slecht is voor het vertrouwen
                     van agenten in de organisatie. Het coulancebeleid heeft tot 2015 gegolden maar is
                     toen, ik weet niet waarom, afgeschaft. Zou het niet een heel goede oplossing zijn
                     om het coulancebeleid weer terug te krijgen, al is het maar als tijdelijke maatregel?
                  
De heer Van Dam (CDA):
Als wij het over PTSS hebben, dan moeten we ook benoemen dat de politie enorme stappen
                     heeft gemaakt. Vooral credits voor Gerard Bouman, de voormalig korpschef die dat heeft
                     ingezet. Als we dat niet noemen, zijn we niet eerlijk in die discussie. Dan een tweede
                     punt. Ik ben op bezoek geweest bij een advocaat, die mij heeft uitgelegd welke stappen
                     hier allemaal in zitten. Je hebt het dan over restschade, over het smartengeld, over
                     het Barp en over zaken vóór en na 1 januari 2015. Ik vind het te ingewikkelde materie
                     om hier even te zeggen wat we moeten doen. Daarom vraag ik aan de Minister of hij
                     daar uitdrukkelijk de Kamer over wil informeren. Tegelijkertijd moeten wij opkomen
                     voor de PTSS'ers, die vandaag hier ook op de tribune zitten. Het spijt me dat ik het
                     woord nog een keer gebruik, maar ik heb het van iemand: de mensen met blubberhoofden
                     kunnen het ook niet op een rij krijgen. Daar moeten we voor staan. Hen moeten we helpen.
                     Ik hoop dat we elkaar daarin vinden.
                  
De heer Van Raak (SP):
We kunnen het heel ingewikkeld maken, maar we kunnen het ook proberen overzichtelijk
                     te houden. Als mensen verloren raken in bureaucratie, of het nou bij de Belastingdienst
                     is of hier, kunnen we ook zeggen: een pas op de plaats, we gaan met coulance en met
                     een menselijke maat deze agenten een oplossing bieden. Dat hebben we tot 2015 gedaan.
                     De heer Bouman heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. Wat zou erop tegen zijn
                     om dat opnieuw te doen?
                  
De heer Van Dam (CDA):
Natuurlijk zou ik het ideaal vinden als dat allemaal gebeurt, maar ik ben Kamerlid.
                     De Minister regeert. Zo is het bestuur. Volgens mij is deze Minister ook helemaal
                     niet onwelwillend als het gaat om het op een ruimhartige manier hiermee omgaan. Het
                     is meer de bureaucratie van een organisatie. Wij maken het punt hier en vragen de
                     Minister om hier antwoord op te geven en beleid op te maken. Als dat niet bevalt,
                     hebben wij politieke middelen om het af te dwingen. We moeten dan alleen even de centen
                     vinden. Misschien moeten we daar wel toe bereid zijn, maar ik vind dat de Minister
                     eerst aan zet is.
                  
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van meneer Azarkan voor u.
De heer Azarkan (DENK):
Complimenten voor het verhaal van de heer Van Dam, zeker voor het eerste deel, over
                     leiderschap binnen de politie. Dat is een lastig onderwerp. Als je dat binnen de politie
                     aanbrengt als het gaat om diversiteit, loopt het vaak niet goed met je af. Klokkenluiders,
                     hoe ga je daarmee om? De heer Van Dam heeft specifieke vragen gesteld over een van
                     de kenmerkende casussen, van de heer Raiss. Het OM heeft een afdoening gedaan. Is
                     de heer Van Dam van mening dat er ook in die casus sprake is van leiderschap zoals
                     het zou moeten?
                  
De heer Van Dam (CDA):
Ik zit even na te denken. Ik heb schriftelijke vragen gesteld, die onder andere gaan
                     over hoe de politie zich in deze zaak heeft opgesteld. Ik vind het eerlijk gezegd
                     fatsoenlijk dat ik eerst die antwoorden afwacht voordat ik een oordeel heb over wat
                     daar precies is gebeurd. Als ik nu tussentijds deze vraag van meneer Azarkan ga beantwoorden,
                     zeg ik eigenlijk: Minister, ik heb vragen gesteld, maar wat je ervan vindt, interesseert
                     me niet, want ik heb mijn oordeel al klaar. Daarom antwoord ik hier niet op.
                  
De voorzitter:
Oké. Meneer Azarkan, wilt u nog doorzetten?
De heer Azarkan (DENK):
Jazeker, voorzitter. Dank dat u mij die gelegenheid geeft. Dan zijn het toch wel holle
                     woorden, moet ik eerlijk zeggen. Ik zeg dan bij voorbaat dat ik die mooie woorden
                     over leiderschap en inclusiviteit bij nader inzien toch anders duid, met name door
                     deze reactie. Het is iets om die woorden te gebruiken, maar we worden wel op daden
                     en conclusies afgerekend.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Helder heeft ook een interruptie voor u, meneer Van Dam.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik hoorde collega Van Dam zeggen: als je wordt gepakt met zwaar vuurwerk, is het uiteindelijk
                     aan de rechter of het een taakstraf of gevangenisstraf wordt. Maar ik hoorde hem ook
                     zeggen: ik wil voorkomen dat die mensen als ze gepakt zijn en er een proces-verbaal
                     wordt opgemaakt, meteen op straat komen. Dan vraag ik me af hoe dat in de praktijk
                     uitpakt. De reclassering staat echt niet meteen daarna aan het bureau om ze mee te
                     nemen om een uurtje te gaan schoffelen.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Het wordt misschien een beetje technisch, maar in het Wetboek van Strafvordering staat
                     een artikel dat het anticipatieverbod wordt genoemd: een rechter mag geen gevangenisstraf
                     opleggen als er mogelijk nog een taakstraf zit aan te komen. Vervolgens ziet de rechter
                     die strafvorderingsrichtlijn van het OM. Hij zegt dan «hé, officier, u mag hier nog
                     een taakstraf gaan eisen», en dan zegt-ie «ik zet u niet vast, want die kans bestaat
                     nog». Dat die officier dat als richtlijn heeft, wil ik veranderen, want dat kan gewoon
                     echt niet meer.
                  
De voorzitter:
Dat lijkt mij een helder antwoord. Ik dank u zeer. Dan komen we toe aan de bijdrage
                     van de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
                  
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Vuurwerk. Deze week kregen wij een kerstkaart van de politievakbonden.
                     Zij doen een dringend beroep op ons om knalvuurwerk te verbieden. Toon daadkracht en regel een verbod op knalvuurwerk, vragen ze.
                     Maar ze hebben te maken met een Minister van Justitie die doof is voor alle smeekbeden.
                     Ja, één dag in het jaar, op nieuwjaarsdag, staat hij achter zijn mensen. Dan zegt
                     hij heel boos dat het onaanvaardbaar is om vuurwerk tegen de politie te gebruiken. Hou toch op! De Minister heeft
                     de bevoegdheid om knalvuurwerk te verbieden, maar hij is doof voor de Onderzoeksraad
                     voor Veiligheid en hij is doof voor de politie. Zoek het maar uit: daar komt het op
                     neer. Gisteren zagen we bij de boerenprotesten opnieuw dat vuurwerk een wapen is en
                     zo ook gebruikt wordt. Met een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen voorkom je niet
                     alle ellende – die voorkom je zeker niet – maar je werpt wel een drempel op.
                  
Ik heb twee vragen. Eén. Wat vindt de Minister van de oproep van de politievakbonden?
                     Waarom is hij doof voor de oproep van de politie, de hulpdiensten en de Onderzoeksraad
                     voor Veiligheid? Waarom weigert hij vuurpijlen en knalvuurwerk te verbieden? Om de
                     Minister te helpen: ik hoef niks te horen over de maatregelen die hij wél neemt. Ik
                     wil horen waarom hij echte maatregelen uit de weg gaat. Ik wil een Minister van Justitie
                     die alle dagen van het jaar achter zijn mensen staat en niet alleen met nieuwjaar.
                     Even ter herinnering: de V van het Ministerie van JenV staat voor veiligheid en niet
                     voor vuurwerkellende.
                  
Voorzitter. Dan wil ik het ook nog even hebben over de J in het Ministerie van JenV.
                     Die staat voor justitie. Vrouwe Justitia is op afbeeldingen altijd geblinddoekt, want
                     als er recht wordt gesproken, gebeurt dat zonder aanzien des persoons. Tenminste,
                     dat is de bedoeling. Onder deze Minister speelt de achtergrond van degenen die worden
                     aangepakt wel degelijk een rol. Gisteren legden de boeren weer wegen plat en veroorzaakten
                     ze gevaarlijke situaties. Ze gooiden met vuurwerk. Afgelopen vrijdag blokkeerden ze
                     wegen naar Eindhoven Airport. Ze hinderden en intimideerden reizigers. De politie
                     greep niet in. Zaterdag gebeurde dat ingrijpen wel met vreedzame betogers op Schiphol
                     die protesteerden tegen de groei van de luchtvaart. De actievoerders vielen niemand
                     lastig, ze blokkeerden geen wegen, ze hadden geen tractoren en ze gooiden niet met
                     vuurwerk. Toch werden ze uit elkaar gedreven en opgepakt.
                  
Vrouwe Justitia is dus niet blind. Boeren kunnen de wet overtreden zonder dat wordt
                     ingegrepen. De-escaleren, niet bekeuren, schreef de politie gisteren op Twitter. Ik
                     citeer een tweet van de politie. «Boetes uitdelen is tijdrovend en tractoren hebben
                     geen kenteken. We moeten ze dus stuk voor stuk stilzetten, aanspreken en verbaliseren.»
                     Daarom koos de politie liever voor «een goed gesprek». Een goed gesprek! Maar de vreedzame
                     actievoerders voor het klimaat op Schiphol kregen geen goed gesprek. Die werden gearresteerd
                     en afgevoerd. Dat is rechtsongelijkheid. Ik wil van de Minister weten hoe hij deze
                     rechtsongelijkheid en dit verschil in demonstratierecht kan toestaan.
                  
Voorzitter. Tot slot nog een aantal vragen over de e-screener. Op mijn verzoek ging
                     de Minister in zijn brief van eergisteren dieper in op die psychologische test voor
                     wapeneigenaren, maar die brief stelt mij niet gerust. De e-screener is streng, maar
                     de lat voor een wapenvergunning moet zeer hoog liggen. Dat adviseerde de Hoge Raad.
                     Maar nadat een op de vijf wapeneigenaren, waaronder veel jagers, struikelde over die
                     test, bond de Minister in, zette de e-screener voor bestaande gevallen op ijs en haalde
                     een WM 32-formulier uit de mottenballen. Dat betekent minder vragen, minder detail,
                     minder voorspellend vermogen en dus minder kans op een afwijzing. Dat is precies wat
                     de jagers willen.
                  
Voorzitter. Ik had het over rechtsongelijkheid bij boerenprotesten en klimaatdemonstraties,
                     maar ook hier zie ik rechtsongelijkheid. Jagers krijgen een voorkeursbehandeling en
                     hoeven minder strenge vragen te beantwoorden. Ik wil van de Minister weten hoe hij
                     deze voorkeursbehandeling rechtvaardigt. Is de veiligheid van het land in het geding
                     als jagers geen dieren kunnen doodschieten of verwonden?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Ik meld even voor de goede orde dat gisteren bij de procedurevergadering
                     het onderwerp «e-screeners» is verplaatst naar het volgende AO. Ik zou er dus ook
                     uw begrip voor willen vragen dat de Minister daar nu niet op ingaat. Dat komt gewoon
                     terug. Had u nog een interruptie, of was dit hetzelfde punt, meneer Van Dam? Nee.
                     Goed, dan komen... O, u heeft nog wel een interruptie. Oké, sorry.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Ja, voorzitter. We hoorden de vertegenwoordiger van de Partij voor de Dieren weer
                     de vermeende rechtsongelijkheid in dit land aan de orde stellen. Maar zou u dan eens
                     in de spiegel willen kijken? Uw voorvrouw, mevrouw Ouwehand, heeft namelijk in het
                     verleden ook gezegd dat dierenactivisten 's nachts schijnen te mogen inbreken in boerenstallen,
                     hekken te mogen doorknippen en vernielingen te mogen aanrichten. Die mogen van alles
                     en nog wat, iets wat andere activisten – want voor hen geldt dan wel het Wetboek van
                     Strafrecht – niet mogen. Ik wil dus maar zeggen dat u zelf als partij ook met twee
                     maten meet. U legt hier een discussie op tafel die ten beste in een lokale driehoek,
                     gemeenteraad of wat dan ook thuishoort. Ik vind u vrij inconsequent. Zou u daar eens
                     op willen reageren?
                  
De heer Wassenberg (PvdD):
Daar wil ik zeker op reageren. Dat is grote flauwekul. Mijn fractievoorzitter heeft
                     gezegd dat we hier de rechter een uitspraak over moeten laten doen en dat we ons niet
                     zelf die rol van rechter gaan aanmeten. Als de rechter een uitspraak heeft gedaan,
                     is het duidelijk, ook voor ons. Wat hier aan de hand is, is dat de politie op Twitter
                     zegt dat boetes uitdelen tijdrovend is en dat we beter kunnen investeren in een goed
                     gesprek. Dat gaat dan over mensen die wegen platleggen...
                  
De voorzitter:
Ja, dat heeft u allemaal verteld.
De heer Wassenberg (PvdD):
... en die gaan barbecueën op wegen. Pas als de veiligheid in gevaar komt en er met
                     vuurwerk wordt gegooid, wordt er ingegrepen. Eerder niet. Dat is rechtsongelijkheid,
                     want die klimaatactivisten worden wel opgepakt en gearresteerd.
                  
De voorzitter:
Ja, dat heeft u allemaal al eerder uitgelegd.
De heer Van Dam (CDA):
Het is gewoon niet juist. Ik weet het nog precies. Mevrouw Ouwehand zei dat in een
                     interview bij Sven Kockelmann. Ik reed toen op het Tesselseplein in Duindorp, bij
                     de Hoogvliet. Daar heb ik het gehoord. U meet met twee maten op dit punt.
                  
De voorzitter:
Ik meet niet met twee maten. De heer Wassenberg meet dan, wellicht, met twee maten.
De heer Van Dam (CDA):
U heeft gelijk. I got lightly carried away. Maar ik hoor de heer Wassenberg op dit
                     punt met twee maten meten en ik vind dat gewoon niet fair.
                  
De voorzitter:
Meneer Wassenberg, daar laten we het even bij.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nee, voorzitter, daar laat ik het niet bij, want ik word hier aangesproken.
De voorzitter:
Nee, meneer Wassenberg, ík ben de voorzitter. Daar laten we het bij. Het is helder.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik word hier aangesproken. Er wordt gezegd dat ik met twee maten meet. Dat is onzin.
De voorzitter:
Ja, ik weet het, maar dat heeft u al uitgelegd.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Van Dam had beter zijn aandacht bij het stuur kunnen houden, want hij heeft
                     kennelijk niet goed naar de radio geluisterd. Wij zeggen dat het duidelijk is op het
                     moment dat een rechter een uitspraak doet, en dat wij ons die rol niet gaan aanmeten
                     voordat een rechter uitspraak heeft gedaan. Dat heeft mevrouw Ouwehand gezegd en dat
                     bevestig ik.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Prima, nou, dan heeft u het toch gezegd. We komen toe aan de bijdrage
                     van meneer Van den Berge van GroenLinks. U zult misschien denken «wat is die man streng;
                     had hij niet bij de politie moeten gaan?» maar ik ken mijn pappenheimers, zeg ik maar
                     even tegen de zaal. Ze willen ook eigenlijk graag dat ik streng ben, behalve als het
                     voor henzelf is.
                  
De heer Van Dam (CDA):
U bent zeker afgewezen.
De voorzitter:
Ik heb niet gesolliciteerd, maar misschien moet ik dat nog eens doen. De heer Van
                     den Berge.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter, ik ga mijn stopwatch wel even resetten, want ik ga ervan uit dat dit niet
                     van mijn spreektijd af gaat.
                  
Voorzitter. Ik wil mijn inbreng graag beginnen door me aan te sluiten bij de complimenten
                     van mevrouw Yeşilgöz-Zegerius voor de politie, voor het feit dat ze Ridouan T. hebben
                     gearresteerd. Dat blijkt toch echt wel een huzarenstukje te zijn. Ik ben niet naïef;
                     er zal nog heel veel meer moeten gebeuren om de georganiseerde misdaad aan te pakken.
                     Maar ik hoop toch ook dat hiervan een duidelijk signaal uitgaat naar de georganiseerde
                     misdaad dat we ze aanpakken, dat we erbovenop zitten en dat we niet pikken dat dit
                     soort georganiseerde criminelen kwetsbare jongeren in Nederland ronselen voor de georganiseerde
                     misdaad. Mijn complimenten dus voor de politie.
                  
Voorzitter. Dan zou ik graag willen ingaan op de capaciteitsproblemen bij de politie.
                     Dat is wat ons betreft op dit moment een van de meest nijpende kwesties. We hebben
                     daar twee maanden geleden bij het vorige algemeen overleg Politie al aandacht voor
                     gevraagd en bij de justitiebegroting. Tijdens de justitiebegroting kwamen de politievakbonden
                     met een onderzoek waaruit blijkt dat ruim 71% van de politieagenten die nijpende nood
                     erkent en zegt dat er echt structurele capaciteitsproblemen zijn en dat het echt niet
                     meer vol te houden is. Van de week spraken wij nog met een agent die zei: eigenlijk
                     lijdt de politieorganisatie op dit moment aan een structurele burn-out; we kunnen
                     de werkdruk niet meer aan en dit leidt tot grote problemen voor mensen persoonlijk,
                     maar ook voor de veiligheid van onze samenleving.
                  
De Minister heeft ook op verzoek van GroenLinks een brief gestuurd naar de Kamer waarin
                     hij die problemen erkent en aangeeft dat de problemen nijpend zijn, maar waarin hij
                     tegelijkertijd niet bereid is om scherpe keuzes te maken en ook uitspraken te doen
                     over de keuzes die burgemeesters in verschillende steden maken, bijvoorbeeld in Rotterdam
                     en Amsterdam. Met alle respect voor de Minister, want ik geloof echt dat hij de problemen
                     erkent en er iets aan wil doen, maar ik vind dat eerlijk gezegd wel iets te gemakzuchtig.
                     Want de capaciteitsproblemen die er nu bij de politie zijn, hebben we hier in de politiek
                     veroorzaakt, door jarenlange bezuinigingen. Mijn partij was daar overigens niet voor,
                     maar goed, ik heb geen zin om hier te gaan zitten jij-bakken. We zitten nu in deze
                     situatie. Er zijn grote problemen. Die hebben we hier in Den Haag veroorzaakt. Dan
                     vind ik het iets te makkelijk om te zeggen: en nu moeten de burgemeesters het maar
                     oplossen. Ik vind het dapper dat burgemeesters scherpe keuzes maken, maar ik vind
                     het te makkelijk om de verantwoordelijkheid volledig daar neer te leggen. Ik zou daarom
                     toch hier weer opnieuw de vragen willen herhalen die ik ook in het vorige AO Politie
                     en ook bij de justitiebegroting aan de Minister heb gesteld en waar hij toen geen
                     antwoord op wilde geven. Maar het zijn dezelfde vragen, die ook de politiebonden aan
                     hem stellen. Welke keuzes maakt de Minister? Wat zou de politieorganisatie van deze
                     Minister minder mogen gaan doen? Want we stellen als politiek voortdurend vragen aan
                     de politie: doe dit extra, doe dat extra. We bezuinigen op de geestelijke gezondheidszorg,
                     waardoor ook dat nog eens op het bordje van de politie terechtkomt. Maar wanneer gaan
                     we nou eens tegen de politie zeggen wat ze minder mogen gaan doen? Ik treed nu niet
                     in allerlei details, want daar heb ik helaas de tijd niet voor, maar de politiebonden
                     hebben allerlei concrete aanbevelingen gedaan. Ik zou graag van de Minister horen:
                     wat mag de politie wat hem betreft minder doen?
                  
Voorzitter. Dan ga ik naar het onderwerp etnisch profileren. Het is afschuwelijk als
                     mensen op basis van hun huidskleur eruit gepikt worden en etnisch geprofileerd worden.
                     Dat gebeurt nog steeds veel, vaak onbewust, denken wij, door politieagenten. Uit een
                     onderzoek bij de politie in Amsterdam blijkt wel degelijk dat er meer gedaan moet
                     worden om etnisch profileren tegen te gaan. Ik zou aan de Minister willen vragen hoe
                     hij aankijkt tegen die aanbevelingen uit Amsterdam. Is hij het ermee eens dat er meer
                     gedaan zou moeten worden? En is hij het ook met de fractie van GroenLinks eens dat
                     dit misschien wel een integraal onderdeel zou moeten worden van de integrale leiderschapstraining
                     voor korpsleiders?
                  
Voorzitter. Dan diversiteit in het korps.
De voorzitter:
U moet gaan afronden.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ja, ik ga bijna afronden.
Dan nog even diversiteit in het korps. We hebben daar onlangs een rondetafelgesprek
                     over gehad. Ik zou graag aan de Minister willen vragen wat hij heel concreet gaat
                     doen om klokkenluiders binnen de politie beter te beschermen. In het vorige AO verwees
                     hij naar de Minister van BZK, maar hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor hem.
                     Staat u het mij toe om nog één vraag te stellen?
                  
De voorzitter:
Nee.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat is jammer.
De voorzitter:
Die komt dan wellicht in de tweede termijn.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Wie weet!
De voorzitter:
Het woord is aan meneer Van Raak van de Socialistische Partij.
De heer Van Raak (SP):
Hij is opgehaald. Hij zit vast. Ik wil de Minister complimenteren met de aanhouding
                     van Taghi, en vooral al die honderden agenten die daarachter zitten, die jarenlang
                     hun werk hebben gedaan. Grote complimenten, voor allemaal.
                  
Maar op de dag dat hij werd opgepakt, kregen we ook een rapport van de inspectie.
                     Dat laat zien dat de nationale politie, die bedoeld is om dit soort grote internationale
                     criminaliteit aan te pakken, daar juist niet in slaagt, door een gebrek aan samenwerking.
                     De ambities worden niet waargemaakt, zegt de inspectie.
                  
Er is ook een crisis aan de andere kant, in de gemeentes. De burgemeesters luiden
                     de noodklok en zeggen: er is gewoon onvoldoende capaciteit, en wij moeten keuzes maken
                     die onverantwoord zijn. Ik had van het weekend nog een burgemeester aan de lijn. Die
                     zei: er liggen bij mij zedenzaken die niet worden uitgerechercheerd, omdat er geen
                     capaciteit is. Ik zie de ene gemeente de keuze maken om de georganiseerde criminaliteit
                     prioriteit te geven. De andere gemeente kiest voor de wijken. Maar dit zijn keuzes
                     die gemeentes niet mogen maken. Als er te weinig agenten zijn, zie je dat de jonge,
                     nieuwe agenten overvraagd worden en dat het ziekteverzuim toeneemt, maar ook dat mensen
                     met PTSS van het kastje naar de muur worden gestuurd. De bonden begeleiden honderden
                     mensen. Ze komen terecht in een soort juridisch gevecht met hun eigen organisatie.
                     Als wij politieagenten vragen om voor onze veiligheid te staan, dan vraag ik de Minister
                     om voor de agenten te staan. Het kan niet zo zijn dat agenten jarenlang moeten procederen,
                     in financiële problemen komen, hun huis moeten verkopen en zich in wanhoop tot ons
                     moeten richten. Snapt de Minister ook wat dat doet met het vertrouwen van de agenten?
                     De nationale politie draait al jaren op loyaliteit, maar die loyaliteit moet wel van
                     twee kanten komen. Als agenten zien wat er met hun collega's gebeurt, snapt de Minister
                     dan ook dat die loyaliteit aan het verdwijnen is?
                  
Eerder heeft de Minister, ik geloof in Vlaardingen, allerlei toezeggingen gedaan,
                     ook tegenover mensen met PTSS, in aanwezigheid van de bonden. Hij heeft gezegd: dit
                     gaan we regelen. Hij heeft gezegd: we gaan die mensen helpen. Dan wil ik de Minister
                     vragen om eens terug te kijken naar die coulanceregeling. Ik heb er net al wat vragen
                     over gesteld. Voor 2015 hadden wij die coulanceregeling met de menselijke maat en
                     een individuele aanpak. Hoe gaan we ervoor zorgen dat de mensen die door het ijs zijn
                     gezakt, geholpen worden in plaats van dat ze in het juridische doolhof van de nationale
                     politie terechtkomen? Ik wil dus de Minister vragen om vandaag toe te zeggen dat die
                     coulanceregeling zo snel mogelijk, liefst dit jaar nog, wordt hersteld. En anders
                     zal ik daar vanavond bij het VAO een motie over indienen.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van meneer Van Dam.
De heer Van Dam (CDA):
Op dat punt van de PTSS denk ik dat we heel ver samen kunnen optrekken. Ik wil nog
                     even terug naar dat andere punt, waarover ook de heer Van den Berge zei: Minister,
                     leg de sterkteproblematiek nou niet alleen bij de gemeenten en bij de burgemeesters,
                     maar doe er wat aan. Maar wat dan? Heeft meneer Van Raak misschien ergens in Nederland
                     een pakhuis ontdekt waar afgestudeerde politiemensen op de plank liggen, dat wij over
                     het hoofd hebben gezien en waar wij dan nu met z'n allen naartoe kunnen rijden om
                     ze op te halen? Of je moet enorm inklinken op de kwaliteit van de opleiding... Ik
                     zou niet... Vertel dan waar het vandaan komen. De enige optie die ik nog zie en waarover
                     ik een motie zal indienen, is om het leger meer in te zetten, bijvoorbeeld bij bewaken
                     en beveiligen. Maar als u de Minister erop aanspreekt dat hij meer moet doen op dit
                     terrein dan hij al doet, wat dan?
                  
De heer Van Raak (SP):
Ik heb ook begrip voor de situatie van de Minister. Ik zat net ook wat verbijsterd
                     naar de interruptie van mevrouw Kuiken te luisteren. In de vorige kabinetsperiode
                     hebben VVD en Partij voor de Arbeid de structuur – de structuur – van de nationale
                     politie kapot bezuinigd. Dat kan deze Minister niet oplossen. We kunnen er miljarden
                     tegenaan gooien, maar dan heeft de heer Van Dam gelijk: dan komen er niet meer agenten,
                     want dat duurt nog jaren. De enige oplossing die ik dus zie, is een takendiscussie.
                     Ik weet ook dat de heer Van Dam het daarmee eens. Wat mij betreft wordt dat niet het
                     leger, maar bijvoorbeeld wel de ggz. Als ik zie hoeveel tijd en moeite agenten kwijt
                     zijn aan verwarde personen, dan kan dat niet. We kunnen niet de problemen van elke
                     falende instantie in Nederland laten oplossen door de politie. Dus kijk naar de ggz.
                     Maar kijk ook naar evenementen die niet meer kunnen. Kijk naar het stelsel van bewaking.
                     Er worden nu heel veel agenten uit de wijken gehaald voor de bewaking. Zijn daar geen
                     alternatieven voor? Ik heb de kant-en-klare oplossing daar niet voor, maar ik vind
                     wel dat wij die takendiscussie moeten voeren. Ik vind ook dat de Minister daarin keuzes
                     moet durven maken.
                  
De voorzitter:
Dat lijkt me een helder antwoord, meneer Van Dam. Toch nog?
De heer Van Dam (CDA):
Nou, in die zin dat... Iedereen roept dat de Minister er niks aan doet. Die takendiscussie
                     gaat daar nou juist om: wat is de gezagsrol ten opzichte van de politie? Doen we vandaag
                     winkeldiefstal of gaan we woninginbraken doen? Dat is wat lokaal wordt bepaald. Maar
                     stelt u zich dan voor dat de Minister die keuzes gaat maken? Stelt u zich voor dat
                     de Minister tegen alle burgemeesters zegt: jongens, dat gaan we nu centraal doen?
                     Dat zou toch een enorme doorbreking van ons stelsel zijn?
                  
De voorzitter:
Meneer Van Raak, kort graag.
De heer Van Raak (SP):
Nee, ik denk dat het in het volgende zit. Bij heel veel taken die de politie heel
                     veel tijd kosten, bijvoorbeeld als het gaat om evenementen, om verwarde personen,
                     om bewaking, moeten we gaan kijken of dat door anderen kan worden gedaan of, als het
                     gaat om evenementen, niet worden gedaan. Is het mogelijk om nu sneller te investeren
                     in de ggz? Is het mogelijk om plekken in het land te maken waar politieagenten de
                     verwarde personen kwijt kunnen, onder kunnen brengen, zodat ze niet héél erg veel
                     tijd en moeite aan deze verwarde personen kwijt zijn?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog iets meer dan één minuut – een héél klein beetje meer.
De heer Van Raak (SP):
Ik schrok ook van het interview met Leon Kuijs over de Politieacademie. Die is ook
                     in de vorige periode, zeg ik nogmaals, door de VVD en de Partij van de Arbeid is kapot
                     bezuinigd. De oplossing kan, denk ik, niet zijn dat we agenten korter gaan opleiden.
                     Hij pleit ervoor om juist een langere opleiding te hebben, dus ik ben bang, zeg ik
                     ook tegen de heer Van Dam, dat dáár de oplossing niet kan liggen. We kunnen geen plofagenten
                     gaan opleiden. Dat gaat ’m niet worden. Kan de Minister ook ingaan op de zorgen van
                     Leon Kuijs?
                  
Helemaal ten slotte, ICT. Als het BIT nu zegt dat... Ik zat hier in 2011, 2012 al,
                     toen wij voor 500 miljoen het ICT-project bij de politie hebben stopgezet. Als ik
                     het rapport van het BIT lees, zie ik nu weer dezelfde problemen ontstaan. We hebben
                     weer bijna 50 miljoen uitgegeven. De Minister zegt: we gaan door. Ik wil de Minister
                     vragen om het advies van het BIT serieus te nemen, en anders zullen we hier in een
                     ander debat op terugkomen.
                  
Dank je, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wilde u er even op wijzen dat dit ook niet op de agenda staat, maar
                     er is gister wel een technische briefing over georganiseerd, dus dat laten we nu...
                  
De heer Van Raak (SP):
Dan hoeft de Minister daar nu niet op te reageren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Den Boer van D66.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel, voorzitter. De nationale politie staat dezer dagen voor enorme uitdagingen.
                     In het hele land vinden demonstraties plaats. Hier in Den Haag heeft de politie te
                     maken met ongeregeldheden. De jaarwisseling komt er ook nog aan, en die gaat vaak
                     gepaard met fysieke en materiële schade. De politie staat onder enorme druk. Het is
                     knap dat onder deze omstandigheden professionele prestaties van formaat worden geleverd.
                     Dan heb ik het onder andere over het oppakken van een groot crimineel, Taghi, en over
                     het vervoer naar en de uitlevering aan Nederland. Daarvoor verdient de politie een
                     warm compliment.
                  
Voorzitter. De politie heeft helaas vaak te maken met agressie in de samenleving.
                     De Minister heeft daarom besloten het stroomstootwapen in te voeren. Elke invoering
                     van een nieuw wapen luistert heel nauw. Het trainen van vaardigheden moet een garantie
                     vormen voor een zorgvuldige inzet. D66 heeft daarom wat vragen aan de Minister. Hoe houdt het korps zicht
                     op de momenten waarop agenten hun vaardigheden opnieuw trainen? Kan dit bijvoorbeeld
                     worden opgenomen in een reeds bestaand systeem?
                  
De inzet van stroomstootwapens bij kwetsbare ggz-patiënten kan zeer nadelige gevolgen
                     hebben. De Minister zegt in zijn brief van 15 november dat het onuitvoerbaar is om
                     het stroomstootwapen niet in de ggz in te voeren. Ik heb hier mijn twijfels bij. Deze
                     keuze kunnen we toch gewoon zelf maken? Waarom maakt de Minister de keuze om dit wapen
                     in te zetten bij zo'n kwetsbare groep? Ik heb daar echt zorgen over. Mocht het zo
                     zijn dat de Minister hier toch voor kiest – alles wijst daarop – is hij dan bereid
                     om een onafhankelijk wetenschappelijk en longitudinaal onderzoek uit te laten voeren
                     naar de gezondheidseffecten van de inzet van het stroomstootwapen bij in het bijzonder
                     deze groep, de ggz-patiënten?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Raak wil u interrumperen.
De heer Van Raak (SP):
Ik snap de zorgen over het gebruik van een wapen tegen mensen die verward zijn en
                     hulp nodig hebben, maar ik wil ook graag de andere kant benadrukken. Op ggz-instellingen
                     is heel veel bezuinigd, ook op het gebied van de veiligheid. Als het in ggz-instellingen
                     misgaat en zij de hulp van de politie inroepen, dan kunnen wij van onze agenten toch
                     niet vragen om bij de entree van de ggz-instelling hun wapens in te leveren en dan
                     een probleem op te gaan lossen dat anderen niet aankunnen? Dan vragen we van onze
                     mensen, onze agenten, toch het onmogelijke?
                  
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik vind het heel belangrijk dat we dit met elkaar op een heel zorgvuldige manier gaan
                     doen. Gelukkig is het inzetten van een stroomstootwapen bij ggz-patiënten in ggz-instellingen
                     een uitzondering. Dat is ook gebleken uit de pilots. Er is al een grote terughoudendheid
                     inzake de inzet van het stroomstootwapen bij ggz-patiënten, ook gezien de desbetreffende
                     motie-Ellemeet, die mede door D66 is ondertekend. Er is ook een handelingskader. Eventjes
                     hierin meegaand zou ik de Minister dan ook willen vragen of met de ggz-instellingen
                     is gesproken over precies dat, namelijk het kunnen beslissen op een heel belangrijk,
                     cruciaal moment. Zet je zo'n wapen wel in of niet? Hoe doe je dat en welke gevolgen
                     heeft dat voor de gezondheid van deze kwetsbare personen? Eigenlijk ben ik het dus
                     heel erg met uw vraag eens, maar ik vraag aan de Minister of hij aan ons kan uitleggen
                     hoe de politie hiermee om moet gaan.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van den Berge nog? Of was dit ook uw vraag?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Nou, deels, maar ik wil er nog wel iets aan toevoegen, voorzitter.
De voorzitter:
Daar was ik al bang voor.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Collega Den Boer stelt heel terechte vragen over het stroomstootwapen. Dat zijn vragen
                     die de fractie van GroenLinks ook heeft. Mijn vraag is of we er inderdaad van op aan
                     kunnen dat D66 – dat was het geval toen we samen de motie-Ellemeet hebben ingediend
                     – nog steeds vindt dat stroomstootwapens in principe niet zouden moeten worden ingezet
                     in ggz-instellingen. De Minister lijkt daar nu afstand van te nemen, maar er ligt
                     gewoon een aangenomen Kamermotie. Hoe onhandelbaar ggz-patiënten door hun gedrag soms
                     ook kunnen zijn, het zijn wel patiënten en geen criminelen.
                  
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik hoop in ieder geval dat wij het met z'n allen eens zijn dat agressie tegen de politie
                     niet te tolereren is. We hebben wel begrip voor het feit dat het stroomstootwapen
                     wordt toegevoegd aan het wapenarsenaal van de politie. Tegelijkertijd stellen we heel
                     veel vragen over het zorgvuldigheidsvereiste en met name over de training. De Minister
                     heeft een brief geschreven naar aanleiding van motie-Ellemeet met daarin onder andere
                     een paragraaf over de uitvoerbaarheid. Wij stellen precies de vraag die u ook stelt,
                     namelijk: hoe komt het dat de Minister vindt dat deze motie onuitvoerbaar is? Overigens
                     heeft de motie vooral betrekking op de pilot. Daarom denk ik dat we dit debat nog
                     verder met de Minister en met elkaar langs die zorgvuldige wegen moeten voeren.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog. U heeft nog twee minuten.
Mevrouw Den Boer (D66):
Dank u wel, voorzitter. De Politieacademie speelt een heel grote rol bij de capaciteit
                     en de kwaliteit van de politie. De vertrekkend directeur liet zich hier in een interview
                     heel heftig over uit: de Politieacademie mag geen eenheidsworst zijn; er mag geen
                     gebrek zijn aan strategisch personeelsbeleid. Hoe beoordeelt de Minister de gedane
                     uitspraken? Hoe staat hij tegenover het idee om agenten sneller te specialiseren?
                     Dit voorstel of idee is al door verschillende collega's naar voren gebracht.
                  
Voorzitter. Vorig jaar zomer is een motie van mij aangenomen die vraagt om te onderzoeken
                     hoe vraag en aanbod tussen het korps en de academie beter op elkaar kunnen worden
                     afgestemd. Welk gevolg heeft de Minister hieraan gegeven? Zijn er al zichtbare resultaten?
                  
Voorzitter. Sociale veiligheid op de werkvloer van de politie blijft onverminderd
                     belangrijk. In schriftelijke vragen hebben wij al laten zien dat D66 zich enorme zorgen
                     maakt over de omgang met klokkenluiders bij de politie. Diversiteit en inclusie blijven
                     een heel belangrijk streven van de politie. Na de recente opspraak binnen de landelijke
                     eenheid kondigde de top een extern onderzoek aan. Ik verwelkom deze ontwikkeling.
                     Tegelijkertijd zou ik echter de mogelijkheid willen aangrijpen om een onafhankelijk
                     beeld te krijgen van de status quo binnen het gehele politieapparaat, dus ook bij
                     de regionale eenheden. Is de Minister bereid om de strekking van het externe onderzoek
                     verder uit te breiden naar het gehele politieapparaat, dus inclusief de regionale
                     eenheden?
                  
Tot slot, voorzitter. Tijdens een recente rondetafel bleek dat de meetbaarheid van
                     de gedane interventies op diversiteit heel erg lastig is. Kan de Minister toezeggen
                     dat de medewerkersmonitor in plaats van driejaarlijks voortaan een keer per jaar plaatsvindt?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik sluit mij aan bij de warme woorden van waardering die
                     collega's hebben uitgesproken voor de politie, het OM en alle betrokkenen bij het
                     aanhouden van de grote crimineel Ridouan T. Hij is afschrikwekkend bezig geweest.
                     We kunnen nog niet bevroeden wat er nog meer achter wegkomt. Ik wil de politie heel
                     veel succes toewensen bij alles wat daar nog bij komt kijken.
                  
Voorzitter. Ik grijp dit ook aan omdat deze zaak en andere heftige liquidaties die
                     hebben plaatsgevonden, leiden tot extra druk op ons politieapparaat. De capaciteit
                     staat hierdoor onder druk. Wij zien dat dit leidt tot heel rigoureuze keuzes. In de
                     brief van het kabinet die we deze week hebben ontvangen, wordt vooral ingegaan op
                     het apparaat in Amsterdam en de keuzes die daar gemaakt zijn, maar ik wil hier benadrukken dat dit in het hele land zo wordt ervaren. Ook burgemeesters in Noord-Nederland
                     en Oost-Nederland trekken bij ons aan de bel. Ik denk dat het belangrijk is om dit
                     hier te benoemen. In dit kader vraag ik dan ook of de Minister bereid is om te kijken
                     naar andere, tijdelijke maatregelen die op de korte en de middellange termijn misschien
                     wel tot een verlichting van de taken van de politie kunnen leiden.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk bijvoorbeeld aan het tijdelijk inhuren van extra toezichthouders of handhavers
                     en het slimmer inzetten van cameratoezicht, waardoor de beperkte beschikbare capaciteit
                     op straat misschien wel zo efficiënt mogelijk zal worden ingezet. Ik zou daar graag
                     een reactie op willen hebben van de Minister. Burgemeesters brengen dit bij mij onder
                     de aandacht.
                  
De voorzitter:
De heer Van den Berge wil u interrumperen.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat is een terechte vraag van de ChristenUnie, maar ergens verbaast mij die ook wel,
                     want ik hoor juist de ChristenUnie in debatten ook vaak pleiten voor extra politietaken.
                     Om een concreet voorbeeld te noemen: extra controles op drugsbezit. Ik ben dus wel
                     benieuwd wat de politie volgens de ChristenUnie minder zou mogen doen.
                  
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik zit niet te denken aan dat soort grote taken, want wij hebben een Veiligheidsagenda
                     waarbij we het bestrijden van de georganiseerde criminaliteit en drugscriminaliteit
                     en de aanpak van mensenhandel juist als prioriteiten hebben aangemerkt. Wat dat betreft
                     verbaast mij deze interruptie. Ik zie dat de Minister in zijn brief aan de Kamer heeft
                     aangegeven dat hij met de politie in gesprek is over een verlichting in de uitoefening
                     van taken, opdat de werkdruk van politieagenten bij hun dagelijkse werkzaamheden kan
                     worden verlicht. Ik denk dat dat aandachtspunten zijn. Ik heb daarnet een paar andere
                     maatregelen aangegeven die burgemeesters bij mij onder de aandacht brengen. Daar zou
                     ik heel graag een reactie op willen hebben van de Minister.
                  
De voorzitter:
Ja. Meneer Van den Berge nog?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Het gaat niet alleen om de georganiseerde drugscriminaliteit. Uw collega Voordewind
                     pleitte er laatst nog voor om bijvoorbeeld meer drugscontroles op festivals te houden.
                     Dat vraagt enorm veel van de politie. Ik wil dan toch wel concreet van de ChristenUnie
                     horen wat er dan minder mag; ik ben benieuwd. De politievakbonden hebben allerlei
                     aanbevelingen gedaan, bijvoorbeeld: boetes onder de € 250 tijdelijk niet meer innen
                     of kijken hoe je de belasting door ggz-patiënten bij de politie weg kan halen. Ik
                     probeer een beetje te helpen en mee te denken. Wat mag de politie dan van de ChristenUnie
                     minder doen? Ik hoor van de ChristenUnie vooral altijd wat de politie meer mag doen.
                  
De voorzitter:
Nee, het is duidelijk. Dank u. Mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk dat we voor de handhaving op festivals meer naar het bestuursrechtelijke instrumentarium
                     moeten kijken. Bij de begrotingsbehandeling heb ik de Minister ook opgeroepen om te
                     kijken hoe we op die manier kunnen ingrijpen om de drugscriminaliteit en het bezit
                     van harddrugs aan te pakken.
                  
De voorzitter:
Zet u uw betoog voort.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ja, precies. Dus dat is niet een taak die ik nu direct bij de politie neerleg. Ik
                     heb de Minister net een aantal concrete suggesties gedaan en hem gevraagd daarnaar
                     te kijken. Ik vind het echt heel erg belangrijk dat de Minister dit bespreekt met
                     de politie, met de vakbonden en met de burgemeesters.
                  
De voorzitter:
Dank u. Wilt u uw betoog voortzetten?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zeker.
Voorzitter. Net als de collega's vraag ik opnieuw aandacht voor de aanpak van PTSS.
                     In 2018 hebben we hier veel met elkaar over gesproken. Toen hebben we de Minister
                     horen zeggen dat het een serieus probleem is waar we meer aandacht aan moeten geven
                     en dat we een stapje harder moeten gaan lopen. Ik lees dat het beeld naar buiten komt
                     dat claims stelselmatig worden afgewezen. Dat is niet wat de ChristenUnie daarbij
                     voor ogen had. Dat leidt bij ons wel tot de vraag welke stappen de Minister zou willen
                     gaan zetten om deze mensen tegemoet te komen. Wij vragen veel van onze agenten. Zij
                     staan altijd voor ons klaar. Het is belangrijk dat de overheid er voor hen is op het
                     moment dat misschien wel te veel van hen is gevraagd en dat ze dat ook merken. Graag
                     een reactie van de Minister. Eerder heb ik gevraagd hoe het thuisfront daarbij beter
                     kan worden ingezet, want dat ziet de signalen van PTSS extra vroeg. Ik vraag de Minister
                     hoe het thuisfront in de afgelopen jaren is ingezet en wat daarbij aan extra inspanningen
                     is gedaan.
                  
Voorzitter. Dan kom ik op het geweld tegen politieambtenaren.
De voorzitter:
U heeft nog één minuut.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ja. Dat gaat helemaal goed komen.
Met de jaarwisseling voor de deur krijgen veel agenten helaas veel geweld te verduren,
                     maar we zagen het ook in de afgelopen weken. Dat heeft enorm veel impact. Als we dat
                     geweld tegen politie en hulpverleners onacceptabel vinden en de strafmaat verhogen,
                     vind ik het ook belangrijk dat we dit op een heel goede manier aanpakken. Meneer Van
                     Dam vroeg er ook al even aandacht voor. Nu lijkt het erop dat mensen al heel snel
                     kunnen wegkomen met het beledigen van een agent. Dat voelt niet goed. Hoe zouden we
                     dit in de keten kunnen aanpakken en deze zaken het gewicht kunnen geven dat ze verdienen
                     zonder dat we de keten laten vastlopen met rechtszaken? Welke mogelijkheden ziet de
                     Minister om bijvoorbeeld de officier te laten bellen met een agent om te vragen wat
                     er in een specifieke zaak is gebeurd, zodat de officier uitleg krijgt over wat er
                     speelt?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we ten slotte toe aan de bijdrage van mevrouw Kuiken van de
                     Partij van de Arbeid.
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. De nationale politie moest een groot succes worden. Die is uiteindelijk
                     door alle partijen in deze Kamer gesteund, maar wel met grote aarzelingen. We kunnen
                     niet zeggen dat het tot nu toe een groot succes is. We kunnen niet terug; dat heeft
                     helemaal geen zin. Maar we moeten wel kritisch zijn over wat er is neergezet. De heer
                     Van Dam had het over leiderschap. Ik denk dat toen vooral is gestuurd op daadkracht
                     en wat minder op menskracht: hoe ga je eigenlijk om met de ruim 60.000 mensen die
                     in de politieorganisatie werken, hoe ga je om met de veranderende samenleving, hoe
                     ga je om met het feit dat de politieorganisatie niet meer alleen de uitvoeringsorganisatie
                     is van weleer maar veel meer een denkorganisatie is geworden? Ik denk dat we nog midden
                     in die transitie zitten. Deels mogen we heel trots zijn op onze politie. De arrestatie
                     in Dubai is daar echt een heel mooi voorbeeld van. Gelijktijdig laat het inspectierapport
                     zien dat de recherche en opsporing piept en kraakt en dat daar echt nog hele grote
                     slagen te maken zijn. Ik weet dat we op een ander moment nog uitgebreid zullen stilstaan
                     bij dit rapport, maar het laat wel zien hoe moeilijk de politie het eigenlijk heeft
                     en hoe belangrijk het is dat de Minister daar heel strak op stuurt.
                  
Wat er voor 2017 heeft plaatsgevonden neem ik de Minister niet kwalijk, noch wat betreft
                     geld, noch wat betreft organisatie, want hij had het te doen met de politie zoals
                     die toen was. Maar waar ik hem wel op kan aanspreken is het feit dat er geen extra
                     structureel geld komt terwijl dat wel had gekund, geld waarvan ook hij vindt dat het
                     nodig is. Ik neem hem niet kwalijk dat hij de steden hun prioriteiten laat kiezen,
                     maar ik neem hem wel kwalijk dat hij de oproep van de bonden niet serieus neemt in
                     die zin dat hij zelf aangeeft wat het departement minder gaat doen en wat niet meer
                     van de politie zal worden gevraagd. Hoe gaat hij daarmee om? Ik heb daar in ieder
                     geval nog niets van gezien.
                  
Een ander punt van zorg en kritiek van mij betreft het feit dat wel een auditcommissie
                     is ingesteld om de bureaucratie bij de politie te verminderen, maar dat de bureaucratie
                     eigenlijk alleen maar toeneemt. Ik had liever gezien dat de Minister gewoon elk van
                     zijn ambtenaren had gevraagd om één administratieregel minder. Dan hadden we denk
                     ik heel veel slagen kunnen maken in plaats van weer een bureaucratisch gedrocht op
                     te tuigen.
                  
Voorzitter. Ik heb ook een aantal concrete vragen over de aanbesteding van de politie
                     als het gaat om hulppakketten. Ik heb een rekensom laten maken: ze kosten € 300 per
                     stuk. Dat lijkt me fors. Het feit dat weer een aantal agenten die zelf een bedrijf
                     hebben in hulppakketten, meedoen aan de aanbesteding lijkt mij, beredeneerd met het
                     boerenverstand, nou niet zo heel verstandig. Kan de Minister daarop reageren?
                  
Hetzelfde geldt voor het rapport over ICT van het BIT. Het staat niet op de agenda,
                     maar het is wel actueel. Waarom hebben we een BIT als we zijn adviezen niet serieus
                     nemen? Waarom een waakhond aanstellen als die alleen maar mag blaffen en niet mag
                     bijten? Ik begrijp dat oprecht niet. Waarom weer 44 miljoen over de kling jagen terwijl
                     er een heel duidelijk advies ligt: doe het niet, stop, bedenk je. Waarom dat niet
                     serieus nemen?
                  
Voorzitter. Ik wil ook een vraag stellen over de politieopleidingen. De heer Kuijs
                     zegt: we kunnen de druk eigenlijk niet aan en opleidingen kunnen niet worden ingekort.
                     Deelt de Minister die oproep? Vindt hij ook dat ze verlengd zouden moeten worden,
                     of kunnen we het laten zoals het is?
                  
Voorzitter. Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen die zijn gesteld over PTSS. Ik
                     zou ook nog een vraag willen stellen over het ziekteverzuim, dat nog steeds oploopt.
                     Ik zou daar aandacht voor willen vragen, want dat is een van de grootste redenen waarom
                     de politie met capaciteitstekorten te maken heeft.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Helder wil u nog interrumperen.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik heb collega Kuiken horen vragen waarom de Minister het advies van het BIT niet
                     overneemt. Dat zou er eigenlijk concreet op neerkomen dat met het Operationeel Politie
                     Platform moet worden gestopt. Mijn vraag aan mevrouw Kuiken is tweeledig. Waarom gaat
                     zij eraan voorbij dat medewerkers die ermee moeten werken wel heel tevreden zijn?
                     Maar het belangrijkste is: wat zou het kosten om te stoppen en opnieuw te beginnen?
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ja, maar dat is altijd het argument: we hebben een punt bereikt waarop we niet meer
                     terug kunnen. Dat betekent dat we doorgaan op een pad terwijl dat wellicht niet verstandig
                     is. Ik ben geen ICT-expert, maar wij hebben een BIT in het leven geroepen om ons onafhankelijk
                     te adviseren over dingen die we zelf niet goed weten. Het BIT zegt: doe het niet,
                     bedenk je. Dat neem ik serieus in plaats van te zeggen: ja, ja, ik heb u gehoord maar
                     ik ga toch door op deze doodlopende weg.
                  
Mevrouw Helder (PVV):
Maar een advies is niet in beton gegoten. Dat hoef je niet kritiekloos over te nemen.
                     En dat doet mevrouw Kuiken naar mijn mening wel. Dan zou ik zeggen: ga een keer in
                     Driebergen kijken en spreek met de medewerkers, die er tevreden over zijn. Dat is
                     dus geen vraag, maar misschien een tip.
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Wij hebben een onafhankelijk platform in het leven geroepen, namelijk het BIT, om
                     ons te adviseren over kwesties waar we zelf geen verstand van hebben. In al die jaren
                     hebben we gezien dat ICT-projecten heel ingewikkeld zijn en dat je je daar goed over
                     moet laten adviseren. Nu heeft het BIT een advies uitgebracht, maar de Minister zegt:
                     ik heb u gehoord, maar ik loop door. Er zullen heus een aantal mensen tevreden zijn.
                     Dat geldt voor alle politiesystemen, maar het blijkt ingewikkeld. Het gaat niet opleveren
                     wat het moet opleveren. Ik zeg dus niet dat er niet zo'n soort systeem moet komen,
                     maar je kunt niet rücksichtslos doorgaan. Dat is toch onverstandig, zou ik zeggen
                     tegen mevrouw Helder.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee eindigt de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors
                     de vergadering tot 11.38 uur, want de Minister heeft een kwartier nodig. Gezien het
                     spannende schema waar we in zitten, verzoek ik u allen er dan weer te zijn.
                  
De vergadering wordt van 11.23 uur tot 11.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik wil heel even met u kijken naar de tijd. We hebben een uitgebreide eerste termijn
                     gehad met veel interrupties. Ik vraag de Minister uiteraard om zijn bekende staccatostijl
                     weer eens aan ons te laten zien. We gaan 13.00 uur gewoon halen, maar ik hou de optie
                     open dat we geen tweede termijn hebben. We zullen even kijken hoe het gaat. Voor vanavond
                     19.00 uur staat een VAO Politie ingepland; dat hoeft u niet meer aan te vragen. Daar
                     kunt u dus ook nog wat kwijt. Als u mij dat toestaat, dan is er in ieder geval ruimte
                     voor interrupties. Gaan we het zo doen? Ja.
                  
Ik geef het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid voor zijn eerste termijn.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Laat ik aan het eind van dit kalenderjaar toch beginnen – ik weet dat
                     de politiemensen daar begrip voor kunnen hebben, want dat zijn uiterst begripvolle
                     mensen – met het uitspreken van waardering voor uw Kamercommissie. We hebben dit jaar
                     vaak met elkaar gesproken in deze algemeen overleggen. Wij hadden vaak kritische,
                     maar diepgaande discussies met elkaar over wezenlijke onderwerpen die de politie betreffen.
                     Ik weet zeker dat ik ook voor de korpsleiding, de mensen op mijn departement en voor
                     politiemensen spreek als ik waardering uitspreek voor uw continue aandacht voor en
                     betrokkenheid bij deze onderwerpen. Het kan zo zijn dat wij vandaag bijvoorbeeld niet
                     kunnen spreken over een paar onderwerpen, maar we hebben met elkaar, in dit gezelschap,
                     ongeveer elke zes weken of elke twee maanden een algemeen overleg. Over de dingen
                     die vandaag niet aan de orde kunnen komen, spreken we dus altijd weer snel met elkaar.
                  
De complimenten die door een aantal van u zijn uitgedeeld, zijn natuurlijk vastgelegd
                     door de camera, maar ik zal die hoe dan ook, sowieso, namens uw Kamer overbrengen
                     aan de politiemensen die inderdaad de lastige zaak die heel veel aandacht kreeg –
                     en dan is het nog eens extra lastig om te werken – met grote betrokkenheid verder
                     hebben gebracht. Begrijp dat ik mij als Minister van Justitie in dat opzicht zo rechtstatelijk
                     en afstandelijk mogelijk uit, maar het moge duidelijk zijn dat ik die complimenten
                     volledig deel.
                  
Voorzitter. Ik ga over naar de onderwerpen. Het eerste onderwerp dat ik wil aanroeren
                     is PTSS. Vanaf het moment dat ik Minister werd heb ik dat gezien als een echt ernstig
                     issue. Ik ken ook veel van de persoonlijke verhalen van mensen. Ik zeg maar eerlijk
                     dat ik mij ook in die verhalen steeds meer ben gaan verdiepen, omdat wat onze politie
                     doet – altijd die stap naar voren zetten, altijd maatschappelijk betrokken zijn –
                     soms toch negatieve gezondheidseffecten heeft op politiemensen die gewoon goed hun
                     werk doen. En dat is heel verdrietig. Wij, de korpsleiding en ikzelf, moeten er dan
                     echt voor zorgen dat mensen goed verder kunnen in hun leven nadat ze in zo'n PTSS-situatie
                     zijn gekomen. Ik zeg het volgende maar even los van alle teksten die we van tevoren
                     met elkaar hadden geprepareerd; ik zeg dat gewoon spontaan. Eerder dit jaar heb ik
                     met de voorzitters van de twee grootste vakbonden afgesproken om een aantal dingen
                     te gaan uitzoeken en hierbij samen op te trekken, ook met de korpsleiding, want dit
                     is iets waarbij we echt tot een oplossing moeten komen, voor de zaken uit het verleden
                     die nog niet goed en adequaat zijn afgewikkeld en voor de problematiek in de toekomst.
                     We hebben inderdaad eind november – om precies te zijn: op 26 november – in Vlaardingen
                     gesproken met een groot aantal mensen met PTSS en met behandelaars en andere betrokkenen.
                     De heer Van Raak verwees ernaar. Wij hebben de volgende vier kernwoorden met elkaar
                     afgesproken die nu door ons gezamenlijk in nadere afspraken voorop moeten worden gesteld:
                     eenvoud voor mensen die in een PTSS terechtkomen, geen druk door allerlei bureaucratie
                     en andere dingen, tempo in de afhandeling en bij de politie kunnen blijven. Dat vierde,
                     belangrijke punt is mij in de afgelopen twee jaar heel erg duidelijk geworden. Dat
                     is voor mensen van groot belang voor hun gevoel van verder komen in het leven, van
                     eigenwaarde. Ik zeg het maar even eerlijk: dat vierde en laatste punt staat ietwat
                     haaks op de Wet verbetering poortwachter en andere regelgeving. Maar wij hebben tegen
                     elkaar gezegd dat wij deze vier uitgangspunten gaan hanteren. In de eerste maanden
                     van 2020 gaan wij met elkaar – de vakbonden, de korpsleiding en ikzelf – een uitgewerkt
                     plan realiseren gericht op een goede, niet-bureaucratische oplossing voor de gevallen,
                     de situaties, die er nog zijn uit het verleden. Tegelijkertijd is het gericht op een
                     toekomstbestendig systeem dat voldoet aan de vier woorden die ik net noemde: eenvoud,
                     geen druk, tempo en bij de politie blijven. In het eerste kwartaal van 2020 wil ik
                     in dit gezelschap van de Kamer zitten om uw oordeel over dat plan te horen.
                  
De voorzitter:
Pardon. Meneer Van Raak.
De heer Van Raak (SP):
Die vier punten klinken goed. Hoort daar niet ook coulance bij? Een vijfde punt: het
                     feit dat we niet de regels gaan veranderen, niet de mensen gaan veranderen, maar gewoon
                     op de menselijke maat coulant zijn, zoals we dat in het verleden ook hebben gedaan.
                  
Minister Grapperhaus:
Wat mij betreft liggen alle opties op tafel. Dat ga ik in dat plan ook laten zien.
                     Ik wil hier zeggen dat dit plan echt ook het draagvlak van de vakbonden moet hebben.
                     We hebben met Jan Struijs en Gerrit van de Kamp afgesproken dat we daar echt samen
                     over willen doorgaan, meteen in januari. Ik ben tegenover u verantwoordelijk. De Kamer
                     mag mij daar aan het eind van het eerste kwartaal van 2020 naar ik hoop op aanspreken
                     en niet op afrekenen. Ik hoop dat het plan zodanig is dat u en ik gezamenlijk tot
                     een conclusie komen: zo gaan we het doen.
                  
De voorzitter:
Meneer Van Raak nog?
De heer Van Raak (SP):
Dat hoop ik ook, maar de kans dat ik enthousiast word, is wel een stuk groter als
                     daar een coulanceregeling in zit. Nogmaals, dat we iets moeten gaan bedenken – o,
                     kan dat wel; dit en dat en zus en zo – is niet helemaal nieuw. Het is standaard geweest.
                     Het is in het verleden gedaan. Het is ooit afgeschaft. Sindsdien hebben deze mensen
                     het heel moeilijk gekregen. Is de Minister bereid om die coulanceregeling mee te nemen
                     in dat plan?
                  
Minister Grapperhaus:
Ik heb al gezegd dat alle opties op dit moment open zijn. Ik ga die gesprekken nu
                     ook echt verder voeren, want we zijn daar al mee begonnen. Nogmaals, bij onze vier
                     uitgangspunten zit er eentje die enigszins haaks staat op de algemene wetgeving die
                     er is, maar ook daar gaan we mee aan de slag. Maar verder: we gaan aan de slag.
                  
Mevrouw Helder (PVV):
Ik heb begrepen dat de coulance er nou juist in zat omdat in het verleden de zorg
                     minder goed was georganiseerd. Nu wel een einde maken aan die 40 dossiers: dat is
                     coulance. Wat ik wil – en dat zegt de Minister gelukkig ook – is toekomstbestendigheid.
                     Ik vind die vier kernwoorden allemaal prima. Ik ben het daar ook helemaal mee eens,
                     maar ik kijk terug naar mijn verleden als letselschadeadvocaat. Het probleem lag vaak
                     bij de bereidheid om die richtlijnen na te leven. Verzekeringsmaatschappijen hebben
                     die richtlijnen ook. Ik zeg niet dat de politie dat uiteindelijk niet gaat doen, maar
                     er moet wel druk achter zitten: als aan die vier kernwoorden wordt voldaan, dan moet
                     ook daadwerkelijk worden uitgekeerd. Dan moet onnodige juridisering worden voorkomen.
                  
Minister Grapperhaus:
Daarom ook die vier kernwoorden. Ik ga het niet mooier maken dan het is. De mensen
                     die nu PTSS hebben, hebben er mij voldoende van overtuigd dat daar nu niet aan wordt
                     voldaan. Een van hen zei zelfs: de regelingen van nu zijn zodanig dat je daar al PTSS
                     van zou krijgen. En dat begrijp ik ook.
                  
De voorzitter:
Nou, helderder kunnen we het niet krijgen vandaag denk ik.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Dan kom ik op het politieonderwijs. Komt er een interruptie, voorzitter?
De voorzitter:
Nee, sorry. Ik gebruik dat woord heel vaak, maar als ik het bij mevrouw Helder gebruik,
                     realiseer ik mij altijd achteraf dat het een beetje... Maar zo is het niet bedoeld.
                     Wilt u er nog iets over zeggen?
                  
Mevrouw Helder (PVV):
Ja, voorzitter. Dan moet ik mijn naam ook eer aan doen. Die vier kernwoorden zijn
                     inderdaad helder, en dat ben ik ook, maar ik benadruk vooral de naleving. We kunnen
                     met elkaar van alles afspreken. Ik ben blij dat de Minister dat gaat doen. Ik zie
                     het ook graag tegemoet in het eerste kwartaal van 2020, maar ik vind wel dat er doorgepakt
                     moet worden zodat de mensen uiteindelijk ook gewoon hun vergoeding krijgen.
                  
Minister Grapperhaus:
Voorzitter, dan moet ik toch uw naam geweld aandoen door te zeggen dat het mij echt
                     «menens» is om dit op te pakken.
                  
De voorzitter:
Helemaal goed.
Minister Grapperhaus:
Later krijg ik misschien de heer Van Raak ook nog terug. Dat wordt zo vlak voor de
                     kerst dus nog een middagje!
                  
De voorzitter:
Dit wordt nog een dolle boel.
Minister Grapperhaus:
Los van alle woordspelingen: dit is echt iets waar ik in het eerste kwartaal van 2020
                     gewoon helemaal uit wil komen, ook voor de mensen die echt nog met een kwestie uit
                     het verleden zitten. Ik benadruk met de bonden dat u er niets aan heeft als ik hier
                     kom met een zelfbedacht plannetje en de werknemersvertegenwoordigers zeggen: vriend,
                     heb je hier wel aan gedacht en heb je daar wel aan gedacht?
                  
Voorzitter. Het politieonderwijs. Ik ga de vragen toch even tegelijk beantwoorden.
                     Er zijn natuurlijk allerlei mogelijkheden voor verkorting en flexibilisering. Een
                     ervan is meer gebruik van digitale middelen en een ander is ruimte voor specialisatie
                     via modulair onderwijs en differentiatie op basis van de vooropleiding waar aspiranten
                     mee binnenkomen. Want dat is het goede van onze nationale politie: de verschillende
                     vooropleidingen en dergelijke kan men steeds meer gebruiken. Natuurlijk moet er ook
                     een optimalisering zijn van de samenwerking met het regulier onderwijs. Dus, ja, de
                     roc-initiatieven – de heer Van Dam noemde deze – gaan we zeker meenemen. Ik ga de
                     komende weken inderdaad in overleg met politie, de Politieacademie en de politievakorganisaties.
                     Daar vroegen mevrouw Helder, mevrouw Kuiken, mevrouw Den Boer en de heer Van Raak
                     naar. Het is bekend dat de politie, de korpsleiding, daarvoor zelf een taskforce heeft
                     ingericht. Die zal eind januari met heel concrete voorstellen op dit punt komen. Ook
                     de punten die door de heer Kuijs in het interview met de Volkskant werden gesuggereerd,
                     zullen zeker worden meegenomen. Uw Kamer heeft overigens nog om een brief verzocht
                     naar aanleiding van dat interview. In die brief zal ik nog uitvoerig op een aantal
                     overwegingen van de heer Kuijs ingaan. Dat wil ik de mensen hier ook zeggen, want
                     anders denken zij misschien «wat gaat hij daar kort op in».
                  
Voorzitter. De niveaus 4 en 3. De korpschef heeft in oktober 2018 in overleg met de
                     vakorganisaties besloten om tot 2021 politieaspiranten een verkorte opleiding te laten
                     volgen waardoor ze sneller operationeel inzetbaar zijn. Dat is ook allemaal in het
                     kader van de capaciteitsdiscussie. Daar ga ik zo meteen nader op in. De politie heeft
                     mij laten weten dat er in deze gevallen geen sprake was van een wijziging of openbreken
                     van het aanstellingsbesluit. Men is momenteel in gesprek over de wijze waarop die
                     aspiranten na hun opleiding alsnog de modules aangeboden krijgen, zodat ze dat niveau
                     4 kunnen halen.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Als je naar de website van de politie gaat, dan zie je dat de politie nog steeds adverteert
                     met niveau-4-functies en met niveau-3-functies: Kom bij de politie. Daar tekenen mensen
                     dan op in. Ik heb zelf echt letterlijk een contract gezien waarin met de pen was doorgehaald
                     dat het van niveau 4 naar niveau 3 ging. Nou wil ik hier niet een individuele casus
                     bespreken, maar ik vind dat dit gewoon echt niet kan, zeker niet bij mensen die een
                     aanvang maken bij een organisatie waarin integriteit enzovoort vooropstaat. Omwille
                     van de tijd zou ik de Minister toch willen vragen om zich daar de komende tijd nog
                     wat in te verdiepen. Dan kom ik er wel in het nieuwe jaar op terug. Dan heeft hij
                     er misschien iets meer zicht op.
                  
Minister Grapperhaus:
Alle eer en deugd voor de heer Van Dam, maar nu wordt het heel casuïstisch. Daar ben
                     ik toe bereid, maar dan moet ik dat contract zien, want ik weet niet of iemand misschien
                     per ongeluk een formulier niveau 4 uit de kast heeft getrokken en van die 4 op dat
                     formulier een 3 heeft gemaakt. Ik beloof u dat ik daar nog op terug zal komen, ook
                     in het kader van de maatregelen waarmee we gaan komen. Het beeld dat stelselmatig
                     contracten van mensen zouden worden opengebroken moet ik op dit moment echt even bestrijden.
                     Dat gebeurt niet, maar ik beloof u wel dat ik dit punt verder zal uitdiepen in het
                     kader van wat we gaan doen met de academie.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Als het echt één geval was, zou ik u daarmee niet lastigvallen, maar ik krijg informatie
                     dat het om hele klassen gaat, om twee lichtingen in het bijzonder. Als u dat nader
                     zou willen uitzoeken: heel graag.
                  
Minister Grapperhaus:
Ik ga er echt achteraan. Dat beloof ik u. Dat is niet goed.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw Den Boer vroeg nog iets over de motie die zij inderdaad heeft ingediend over
                     het beter laten aansluiten op de werkvloer. Op het gebied van het basispolitieonderwijs
                     verloopt dat steeds beter tussen de politie en de Politieacademie. Men heeft al een
                     aantal jaren een gezamenlijk meerjarig instroomarrangement. Dat doet niet af aan het
                     feit dat de inspectie heeft gezegd dat het proces voor vakspecialistisch politieonderwijs
                     verbetering behoeft. Op dit moment wordt daar ook hard aan gewerkt. Hierover wordt
                     ook halfjaarlijks aan de inspectie gerapporteerd. Ik hou op mijn beurt heel goed in
                     de gaten wat de bevindingen van de inspectie op dat punt zijn. Dat moet ik echt aan
                     de onafhankelijke deskundigen overlaten, maar daar zitten we dus bovenop.
                  
Over de roc's heb ik het gehad.
Mevrouw Helder had een vraag over de inzet van politievrijwilligers. Kun je hen nou
                     niet met een afgebakend functiepakket laten werken? Op dit moment kunnen ze alleen
                     worden aangesteld voor de uitvoering van de politietaken met een volledige opsporingsbevoegdheid,
                     en daar moeten ze een volledige opleiding voor doorlopen. Het Besluit algemene rechtspositie
                     politie wordt op dit moment aangepast. Dat zou het mogelijk maken dat vrijwilligers
                     binnenkort met een beperkte opsporingsbevoegdheid sneller kunnen worden ingezet voor
                     specifieke taken. Denkt u dan bijvoorbeeld aan vrijwilligers in de cyberexpertise,
                     de digitale expertise, want dat is een hele goede categorie. We zijn dus ook bezig
                     om te kijken naar kortere opleidingstrajecten. Dat zal gaan beginnen in 2020. Gelukkig
                     is dat nog maar over een dag of zestien. Daar gaan we dus echt vrij spoedig mee aan
                     de slag.
                  
Voorzitter. Dan de capaciteitsproblemen.
De voorzitter:
Ogenblik. Mevrouw Helder? Nee. Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
De brief waar uw Kamer om heeft gevraagd is daarbij toch wel van belang. Ik hoop dat
                     ik hem zo meteen te pakken heb; hij wordt er even bij gezocht. Afgelopen dinsdag is
                     die brief naar u toegestuurd. Ah, nu heb ik de brief. Dank. Mevrouw Van der Graaf
                     is niet meer hier, maar in die brief wordt apart aan Amsterdam aandacht besteed omdat
                     uw Kamer dat juist heeft gevraagd. Ik hoop dat degenen die de brief lezen – en ik
                     wil iedereen aanraden om deze brief die op de site van de Tweede Kamer staat, te downloaden
                     – zien dat ik heel duidelijk ook algemeen op de problematiek inga. Laat mij daar heel
                     duidelijk dit over zeggen. Ik heb de brief inmiddels voor me liggen. In deze brief
                     wordt ook de historie aangegeven van hoe het is gegaan. Het is mijn verantwoordelijkheid.
                     Ik waardeer enorm wat het Kamerlid Kuiken daarover heeft gezegd, maar staatsrechtelijk
                     gezien is het gewoon mijn verantwoordelijkheid dat dit goed komt. Laat dat heel duidelijk
                     zijn. Uw Kamer laat het niet na om mij daarop aan te spreken, dus dat loopt goed.
                     Ik wil even het volgende uitleggen. In het verleden, een aantal jaren geleden, hebben
                     we op enig moment de politiecapaciteit afgebouwd. Bij het aantreden van dit kabinet
                     is gezegd dat er weer politiecapaciteit bij moet. Dat weer erbij brengen van politiecapaciteit
                     – ik leg dit echt even rustig uit aan de mensen – is een weerbarstige materie. Ik
                     zeg het maar eerlijk. Een wet uit de bedrijfseconomie zegt dat alles wat je in een
                     bedrijf in één jaar afbouwt – de politie is ook een bedrijf – vier of vijf jaar vergt
                     om weer op te bouwen. Wij zetten daar op dit moment alles op in, maar zoals ik al
                     aan het begin van het jaar heb gezegd, hebben we een enorme taak. Waarschijnlijk zit
                     daar pas vanaf 2021 flink vaart in en zullen we dan echt zien dat de politiesterkte
                     aan het aanbreiden is. Ik wil benadrukken dat er door dit kabinet structureel bijna
                     300 miljoen euro extra voor vrijgemaakt is. «Structureel» wil zeggen «voor nu en in
                     de eeuwigheid is dat geld erbij». En nu komt het punt: het is gewoon een forse taak
                     om de mensen te werven en op te leiden. De politie is onder jonge mensen de op één
                     na populairste overheidswerkgever of zelfs dé populairste overheidswerkgever. Dat
                     mag zij zichzelf aanrekenen als een compliment. Het is natuurlijk ook een geweldige
                     leerschool. Dat zit op zichzelf goed, maar dan nog is er steeds krapte op de arbeidsmarkt.
                     Daar zetten we alles op in. De taskforce van de politie waar u mij net over heeft
                     horen spreken, voorzitter, gaat over hoe we die opleiding zodanig kunnen maken dat
                     die kwalitatief nog even goed is, maar dat dingen toch sneller kunnen, zodat we sneller
                     cohorten aspiranten binnenhalen en verder kunnen opleiden. We kijken ondertussen nog
                     wat voor mogelijkheden er nog meer zijn om efficiënt met politietaken om te gaan.
                  
Een ander punt is dat we deze week inderdaad in gesprek met de burgemeesters hebben
                     afgesproken om de zogenaamde Veiligheidsagenda – dat zijn de prioriteiten die de komende
                     jaren voor de politie gaan gelden – even stil te leggen en om die te houden op het
                     niveau van 2019, omdat je anders de politiemensen gewoon te zwaar gaat belasten met
                     weer allemaal extra en nieuwe hoofdprioriteiten. Daar wil ik ook meteen op doorgaan.
                     Ik merk dat ik dat zo doe omdat ik er echt zo ongeveer dag en nacht mee bezig ben
                     omdat ik het een belangrijk punt vind. We zijn in gesprek met de burgemeesters, dus
                     het is niet een kwestie dat ik in de Kamer dingen zeg en tegen de burgemeesters ergens
                     anders weer iets anders. Nee, ik heb ook de burgemeesters opgeroepen om vooral te
                     laten weten wat dit voor hen betekent en om zich te laten horen.
                  
Ik denk dat we in de maatschappij heel goed het beeld moeten laten zien dat er een
                     enorm beroep wordt gedaan op onze politie. Het geld en de mogelijkheden zijn er, maar
                     het is een enorme taak om verder te komen. Op dat moment moeten we over bepaalde taken
                     van de politie zeggen: tot hier en niet verder. Het is nu eenmaal een gegeven – dat
                     is ook een compliment aan onze politie; zij is kwalitatief en qua integriteit de nummer
                     6 van de wereld – dat er altijd extra vraag naar politie is. Er zijn altijd nieuwe
                     dingen te bedenken waarvan we zeggen: hé, dat moet de politie doen. De afgelopen weken
                     zijn er bijvoorbeeld veel maatschappelijke demonstraties en protesten geweest. Ik
                     ben er trots op dat onze politie die op zo'n wijze begeleidt dat er geen ongelukken
                     gebeuren en dat het leven toch zo veel mogelijk verder kan. Maar dat kost allemaal
                     enorm veel energie en inzet. En nu heel concreet. Tegen mevrouw Kuiken zeg ik: ja,
                     we moeten extra structureel geld hebben in het kader van de ondermijnende, zware criminaliteit.
                     Dat we de heer T. inmiddels als verdachte hebben kunnen aanhouden, is, zo zeg ik nogmaals,
                     een grote prestatie van de politie en het Openbaar Ministerie, maar we moeten nog
                     veel meer inzetten op de aanpak van de zware criminaliteit. Dat heb ik steeds gezegd,
                     en uw Kamer deelt dat gelukkig.
                  
Daarmee kom ik weer terug bij de capaciteit. Wij zullen in het eerste kwartaal van
                     volgend jaar bij u terugkomen met uitgewerkte verdere plannen hoe we nu toch de capaciteitsdruk
                     nog meer kunnen voorkomen. Ik heb al een paar dingen genoemd, zoals de taskforce voor
                     het onderwijs. Ik heb gewezen op de Veiligheidsagenda, waarin we de prioriteiten wat
                     gaan dempen. Maar er moet nog steeds meer gebeuren. Ondertussen heeft het kabinet
                     in ieder geval nog eens een bedrag van 91 miljoen vrijgemaakt – dat noemen we incidenteel
                     geld – om voor deze jaren in ieder geval de extra druk vanwege het feit dat er heel
                     veel mensen generationeel met pensioen gaan, zo veel mogelijk op te vangen. Ik heb
                     daar in de brief over geschreven dat we kijken of mensen bij de politie niet toch
                     nog een tijd willen doorwerken, bijvoorbeeld met andere taken of functies, zodat we
                     verder kunnen. Ook zullen we kijken of we heel veel zijinstromers kunnen binnenhalen.
                     Dat zijn mensen die van de zijkant komen en een verkorte opleiding kunnen doen.
                  
Voorzitter. Ten slotte op dit punt wil ik benadrukken dat de druk op onze rechtsstaat
                     het afgelopen halfjaar ernstig is toegenomen. Er is een grote taak bij gekomen, of
                     we die willen of niet, op het gebied van het beveiligen en bewaken van mensen die
                     nu juist onze rechtsstaat hoeden: rechters en officieren van justitie, maar ook burgemeesters,
                     advocaten en journalisten. Dat is een alarmsignaal. Daar moet ik als eerste mee aan
                     de slag. Dat betekent dat ik tegen de burgemeesters heb moeten zeggen dat we echt
                     een groot aantal in dat opzicht gespecialiseerde en getrainde politiemensen uit de
                     basisteams nodig hebben om daarbij te helpen. Ik heb ook nog deze week tegen de burgemeesters
                     gezegd dat ik me realiseer wat dat voor hen betekent. In de brief heb ik ook gezegd
                     dat ik de burgemeesters prijs voor hun opstelling daarin, ondanks het feit dat sommige
                     van hun brieven natuurlijk vrij nors van toon waren – maar dat snap ik. Die extra
                     druk is er. Ik ga in het voorjaar – dat is al heel snel – praten met het kabinet om
                     na de 110 miljoen euro incidenteel structureel geld te krijgen, dus weer voor heel
                     veel jaren, voor de aanpak van de georganiseerde misdaad. Daar heb ik uiteraard de
                     inhoudelijke steun van uw Kamer voor nodig – ik heb het gevoel dat die er ook wel
                     is – maar we moeten de georganiseerde misdaad en alle bedreigingen die daaruit voortkomen
                     echt heel stevig aanpakken, want wat op 18 september gebeurde, moet niet nog een keer
                     gebeuren.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Het dreigingsniveau in Nederland is onlangs van 4 naar 3 verlaagd. De aanhouding van
                     de genoemde arrestant zou misschien ook iets in dreiging kunnen doen. Opschalen is
                     altijd makkelijker dan afschalen. Ik zou de Minister willen vragen om dan ook uitdrukkelijk
                     in overweging te nemen of daar capaciteit te winnen is.
                  
Minister Grapperhaus:
Even twee dingen. In de eerste plaats. Ik ben al ergens tegengekomen dat ik zou gaan
                     over het dreigingsniveau, maar niets is minder waar. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
                     en Veiligheid besluit als onafhankelijk deskundige hoe hoog het dreigingsniveau in
                     Nederland is. Dat wil zeggen: het dreigingsniveau wat betreft terroristische aanslagen
                     en andere dergelijke crises. Het dreigingsniveau is vastgesteld op 3, maar dat betekent
                     nog altijd dat de kans op een aanslag aanzienlijk is. Dat betekent dat de diensten,
                     dus ook de politie, nog altijd in dezelfde staat van, wat mij betreft, voortreffelijke
                     alertheid zijn. Dat blijft zo. Ik moet u dus echt zeggen: daar kan ik geen dingen
                     beloven die ik niet kan waarmaken. We moeten dat op hetzelfde alertheidsniveau houden.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Staatsrechtelijk gezien vrees ik toch dat u verantwoordelijk bent, ook al begrijp
                     ik de onafhankelijke positie waar de NCTV in geplaatst is. Dat is ook heel goed. In
                     het verleden was het niveau ook 3, maar toen stond er rond de Kamer geen enkele marechaussee.
                     Ik laat het graag aan uw wijsheid en die van de NCTV over om te kijken wat nodig is,
                     maar ik vraag u alleen om dit soort aspecten wel mee te nemen in uw afweging.
                  
Minister Grapperhaus:
Even, want anders kunnen de mensen het niet meer volgen. Ik ben politiek verantwoordelijk.
                     Als Minister van Justitie en Veiligheid ben ik ook politiek verantwoordelijk voor
                     het Openbaar Ministerie – daar spreek ik vanmiddag met uw Kamer over – maar ik mag
                     niet in de deskundigheid inbreken. Dat lijkt misschien een beetje gek, maar de NCTV
                     beslist zelf over het dreigingsniveau. Na afloop moet ik daar wel verantwoording over
                     afleggen, maar ik heb niks in te brengen over dat niveau. En dat is maar goed ook,
                     want dat moet een deskundige doen en niet een politicus. Punt.
                  
De voorzitter:
Meneer Van den Berge wil u hierover interrumperen.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Over het capaciteitsvraagstuk, want als ik het goed heb, is dat blokje nu afgerond.
                     Ik waardeer de inzet van de Minister. Het is goed om te horen dat hij in gesprek is
                     met burgemeesters. Ik snap ook dat hij vanuit hier niet eenzijdig kan zeggen wat hij
                     wel wil en wat niet. Het is goed dat de takendiscussie gevoerd wordt. Ik zou hem wel
                     op het hart willen drukken dat de tijd dringt. Ik zou hem ook willen vragen om na
                     te denken over onorthodoxe maatregelen die we wel kunnen nemen. Ik noem maar wat:
                     het misschien wel inzetten van Rijkswaterstaat om verkeersboetes te innen, zodat we
                     daarmee de politie kunnen ontlasten. Zo zijn er ook andere dingen. Wordt dat meegenomen
                     in de discussie? Daar ben ik benieuwd naar.
                  
Minister Grapperhaus:
Ja. Voorzitter, tout court, in het kort: dat wordt allemaal meegenomen. Op initiatief
                     van de heer Van Dam zijn we nu bijvoorbeeld bezig met het opstarten van een pilot
                     in Utrecht om te kijken of we het takenpakket van de boa's, de buitengewoon opsporingsambtenaren,
                     toch wat kunnen verbreden. Alleen, er zijn allerlei rechtstatelijke grenzen die ik
                     goed in de gaten moet houden. Bijvoorbeeld het geweldsmonopolie ligt wat mij betreft
                     bij de politie. Dat is één voorbeeld. Een ander voorbeeld: onorthodox, ja, maar het
                     mag niet onorthodox zijn in die zin dat het de rechten van burgers in Nederland beperkt.
                     Als ik zeg dat we ook moeten kijken hoe we digitale middelen beter kunnen inzetten,
                     dan mag dat dus beslist niet ten koste gaan van de privacy en de persoonsbescherming
                     van mensen.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Akkoord, ook met die kanttekeningen. Dat is mooi om te horen. Twee korte vragen nog.
                     De eerste: wanneer kunnen we meer informatie verwachten over wat er uit dat overleg
                     komt? Mijn tweede vraag is de volgende. De Minister had het net over de instroom van
                     studenten, van jongeren die politieagent willen worden. Hij zei dat de politie voor
                     veel jongeren nog steeds het meest populaire vak biedt in de publieke sector. Het
                     baart mij wel zorgen dat dit steeds minder het geval is voor jongeren met een biculturele
                     achtergrond. Dat hebben we laatst ook kunnen lezen in een onderzoek van Motivaction.
                     Eigenlijk worden zij steeds meer gedemotiveerd om bij de politie te gaan werken. De
                     Minister gaat het straks ongetwijfeld nog hebben over de diverse politieorganisaties,
                     maar ik ben toch benieuwd hoe de Minister daartegen aankijkt in relatie tot het capaciteitsvraagstuk.
                     Wat denkt hij daaraan te gaan doen?
                  
Minister Grapperhaus:
Dat laatste punt beantwoord ik als tweede, want dan kan ik een bruggetje maken naar
                     het onderwerp diversiteit. Even op dat eerste punt. Ik ga ervan uit dat ik met die
                     verdere plannen in maart bij u terugkom, want dan moet ik mijn plan helemaal uitgewerkt
                     hebben en kunnen presenteren: wat is er structureel nodig om die zware criminaliteit
                     goed aan te kunnen pakken? Dat wil ik ook goed uitleggen. De Kamer heeft een motie
                     daarover van mevrouw Yeşilgöz aangenomen. Ik wil die twee dingen heel duidelijk tegelijk
                     neerzetten, want het ene – hoe gaan we slim om met de capaciteit? – is nodig om het
                     geld dat we al hebben sneller goed te kunnen inzetten en het andere is nodig om te
                     zien wat we aan extra structureel geld nodig hebben. Mevrouw Kuiken zei het ook.
                  
Maar dan over de integriteit.
De voorzitter:
Voordat we daaraan toekomen, mevrouw Den Boer.
Mevrouw Den Boer (D66):
Uiteraard vraagt veiligheid dat wij goed en slim nadenken over de vraag hoe wij de
                     capaciteit in het land kunnen verdelen. In november 2018 is een motie van mij, mevrouw
                     Buitenweg, mevrouw Laan-Geselschap en mevrouw Kuiken aangenomen waarin is verzocht
                     nog eens even heel goed te kijken naar de veiligheid en de politiefunctie als verdeelvraagstuk
                     in Nederland. Dan gaat het om politie, dan gaat het over boa's, dan gaat het over
                     particuliere beveiliging en het gaat zelfs over het bedrijfsleven. Dat vraagt echt
                     om een integrale visie die wetenschappelijk wordt gevalideerd. Hoe staat het met de
                     uitvoering van deze motie, zo vraag ik de Minister.
                  
Minister Grapperhaus:
Daar moet ik heel even de details van weten; er is toen afgesproken dat daar onderzoek
                     naar wordt gedaan. Eind van het jaar is dat onderzoek af, of is dat fout? Mag ik dat
                     zo heel even exact vermelden?
                  
De voorzitter:
Dat komt in tweede termijn.
Minister Grapperhaus:
De heer Van den Berge had een vraag over de inclusie. Hij vroeg mij met name om erop
                     te letten dat het onderwijs voldoende divers met jonge mensen ingevuld blijft worden.
                     Ja, de problematiek die de heer Van den Berge signaleert, onderschrijf ik. We zien
                     gewoon dat er weliswaar in absolute zin nog steeds grote aantallen mensen van allerlei
                     diverse komaf bij de politie beginnen – dat moeten we ook wel onderkennen – maar dat
                     dit in relatieve zin terugloopt. Ik heb daar deze week ook over gesproken met de burgemeesters
                     in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. We hebben met elkaar afgesproken dat
                     we dit de komende tijd als een heel belangrijk punt zien. Anders zou je een neerwaartse
                     spiraal kunnen krijgen: mensen voelen zich minder aangetrokken en dan voelt de volgende
                     lichting zich ook weer minder aangetrokken. Dat moeten we echt voorkomen. Dus, ja,
                     daar gaan we met elkaar mee aan de slag en we gaan bekijken hoe we dat schip – het
                     schip van de diverse aanmeldingen, als ik het zo mag noemen – bij de volgende jaargang
                     van de Politieacademie toch weer overeind krijgen.
                  
Ik ga meteen door...
De voorzitter:
Ogenblik. Ik weet dat u door wilt, maar de heer Azarkan wil u ook nog interrumperen.
De heer Azarkan (DENK):
Mijn oren klapperen echt. Ik vind het echt ongelofelijk dat op de vraag van de heer
                     Van den Berge over diversiteit en de stelling dat een deel van de samenleving zich
                     niet aangetrokken voelt om deel te nemen en agent te zijn – dat vind ik ontzettend
                     jammer – het antwoord komt: wij gaan in maart eens nadenken over capaciteit en over
                     de manier waarop we dat gaan invullen. Dat heeft echt niks met elkaar te maken. Gerard
                     Bouman heeft in 2015 in een heel pittige blog al gezegd dat het gif van uitsluiting
                     de politieorganisatie binnensluipt. We zijn vier jaar verder. We hebben gezien dat
                     de heer Boers een vernietigend stuk heeft geschreven waarin hij allerlei misstanden
                     aan de kaak stelde en bij de leiding meldde. Hij zei daarover: de leiding kijkt weg.
                     Dit is geen leiderschap. We zien dat klokkenluiders op non-actief worden gesteld en
                     worden genegeerd. Dat is geen leiderschap. Heel veel mensen voelen zich om die reden
                     tekortgedaan. De Minister moet niet gaan praten met burgemeesters, hij moet gaan praten
                     met mensen die hebben ervaren hoe het is om op deze manier te worden weggezet en op
                     deze manier kapot te worden gemaakt. Ik vind dat echt heel verschrikkelijk, want ik
                     gun de politie en ik gun alle burgers een politieapparaat waar iedereen zich in kan
                     herkennen.
                  
Minister Grapperhaus:
Mijn antwoord ging over de opleiding, maar ik wil ook wel meteen ingaan op een aantal
                     andere punten die de heer Azarkan naar voren heeft gebracht.
                  
De voorzitter:
Ik kijk even naar meneer Azarkan, want de Minister is juist toe aan dit blokje.
De heer Azarkan (DENK):
Nee, voorzitter, ik reageerde toch even omdat dit een belangrijk punt is. Ik reageerde
                     op de samenstelling. We hebben een capaciteitstekort. We zien al vier of vijf jaar
                     dat agenten weglopen. We hebben het over instroom, nooit over doorstroom en uitstroom.
                     Die meten we gewoon onvoldoende. We zien dus dat het aan twee kanten verkeerd gaat.
                     Een groep mensen wordt weggezet op een manier waardoor het voor anderen niet meer
                     aantrekkelijk is, want zij herkennen zich er niet in. We doen dat gewoon zelf. Het
                     politieapparaat doet dat gewoon zelf. Dat heet leiderschap. Ik vraag van de Minister,
                     die hier al jaren omheen loopt, om nou eens eindelijk met een aanpak te komen en gewoon
                     eens te erkennen dat hij hier wel zegt dat hij klokkenluiders beschermt, maar dat
                     dit in de praktijk gewoon niet gebeurt. Daar moet de Minister wat aan doen.
                  
Minister Grapperhaus:
Toen ik de eerste keer met de heer Azarkan in debat ging, ging het over mijn uitleg.
                     Die kan ik nu herhalen. Een aantal zaken meten we nou juist niet omdat dat discriminatoir
                     zou zijn. Dat heeft niets te maken met een gebrek aan leiding bij de politie. Zo zit
                     onze Algemene wet gelijke behandeling gewoon in elkaar. Ik denk dat dat maar goed
                     is ook.
                  
Iets heel anders. Ik heb net gereageerd op het punt van de diversiteit van de instroom.
                     Ik vind nou juist en vooral dat de burgemeesters van grote steden met een zeer diverse
                     bevolking daar een goede rol in kunnen spelen. Dat geldt uiteraard ook voor hun ambtelijk
                     apparaat; het gaat niet om de persoon van die burgemeesters. Zij hebben heel goed
                     in beeld in welke diverse wijken de problematiek het meest speelt dat jongeren zich
                     niet meer vertegenwoordigd voelen door de politie of zich daarvan afkeren.
                  
Als we het dan hebben over de leiding van de politie: natuurlijk zijn er afgelopen
                     zomer een aantal publicaties geweest. Daar heeft de korpsleiding nou juist de stap
                     naar voren gezet door zich op verschillende niveaus in dezelfde media te verantwoorden
                     over wat er goed gaat en wat er niet goed gaat. Als u in de Handelingen van de Tweede
                     Kamer opzoekt waar onze discussies de afgelopen twee jaar over gingen, dan ziet u
                     dat ik op dit onderwerp steeds heb gezegd dat dingen nog steeds niet goed gaan. Op
                     het gebied van etnisch profileren worden bijvoorbeeld allerlei maatregelen ingezet,
                     maar die maatregelen dringen gewoon af en toe onvoldoende in de organisatie door.
                     Dat ziet u ook gestaafd door het onderzoek in de Eenheid Amsterdam. In de eerste plaats
                     is er dus zeker geen sprake van een ontkenning van de problematiek. Integendeel, er
                     is sprake van een onderkenning. De politie zet er nu juist bij opleidingen en trainingen
                     stevig op in om die zaken gestructureerd bij politiemedewerkers onder de ogen te brengen.
                     Als op een gegeven moment onafhankelijk wordt onderzocht hoe er in een bepaald bureau
                     eventueel door mensen is gehandeld omdat daar klachten over zijn geweest, dan is het
                     zeker niet aan mij om vervolgens de uitkomsten van die disciplinaire onderzoeken nog
                     te gaan becommentariëren. Dat wordt nou juist door de onderzoekers gedaan. En daarop
                     zijn in diverse gevallen ook maatregelen getroffen, zoals de heer Azarkan in zijn
                     eerste termijn ook zei. De suggestie dat er niets gebeurt, wijs ik af. Er gebeurt
                     heel veel. Wat we met elkaar constateren, is dat op een aantal punten inderdaad succes
                     wordt geboekt – ik ga zo nog even in op het punt van de heer Van Dam over vrouwen
                     in de top – en dat je op een aantal punten waar er een begin is van succes, verder
                     zult moeten gaan. Ik herhaal mezelf maar: we zien dat met een aantal andere zaken
                     nog te weinig is bereikt en dat er dus maatregelen bij moeten worden gezet. En daar
                     kijken we nu juist met elkaar naar, om die maatregelen zo snel mogelijk door te voeren.
                     Ik noemde net al een paar voorbeelden.
                  
Nog even dit over de vrouwen.
De voorzitter:
Ogenblik, want we zijn nog bezig met een interruptie. Zo te zien, hebt u daar al een
                     deel van uw beantwoording in verwerkt. De heer Azarkan komt eerst nog even terug.
                  
De heer Azarkan (DENK):
Ik heb wel geleerd dat, als het antwoord zo lang is, het gewoon een slecht verhaal
                     is. Het is gewoon een slecht verhaal. De eerste keer dat wij hierover met elkaar spraken
                     was naar aanleiding van het zwartboek. 26 agenten geven aan dat ze worden aangesproken
                     op een manier die niet respectvol is en dat ze anders worden bejegend. Dat leidde
                     ertoe dat de Minister zei dat we dat konden teruglezen in de jaarlijkse rapportage.
                     Ik vroeg de Minister: kent u deze signalen? «Ja, die staan in de jaarlijkse rapportage».
                     Dat is gewoon niet waar. Daar stonden ze helemaal niet in. In de brief zegt de Minister
                     wederom dat dit volgend jaar gepubliceerd gaat worden. Er is geen erkenning of, zoals
                     de Minister het zegt, «overkenning», dus dat het meer wordt erkend. Nee, het eerste
                     wat de korpschef doet is: hij gaat zitten en op basis van datgene wat een ander beweert
                     zegt hij «ik herken me daar niet in». Je zet dus iemand weg die al jaren bij de politie
                     werkt, die mensen coacht en die misstanden rapporteert, met «ik herken me daar niet
                     in». Voorzitter, wat moet ik dan met zo'n antwoord? Op basis waarvan zegt de Minister
                     nou dat wel erkend wordt dat er mensen zijn die op deze manier worden weggezet? Seksuele
                     intimidatie, discriminatie, racistische bejegening. Zelfs door Gerard Bouman! Ik heb
                     het over 2015. Hij schreef het glashelder op. De hoogste baas van de politie. We zijn
                     nu vier jaar verder. Dat wordt niet aangepakt. Er wordt weggekeken. We missen leiderschap.
                     Wat gaat de Minister daaraan doen?
                  
Minister Grapperhaus:
Ik heb niet iets over wel of niet erkennen gezegd. Ik heb gezegd dat ik de forse bewoordingen
                     van de heer Azarkan afwijs.
                  
De voorzitter:
Een punt van orde. Kijk eens aan.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, voorzitter. Een punt van orde is dat de Minister letterlijk heeft gezegd dat er
                     geen sprake is van ontkenning, maar van overkenning. Letterlijk.
                  
De voorzitter:
Dat is geen punt van orde, het spijt me zeer.
Minister Grapperhaus:
Het woord «overkenning» is geen Nederlands. Ik heb gezegd: er is niet sprake van ontkenning;
                     er is sprake van onderkenning. Ik weet niet wat «overkenning» zou moeten betekenen.
                     Dat woord heb ik nu pas voor het eerst in mijn leven twee keer in mijn mond genomen,
                     maar ik weet niet eens of het bestaat. U merkt dat ik daar wel wat... Kijk, ik neem
                     de kritiek hier serieus, op alle punten, maar ik moet u zeggen dat ik mijn best doe
                     om dingen uit te leggen. Omwille van de tijd neem ik dan tegelijk antwoorden op vragen
                     van Kamerleden mee. Als er dan allerlei gegrinnik komt omdat ik dan zogenaamd een
                     slecht verhaal hou, dan begint bij mij inderdaad op enig moment de vraag op te komen:
                     willen we nu met elkaar met dit probleem verder komen of alleen allemaal retorische
                     succesjes boeken? U merkt dat ik daar...
                  
De voorzitter:
Een ogenblik. Meneer Azarkan, wilt u ermee stoppen om buiten de microfoon te spreken?
                     U kunt echt pas spreken als ik u het woord geef. De Minister.
                  
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Even terug naar het leiderschap. Ook de Haagse politiechef heeft heel
                     duidelijk de stap naar voren gezet en de verantwoordelijkheid genomen voor een aantal
                     dingen die niet goed zijn gegaan. Hij heeft ook aangegeven waar de dingen wél goed
                     gaan en waar men mee bezig is. Ik blijf maar met het woord «onderkenning» zeggen dat
                     dit een problematiek is die inderdaad in grote delen van de samenleving speelt, en
                     niet alleen bij de politie. De politie is hier nu juist uiterst transparant over.
                     De korpsleiding heeft eerder dit jaar naar aanleiding van een suggestie vanuit uw
                     Kamer – ik meen van de heer Van Dam – gezegd ook nog een ombudsman in te gaan stellen.
                     De politie heeft wat dat betreft ook een aantal andere zaken gerealiseerd zoals het
                     Landelijk Meldpunt Misstanden en de klokkenluidersregeling, waarover echt zeer transparant
                     naar buiten toe wordt gecommuniceerd. Ik spreek het hier nogmaals uit. Wat ik eigenlijk
                     zeg, is dat wij – de korpsleiding en ikzelf – hier voortdurend actief op moeten blijven.
                     We zijn er nog niet. Ik heb een aantal initiatieven genoemd die we nu extra hebben
                     genomen. En dat is hoe we met elkaar verder moeten gaan. Ik heb gezegd dat we daar
                     in het begin van volgend jaar inderdaad op door zullen pakken.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Dan was er nog de diversiteit op het punt van vrouwen. In 2018 bedroeg
                     het percentage vrouwen op leidinggevende posities binnen de politie 28,9%. Het aantal
                     vrouwen in de strategische top is in 2018 gestegen naar 42%. Verder is een programma
                     leiderschap strategische top gestart. Ook daarbij zien we in ieder geval al de eerste
                     discussies. Ook dit is een punt. Daarom sprak ik aan het begin waardering uit voor
                     het feit dat we deze overleggen zeer periodiek met elkaar hebben, want dat betekent
                     dat we ook zeer periodiek kunnen zien of bepaalde maatregelen ons echt verder helpen
                     of dat dit niet het geval is.
                  
De Medewerkersmonitor, waar mevrouw Den Boer naar heeft gevraagd, heeft een vaste
                     cyclus van drie jaar. Die tijd is ook echt nodig om aan alle plannen die in de teams
                     gemaakt worden naar aanleiding van de uitkomsten van de Medewerkersmonitor uitwerking
                     te geven. Het idee is echt dat je wat uit de Medewerkersmonitor komt, vervolgens oppakt
                     en dat je dat de tijd geeft om zich te ontwikkelen. Vanaf 2020 wordt de Medewerkersmonitor
                     decentraal herhaald en uitgevoerd. Dan zullen de gemaakte plannen waar nodig aangepast
                     worden. Ik wil nog benadrukken dat ik me wel kan voorstellen dat mevrouw Den Boer
                     zoekt naar een instrument om de werkcultuur te monitoren. Ik zeg u hierbij toe dat
                     ik met de politie, met de korpsleiding, zal spreken: kunnen we een instrument bedenken
                     dat daar geschikt voor is? De Medewerkersmonitor is daar om de uitgelegde reden denk
                     ik niet geschikt voor. In het volgende halfjaarlijkse bericht kom ik daar met een
                     voorstel op terug.
                  
De heer Van Dam (CDA):
Ik zie de tijd en ik zie ook de emotie bij de Minister. Ik wil hier geen functioneringsgesprekken
                     over individuele personen voeren. Ik wil ook geen individuele cases aan de orde stellen,
                     maar ik wil wel zeggen dat ik worstel met een feit: je hebt alle goede ingrediënten,
                     je hebt het goede meel en je hebt de goede rozijnen en de goede krenten, maar met
                     alle goede intenties bak je uiteindelijk toch een oliebol die niet door de beugel
                     kan. Dat voel ik een beetje bij het management van de politie op dit moment. Ik heb
                     geen discussie over de integriteit van mensen. Ik denk dat iedereen het beste wil,
                     maar ik worstel er wel mee dat aan de bovenkant van die organisatie een soort leemlaag
                     zit waar dingen niet doorheen komen, niet doorheen gaan. Laat ik voor dit moment zeggen:
                     daar hoop ik de Minister in het nieuwe jaar regelmatig over te spreken. Ik heb een
                     heel concrete vraag. Mevrouw Den Boer heeft het gehad over een soort onderzoek bij
                     de Landelijke Eenheid. Dat wilde zij breder hebben. Is dat een onderzoek waarin die
                     managementcultuur wordt geadresseerd of niet? Dat zou ik graag willen weten.
                  
Minister Grapperhaus:
Dat onderzoek naar de landelijke recherche is eigenlijk gericht op twee dingen, op
                     het operationele aspect en inderdaad meer op organisatie-integriteit. Ik wil meteen
                     aangegeven dat ik niet zover ben om te zeggen dat we dat nu door de hele politie moeten
                     gaan uitrollen. Ik snap het punt van de heer Van Dam. U merkte dat ik daar net wat
                     fel op reageerde. De reden daarvan is dat ik in allerlei lagen politiemensen zie die
                     geweldig hun best doen om met die maatschappij mee te ontwikkelen. Onze maatschappij
                     is natuurlijk in een soort centrifuge-ontwikkeling terechtgekomen, zeker sinds de
                     uitvinding van het geweldige fenomeen internet. Ik zie op alle niveaus dat men daar
                     echt serieus mee bezig is. Ik ben geloof ik inmiddels wereldrecordhouder werkbezoeken.
                     U weet dat ik inmiddels zo'n 80 werkbezoeken aan de politie heb gebracht. Dat doe
                     ik vaak met veel enthousiasme; dat is er na afloop, maar van tevoren ook hoor. Daar
                     worden heel veel kritische noten gekraakt door de mensen in het veld, maar ik zie
                     dat ook deze korpsleiding – daar wil ik dan toch ook een keer een lans voor breken
                     – het land in gaat en niet vanuit een ivoren toren, hier even verderop, zegt hoe de
                     dingen moeten gebeuren. Elke twee maanden mag u mij roosteren; ik bedoel dat figuurlijk.
                     Het gaat erom dat we hier die discussie goed met elkaar voeren. Ik vind dat we ook
                     rekening moeten houden met het feit dat dit een organisatie is met 65.000 mensen.
                     Daar moeten heel veel energie en heel veel programma's in worden gestoken. Dat zeg
                     ik dan maar heel eerlijk. We hebben het nog niet morgen helemaal definitief opgelost.
                     De mensen van deze korpsleiding – dat hoort u mij nu hardop zeggen voor de camera
                     – vind ik geen mensen die ergens maar een beetje in hun luie stoel zitten. Men is
                     hier echt mee bezig, en met goede ideeën.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Dam, heel kort.
De heer Van Dam (CDA):
Ik heb geen enkele behoefte om de korpsleiding hier af te serveren of wat dan ook,
                     maar ik zie dit echt als een centraal probleem voor de politie van de toekomst. Om
                     te voorkomen dat mensen niet weglopen en ervoor te zorgen dat we de goede mensen aan
                     boord houden voeren we deze discussie. Hoe precies weet ik ook nog niet, maar voor
                     mij is dit een heel belangrijk thema in het nieuwe jaar.
                  
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Grapperhaus:
Dan toch nog kort, want dan ga ik toch iets doen. Ik mag nog reageren op de heer Van
                     Dam. Ik doe het heel erg snel, staccato en in een heel hoog tempo. Ik ben bereid om
                     hier nu toe te zeggen dat ik in de maand februari 2020 een brief naar u toestuur waarin
                     ik nog eens even alles inzake deze problematieken, rondom diversiteit en politie in
                     de maatschappij, op een rij zet. Dan kunnen we naar aanleiding daarvan een groot deel
                     van een AO daaraan besteden. Want we moeten die problematiek helder voor ogen hebben
                     en niet te veel reageren op basis van hapsnap of van wat er net aan nieuws is. Ik
                     doe deze eenzijdige toezegging in de hoop dat dit verder komt. Ik wou nog tegen de
                     heer Van Dam zeggen dat ik in januari met een brief kom over de exacte invulling van
                     de ombudsfunctionaris.
                  
De voorzitter:
Is daarmee uw interruptie overbodig, meneer Van den Berge?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Nee, helaas niet, maar ik ga wel proberen om het kort en in één keer te doen. Ik stel
                     voorop dat de vragen die ik stel over diversiteit op geen enkele manier zijn bedoeld
                     als een diskwalificatie van het werk van deze Minister of de korpsleiding. Ik probeer
                     alleen mee te denken omdat ik zie dat het een hardnekkig probleem is en dat we het
                     nog onvoldoende weten op te lossen. Ik heb twee concrete suggesties. Ik hoop dat de
                     Minister die mee wil nemen in de gesprekken en in de brief. Mijn eerste suggestie.
                     We hebben nu verschillende cases gezien waarbij klokkenluiders bij de politie vertrekken,
                     worden overgeplaatst of zelfs object of subject worden van een strafrechtelijk onderzoek.
                     Ik zou de Minister willen vragen of hij in zijn verkenning ook kan kijken naar het
                     versterken van de positie van klokkenluiders, specifiek binnen de politie. Ik weet
                     dat de Minister anders zegt: de Minister van BZK gaat daarover. Dat is mijn eerste.
                     De tweede suggestie is: kijken of de positie van de diversiteitsnetwerken binnen de
                     politie ook juridisch verankerd kan worden en of deze netwerken een grotere rol kunnen
                     krijgen in klachtenprocedures. Dat zijn twee suggesties die ik graag aan de Minister
                     wil meegeven.
                  
Minister Grapperhaus:
Daar kom ik dan in de desbetreffende brief op terug.
De voorzitter:
Ja. Helemaal mooi.
Minister Grapperhaus:
Het instrumentarium voor klokkenluiders is echt aanwezig, maar ik pak wel het kritiekpunt
                     op waar de heer Van den Berge in zijn eerste termijn over sprak: werk dat instrumentarium
                     ook echt helemaal goed uit. Dat beloof ik, voorzitter. Daar kom ik op terug.
                  
De voorzitter:
Fijn. Gaat u verder met de beantwoording.
Minister Grapperhaus:
Ik ga verder met het volgende blokje. Er waren wat vragen over het stroomstootwapen,
                     onder anderen van de heer Azarkan. Laat ik heel duidelijk zeggen dat ik de inzet van
                     het stroomstootwapen absoluut niet bagatelliseer, maar dat weet de heer Azarkan. Ik
                     wil wel nog eens in herinnering brengen dat ik in november 2018 in woord en geschrift
                     tegen de Kamer heb gezegd dat ik ervan overtuigd ben dat het een goede zaak is om
                     het stroomstootwapen in te voeren. Het is een belangrijke aanvulling op het instrumentarium
                     van de agent. Het is met name zo belangrijk omdat het een positie inneemt tussen enerzijds
                     de stok en de pepperspray en anderzijds het vuurwapen en de hond. Ik heb zelf door
                     werkbezoeken en gesprekken met agenten de overtuiging gekregen dat de inzet van een
                     politiehond aanzienlijk forser is, ook gezien hetgeen daarbij in het verleden af en
                     toe gebeurde, dan het stroomstootwapen. Vervolgens heb ik op initiatief van met name
                     mevrouw Den Boer van D66 en mevrouw Buitenweg van GroenLinks gezondheidsonderzoeken
                     laten doen. Afgelopen zomer heeft het WODC bericht over de uitkomsten. Vervolgens
                     heb ik aan u gemotiveerd uiteengezet – het staat ook in een brief aan uw Kamer – waarom
                     ik vind dat het stroomstootwapen, een aanvulling, aanvaardbaar is en dat de gezondheidsrisico's
                     voldoende overzichtelijk zijn. Daarvoor verwijs ik naar dat WODC-rapport, want als
                     ik één ding niet moet gaan doen, dan is dat hier allerlei medische conclusies herhalen.
                     Dat is dus echt gewoon te zien.
                  
Het onderzoek waar de heer Azarkan aan refereerde laat inderdaad zien dat Londense
                     agenten met meer agressie te maken krijgen, maar de situatie daar is een onvergelijkbare,
                     want de agenten waar het in dat onderzoek om ging, hadden geen vuurwapen. Het stroomstootwapen
                     was daarmee hun zwaarste wapen. Laten we wel wezen: dat is hier nog altijd anders.
                     Bij elk wapen zijn er risico's. Dat wil ik de heer Azarkan onmiddellijk meegeven.
                     Dat heb ik ook in mijn brief over het stroomstootwapen geschreven. Wat ik wil, is
                     dat die risico's aanvaardbaar zijn en dat mijn dienders – zo noem ik ze dan maar even
                     – op een dergelijke manier met dat geweldsmonopolie kunnen omgaan dat ze niet na een
                     veel lichter middel ineens een heel zwaar geweldsmiddel moeten inzetten. Dat vind
                     ik van groot belang, ook voor het werk van mensen, voor hun eigen veiligheid en voor
                     hun eigen – hoe moet ik het zeggen? – goed functioneren.
                  
Overigens denk ik dat voor de structurele financiering een termijn van vijf jaar echt
                     een heel goede termijn is, want dan kunnen we over een jaar of drie met elkaar nagaan
                     hoe we nou eigenlijk vinden dat de dingen lopen.
                  
Alle verzoeken die mevrouw Den Boer heeft gedaan over het bijhouden van de trainingen,
                     het monitoren van de gezondheidseffecten, onafhankelijk en wetenschappelijk, vind
                     ik volkomen terecht. Dat moet ik in ieder geval niet gaan doen. Ik noem ook de evaluatie
                     over het draagvlak en uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang van de aanbesteding.
                  
Mevrouw Helder vroeg waarom dat nou per eenheid plaatsvindt. Ik vind het enorm lastig
                     om dat te moeten uitleggen, maar het is zoals het is. Onze aanbestedingswetgeving
                     bepaalt nou eenmaal dat we meer partijen moeten uitnodigen: wilt u alstublieft komen
                     aanbieden? Want er zijn allemaal verschillende merken en soorten. Dat moet dus per
                     eenheid, per regio gebeuren. Het is niet anders.
                  
Voorzitter. Ik ga heel snel door. Ik heb nog wat dingen over de arrestantenzorg.
De voorzitter:
Ogenblik. Meneer Van den Berge, dit is wel echt uw laatste interruptie, want dit is
                     uw derde.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
U kan er niks aan doen, voorzitter, maar dat is wel een beetje onbevredigend. Maar
                     goed, oké. Heel kort, over de gezondheidseffecten. Het is niet uw schuld. Er is een
                     overvolle agenda en er is geen tweede termijn.
                  
De voorzitter:
Nou, dat is nog open. Mevrouw Helder, een punt van orde?
Mevrouw Helder (PVV):
De ervaring leert dat mensen die zich beperken in het aantal interrupties en hopen
                     op een tweede termijn zo dus wel de rekening betalen. En dat ga ik niet een derde
                     keer doen.
                  
De voorzitter:
Een derde keer. Oké. Houdt u het kort, meneer Van den Berge.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ja. De Minister verwijst naar het WODC-onderzoek naar de gezondheidseffecten van het
                     stroomstootwapen. Daarin heeft het WODC letterlijk opgeschreven dat het niks kan zeggen
                     over de gezondheidseffecten voor kwetsbare groepen. Daarom vraag ik toch of de Minister
                     daar niet naar zou kunnen kijken.
                  
Minister Grapperhaus:
Daar staat nou juist in dat dat nader onderzocht wordt. Ik was nog één punt vergeten
                     te zeggen tegen mevrouw Den Boer. De afspraken die tussen de politie en de ggz zijn
                     gemaakt, heb ik gisteren of eergisteren naar uw Kamer toegestuurd. Een van mijn twee
                     belangrijke voorwaarden was dat de onderzoeken door het WODC zouden zijn opgeleverd.
                     Nou, die zijn er. En ik wil dat de ggz en de politie met elkaar goede afspraken maken.
                     Ik wil dat even goed heel kort uitgelegd hebben voor de mensen die kijken. De afspraak
                     die de politie en de ggz hebben gemaakt, is dat het stroomstootwapen echt als een
                     last resort kan worden ingezet, nadat alle andere middelen vanuit de ggz – die verantwoordelijkheid
                     ligt bij de ggz – niet hebben kunnen helpen. Dat convenant is door partijen aan die
                     twee kanten gesloten. Daar ben ik ook buiten gebleven, want ik vind dat dat echt door
                     de medische en de politionele praktijk samen moet worden uitgewerkt. Ik heb daar vertrouwen
                     in, maar ook dat zal heel stevig gemonitord worden.
                  
Mevrouw Den Boer (D66):
Ik wil toch nog een klein beetje doorvragen over een passage uit de brief van 15 november.
                     Daarin zegt de Minister: mijn besluit om het stroomstootwapen in te voeren is onder
                     voorbehoud van die aanvulling over de inzet van het stroomstootwapen bij ggz-patiënten.
                     Mijn fractie is hier natuurlijk heel erg kritisch op. Dit weegt gewoon heel erg zwaar.
                     In de brief over de handreiking voor politie en ggz, die gisteren binnenkwam, schrijft
                     de Minister: «Gezien het decentrale ggz-stelsel zullen op basis van de handreiking
                     de komende maanden op decentraal niveau nadere afspraken worden gemaakt.» Wanneer
                     worden die afspraken op decentraal niveau dan gemaakt tussen de ggz en de politie?
                     Wordt daarin dan ook nog dat voorbehoud gemaakt? Dat wil ik toch even duidelijk hebben,
                     want hoe stroken die twee brieven dan met elkaar?
                  
Minister Grapperhaus:
Kijk, er is een convenant gesloten tussen politie en ggz. Daar is een aanvulling op
                     gekomen en die aanvulling betreft – ik zeg het maar even hardop voor iedereen – de
                     handreiking tot samenwerking tussen politie en ggz bij geweldsincidenten in behandelsituaties.
                     Die handreiking is na mijn brief door de beide partijen ondertekend. Die beide partijen
                     hebben daarin gewoon afspraken gemaakt over hoe dat gaat gebeuren. In de brief staat
                     alleen dat in het decentrale ggz-stelsel de komende maanden op decentraal niveau nadere
                     afspraken zullen worden gemaakt, maar die gaan op geen enkele manier afdoen aan wat
                     in die handreiking is afgesproken. Daar staat nog achter: «Het uitgangspunt is dat
                     de ggz een inspanningsverplichting heeft om eerst zelf een acute noodsituatie beheersbaar
                     te maken.» Ik denk dat dit hierbij voor zowel politie als ggz het leidende beginsel
                     moet zijn.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Den Boer nog?
Mevrouw Den Boer (D66):
Aanvullend wellicht, voorzitter. Dit gaan wij uiteraard nauwlettend volgen. Het is
                     natuurlijk van het grootste belang dat de politiemensen die dit wapen hanteren, weten
                     hoe dat wapen moet worden ingezet, met name in dit soort kwetsbare en kritieke situaties.
                     Hoe gaat de Minister het trainen en het opnieuw trainen van die vaardigheden van politiemensen
                     uiteindelijk vastleggen? Hoe gaat hij dat doen? Dat is gewoon een concrete vraag.
                  
Minister Grapperhaus:
Dat laat ik bij de korpsleiding. In de tweede helft van januari kan ik u nog in een
                     briefje aangeven hoe de korpsleiding dat precies voor ogen heeft, maar dat moet echt
                     door de praktijk worden gedaan.
                  
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Grapperhaus:
Dan ga ik nog heel snel de laatste paar dingetjes doen. Gevraagd is of de businesscase
                     arrestantenzorg nog elders zou kunnen. Dat is iets waar we zeker nog wel naar kijken.
                     De situatie in Amsterdam is natuurlijk wel heel specifiek in verband met de nabijheid
                     van Schiphol.
                  
Er was een vraag over de zorg voor kinderen in de cel. De politie heeft in individuele
                     gevallen veel aandacht voor de zorg van aanwezige kinderen. Het rapport van de Kinderombudsman
                     leidt bij de politie tot extra aandacht voor dat onderwerp. Ook in het politieonderwijs
                     wordt inmiddels extra aandacht gegeven aan de zogenaamde kindercheck. Dat werkt dus.
                     De politie is ook bezig om in het GGP meer bekendheid te geven aan de kindercheck.
                  
Voorzitter. Ik heb nog een dienstmededeling, maar daarvoor ga ik nog in op een paar
                     losse vragen.
                  
De bestuurlijke bevoegdheden van de burgemeester – directe handhaving – staan vooral
                     in de APV en de Gemeentewet. Het gaat nu over de overlast door jeugdbendes. Dat komt
                     natuurlijk in goed overleg met de politie en het OM in de driehoek terecht. Het is
                     goed dat mevrouw Yeşilgöz dit punt onder de aandacht brengt, want ik denk echt dat
                     dit de komende tijd voor de driehoeken een extra aandachtspunt zal zijn.
                  
Voorzitter. Over de vuurwerkrichtlijn spreek ik morgen met de voorzitter van het college.
                     Door andere beslommeringen is dat nog niet eerder gelukt, maar dat gesprek is morgen.
                  
Ik heb al eerder in de Kamer gezegd dat er geen sprake is van rechtsongelijkheid bij
                     de aanpak van protesten. Het demonstratierecht dat wij in Nederland hebben, staat
                     echt in alle opzichten voorop. Demonstraties moeten wel verlopen op een wijze die
                     maatschappelijk gezien in redelijke verhouding staat tot andere belangen. Ongetwijfeld
                     zullen we in de toekomst nog binnen Justitie en Veiligheid samen met de andere betrokken
                     ministeries evalueren hoe de afgelopen maanden zijn verlopen. Ik heb al een compliment
                     gemaakt voor de wijze waarop de politie een heleboel van dit soort demonstraties in
                     goede, rustige banen heeft geleid.
                  
Het vuurwerkverbod. Daar moet ik toch het volgende over zeggen.
De voorzitter:
Ogenblik. Meneer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Toch nog heel even over die rechtsongelijkheid. Ik zei net dat de politie twittert:
                     boetes uitdelen is tijdrovend; we kiezen voor een goed gesprek. Ik vergelijk dat met
                     Schiphol. De Minister zegt: veiligheid, daar gaat het om. Gisteren werd op Schiphol
                     een KLM-concert gegeven op dezelfde plek waar eerder arrestanten van werden afgevoerd.
                     Die hele hal was bezet; er stonden allemaal mensen en er was een orkest aan het spelen.
                     Kennelijk speelt veiligheid daar geen rol; ik kan me niet voorstellen dat het zo is
                     dat veiligheid daar enige rol speelt.
                  
De voorzitter:
Een orkest?
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb het over arrestanten in de hal van Schiphol die zijn afgevoerd. De veiligheid
                     zou daar in het geding zijn omdat zij die hal zouden versperren. Op exact diezelfde
                     plek is gisteren door het Schipholorkest een concert gegeven. Die mensen zijn ook
                     niet afgevoerd, voor zover ik dat heb kunnen nagaan.
                  
Minister Grapperhaus:
Toch even een paar punten hierover. Ik doe dat heel snel, want de mensen willen misschien
                     gaan lunchen. In ons systeem is het echt primair aan het lokaal gezag om te beoordelen
                     wat er in een concrete situatie moet gebeuren. Waarom is dat zo geregeld? Omdat men
                     lokaal het beste kan beoordelen wat er speelt en wat dan even ter plekke de belangen
                     zijn. In oktober verliepen de demonstraties in Amsterdam niet volgens de van tevoren
                     gemaakte afspraken. Eerlijk gezegd, vind ik dat het lokaal gezag daarmee uiterst verstandig
                     is omgegaan. Dat is heel rustig geweest. Dat concert op Schiphol kan ik even niet
                     plaatsen – het spijt me; ik weet ook niet welke demonstratie het was – maar het is
                     de afgelopen dagen op Schiphol ook goed gegaan. En dat geldt evenzeer voor de protesten
                     van boeren en bouwers die we de afgelopen tijd een aantal keren hebben gezien. Daar
                     kan ik niet zo heel veel meer over zeggen, want we hebben dat demonstratierecht en
                     dat moeten we op een goede manier met elkaar uitoefenen.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Grapperhaus:
Dan de vraag van de heer Wassenberg over het vuurwerkverbod. Het kabinet heeft heel
                     duidelijk gevolgd wat de Kamer in juni 2018 heeft aangegeven. Een grote meerderheid
                     wilde geen algeheel vuurwerkverbod. Men stond wel voor het voorstel van de Staatssecretaris
                     van IenW, want die gaat er formeel over, zoals de heer Wassenberg weet, en niet de
                     Minister van Justitie en Veiligheid. Het voorstel was om die verboden per gemeente
                     mogelijk te maken.
                  
Verder heeft de Minister voor Milieu en Wonen, die nu de portefeuille van de Staatssecretaris
                     heeft en overigens ook dezelfde persoon is, ook een brief gestuurd aan de Kamer over
                     een verbod op single shots F2 en een onderzoek naar een verbod op vuurpijlen. Zij
                     heeft eerder al een verbod afgekondigd op F3. Wat dat betreft heeft het kabinet zich
                     ook geheel gericht naar de wensen van een grote meerderheid van de Tweede Kamer. Ik
                     vind dat we over dit onderwerp zeker ook altijd in gesprek moeten blijven, zoals de
                     heer Wassenberg weet, en niet alleen op 2 januari, dat ben ik met hem eens. We moeten
                     dat gesprek vaker voeren, vind ik.
                  
Dan kom ik bij het antwoord op de laatste vraag, over artificial intelligence, AI.
                     Ik kan niet toezeggen dat we geen artificial intelligence toepassen. Ik wil de heer
                     Azarkan, maar ook andere Kamerleden, van harte uitnodigen om een keer een werkbezoek
                     te brengen aan de politie, met een demonstratie van een aantal middelen die men op
                     het gebied van artificial intelligence heeft ontwikkeld. Dat zijn middelen die volledig
                     in lijn zijn met privacy en dergelijke, maar die de politie echt heel veel verder
                     helpen.
                  
De allerlaatste vraag ging over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet Bibob. De eerste
                     tranche van dat wetsvoorstel is in maart 2019 naar uw Kamer gegaan. De behandeling
                     is sinds september 2019 een aantal maanden blijven liggen op het punt waar die was.
                     Ik zou graag van harte onder de aandacht brengen dat we dat zo spoedig mogelijk agenderen,
                     zodat we daarmee verder komen. Als ik dat zeg, spreek ik ook namens de grote groep
                     die daar belang bij heeft, en dat zijn de burgemeesters.
                  
Dan ben ik klaar.
De voorzitter:
Dat zullen we meenemen naar de procedurevergadering. We gaan nu naar de tweede termijn.
                     Dan kunt u uw verhaal nog kwijt.
                  
De heer Wassenberg (PvdD):
Sorry, ik zie dat ik niet aan de beurt kom. Ik heb één interruptie gehad. Ik vraag
                     om een heel klein beetje coulant te zijn en om mensen die iets minder interrumperen
                     even de kans te geven om zich uit te spreken.
                  
De voorzitter:
Coulance is my middle name, zoals u weet. Gaat uw gang, als u dat per se noodzakelijk
                     vindt.
                  
De heer Wassenberg (PvdD):
Heel kort, voorzitter. De Minister zegt over het vuurwerkverbod dat de Kamer bepaalde
                     wensen heeft geuit en dat hij zich daaraan houdt; u vraagt, wij draaien. Maar het
                     gaat ook andersom. Het kabinet kan een besluit nemen of een wet maken, bijvoorbeeld
                     op basis van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, de politie en de vakbonden. Dan zul
                     je zien dat de Kamer daarmee ook akkoord gaat. Ik vraag de Minister om zelf het voortouw
                     te nemen en te kijken of er steun voor is in de Kamer. Dat is echt de normale gang
                     van zaken hier.
                  
Minister Grapperhaus:
Na juni 2018 hebben de Staatssecretaris en ik samen regelmatig over een aantal maatregelen
                     gecommuniceerd met de Kamer, ook omdat er in 2018 moties in de Kamer waren aangenomen
                     of juist niet waren aangenomen. Het is op enig moment ook wel zo in de samenleving
                     dat als er in de Kamer een totaal ander gevoelen bestaat dan wat men eerder heeft
                     uitgesproken, er alle ruimte is om het kabinet naar de Kamer te halen en te zeggen
                     dat men er inmiddels anders over denkt. Ondertussen hebben wij de motie uitgevoerd
                     om te zorgen voor een gemeentelijk verbod, want dat hebben wij ook echt gedaan. We
                     hebben alles op alles gezet om dat voor deze jaarwisseling in orde te krijgen. Het
                     wetsvoorstel over strafbaarstelling hinder van hulpverleners is ook met stoom en kokend
                     water door uw Kamers gegaan en ere wie ere toekomt, in allebei de Kamers met algemene
                     stemmen aangenomen. We hebben al die dingen gedaan. Maar als uw Kamer in het voorjaar
                     zegt toch te willen praten over een algeheel vuurwerkverbod, dan komen de Staatssecretaris
                     en ik uiteraard verantwoording afleggen.
                  
De voorzitter:
Ja, zo werkt het hier. Voor de tweede termijn is het woord aan de heer Azarkan. Eén
                     minuut.
                  
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. U zit als een bok op de haverkist. Heel goed.
Ik heb één minuut en ik ga het hebben over een zaak waarbij cultuur, PTSS en falend
                     leiderschap bij elkaar komen. Dat betreft de zaak van de heer Raiss. Hij wilde aangifte
                     doen met zijn broertje, maar er werd niet opgenomen. Hij had wel een afspraak gemaakt,
                     zijn broertje althans, en vervolgens werd hij, terwijl hij zelf agent is, opgesloten,
                     mishandeld en van zijn vrijheid beroofd. Dat loopt nu al zo lang dat hij inmiddels
                     aan PTSS lijdt.
                  
Vervolgens krijgt hij van het OM een afdoening, waaruit blijkt dat er inderdaad ten
                     onrechte geweld is gebruikt en dat hij ten onrechte van zijn vrijheid is beroofd,
                     een nacht in de cel. Vervolgens is de uitspraak van het OM, dat het onderzoekt, dat
                     er geen straf wordt opgelegd als de politie zelf maatregelen neemt tegen de agent
                     die hem dat aangedaan heeft.
                  
Dan wordt er een straf opgelegd en daar gaat die agent tegen in bezwaar. En dan wordt
                     die straf vervolgens weer kwijtgescholden en ingetrokken. Dat kan echt niet. Er wordt
                     een brief gestuurd aan deze meneer, waarin staat dat excuses volgen. Na twee weken
                     krijgt hij weer een brief, met de vraag: waarom moeten wij eigenlijk excuses aanbieden?
                  
Deze meneer zit in de vernieling en ik vraag hier specifiek aandacht voor, zoals eerder
                     ook is gedaan door het CDA voor Roelie Post, ook een klokkenluider, iemand die het
                     heel zwaar heeft. Wat doet de Minister daaraan?
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De casus die de heer Azarkan aanhaalt, heeft ook een tweede
                     slachtoffer en die zit aan de andere kant. Ik wil daar verder niet in treden, maar
                     die wil ik toch wel noemen, want die wil ik ook niet in de kou laten staan. Dat wou
                     ik toch even gezegd hebben, voorzitter.
                  
De eerste termijn was af en toe zo gezellig dat ik vrees dat we de volgende keer koffie
                     in papieren bekertjes krijgen, want dan ging het behoorlijk hard. Door wrijving ontstaat
                     glans, maar dat gebeurde hier toch niet zozeer. Ik hoop dat het de volgende keer beter
                     gaat.
                  
Over PTSS ben ik voorzichtig blij. Ik heb mijn ervaring als letselschadeadvocaat meegenomen
                     en ik heb met veel slachtoffers gesproken. Ik wilde een motie indienen, maar ik wacht
                     het bericht van de Minister af. Hij komt in het eerste kwartaal van 2020 met iets
                     naar de Kamer. Ik heb mijn eigen schaduwtaskforce om dat een beetje in de gaten te
                     houden en mij van informatie te voorzien.
                  
Bij het stroomstootwapen gaat de Minister uit van vijf jaar, want dan kan je na drie
                     jaar kijken hoe die dingen werken. Dat is mooi, maar kan hij zich misschien voorzichtig
                     uitspreken over toch iets structureler financieren? Hij kan niet over zijn periode
                     heen regeren, dat weet ik ook wel, maar het heeft een meerwaarde, zoals de Minister
                     heeft bevestigd. Het aanbestedingstraject moet je niet verloren laten gaan.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Yeşilgöz.
Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal het kort houden. Ik zou graag willen dat de Minister
                     terugkomt op de bestuurlijke instrumenten en bevoegdheden die burgemeesters hebben
                     om straatterreur tegen te gaan. Ik kan mij voorstellen dat dat niet in zijn tweede
                     termijn kan, maar misschien later schriftelijk. Kan hij dan ook met zijn analyse komen
                     of er het een en ander ontbreekt? Kunnen we nog iets anders doen om het lokale gezag
                     te helpen, om te voorkomen dat straatterreur heel lang kan blijven bestaan, zoals
                     in Beverwijk, waar mensen echt uit angst de straat niet meer op durven? Ik zou daar
                     graag op terug willen komen, maar daar heb ik nu te weinig tijd voor. Ik geef het
                     mee aan de Minister. Ik hoop dat hij het een en ander op papier wil zetten, zodat
                     we er op een later moment wat rustiger over kunnen praten. Zo relevant is dat wel,
                     denk ik.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mijnheer Van Dam.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter. Ik heb op één punt geen antwoord gekregen, namelijk op de korting van
                     20% als je direct betaalt. Ik hoor dat de Minister morgen met het OM gaat praten.
                     Misschien kan hij dat onderwerp ook aan de orde stellen en ons daarover later schriftelijk
                     informeren.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Heel kort, voorzitter. De e-screening was van de agenda afgevoerd, begrijp ik. Krijgen
                     we binnenkort nog een brief met recente informatie?
                  
De voorzitter:
Er komt een technische briefing over. O sorry, nu zeg ik iets verkeerd.
De heer Wassenberg (PvdD):
U praat voor uw beurt?
De voorzitter:
Ik wilde u alleen maar helpen. Nee, dat gaat naar het volgende AO.
De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn vraag was of we nog een brief met informatie krijgen, want ik vind het vervelend
                     dat we erover zouden praten en het lijkt alsof er op deze manier tijd wordt gekocht.
                     De Kamer kan er niet over praten, nou ja, we kunnen erover praten, maar we krijgen
                     geen antwoorden. Dat is één.
                  
Het antwoord over de rechtsongelijkheid tussen verschillende groepen demonstranten
                     vond ik ook wat onbevredigend. We hebben gisteren schriftelijke vragen gesteld en
                     ik wacht de beantwoording daarvan af.
                  
Over vuurwerk zullen we het in het voorjaar opnieuw met de Minister hebben, want dat
                     is een continuing story.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van den Berge.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter. Ik weet dat we vanavond een VAO hebben, maar ik zou toch ook naar aanleiding
                     van dit AO een VAO willen aanvragen voor na het kerstreces. De Minister heeft een
                     aantal brieven toegezegd voor januari. De jaarwisseling komt eraan. Het zijn roerige
                     tijden bij de politie. Ik zou dus toch een VAO willen aanvragen met het verzoek om
                     het na het kerstreces te plannen. Omwille van de tijd zal ik het daar voor nu bij
                     laten.
                  
De voorzitter:
Dan moeten we het daar als commissie wel even over hebben, want er is vanavond ook
                     een VAO over de politie. Als u over dit AO een apart VAO wilt, dan moeten we ons met
                     z'n allen dus wel inhouden, denk ik. Dat wordt een beetje ingewikkeld.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Waar het mij om gaat, is dat de Minister een aantal brieven heeft toegezegd voor januari.
                     De jaarwisseling komt eraan. Ik vind het dus opportuun om kort na het kerstreces nog
                     een VAO te hebben. Volgens mij heb ik het recht om dat aan te vragen. Maar goed, ik
                     weet niet precies wat het reglement daarover zegt.
                  
De voorzitter:
Nou, dat recht heeft u gewoon. Daar wil ik niet aan in de weg staan, maar gezien de
                     orde lijkt het me wel handig dat we daar als commissie een afspraak over maken. Want
                     als de een alvast een voorschot neemt op het AO van vanavond... Nou ja, het kan. Meneer
                     Van Dam, heeft u nog een suggestie?
                  
De heer Van Dam (CDA):
Het zou mijn voorkeur hebben om vanavond dingen te clusteren, want dan kan ik iets
                     kwijt wat ik nu ook kwijt wil. Anders moet dat weer apart. Als die brieven er niet
                     komen, dan kunnen we in de procedurevergadering...
                  
De voorzitter:
Om het een beetje overzichtelijk te houden stel ik voor dat we dat doen, meneer Van
                     den Berge. Het onderwerp politie staat ook begin volgend jaar alweer op de agenda.
                     Het volgende AO is volgens mij al in zicht.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik leg mij daarbij neer, ook omwille van de tijd. Maar het volgende AO staat nog niet
                     gepland. Ik zie het nu al gebeuren dat we allemaal na het kerstreces bij de regeling
                     staan om een debat naar aanleiding van de jaarwisseling aan te vragen. Maar goed,
                     dat moet dan maar, als dat efficiënter is. Ik wil juist de plenaire agenda ontlasten.
                  
De voorzitter:
Daar kan ik u niet van weerhouden. Ik begrijp het. Laten we in ieder geval constateren
                     dat het AO dat vanavond op de agenda staat eigenlijk veel te laat is gekomen, want
                     5 september was het AO. Laten we daar ook op letten, dan krijgen we dit soort toestanden
                     niet. Daar zal ik ook als voorzitter even op toezien.
                  
Mevrouw Den Boer, ten slotte.
Mevrouw Den Boer (D66):
Voorzitter. Wij hebben indringend gesproken over de invoering van het stroomstootwapen.
                     De Minister heeft een aantal toezeggingen gedaan, bijvoorbeeld over de training, de
                     aanbesteding en de ggz-patiënten. Ik zou inderdaad de door de Minister toegezegde
                     brief waarin alles nog eens goed wordt uitgelegd en samenkomt, heel graag tegemoetzien.
                  
Twee. We hebben het over het politieonderwijs gehad. Ik heb in de brieven gelezen
                     dat de Minister van plan is een visie neer te leggen over politieonderwijs en -onderzoek.
                     Ik wil heel graag dat hij daarin de punten over de verkorte opleiding en de specialisaties
                     en dergelijke meeneemt, want anders wordt het totaal onoverzichtelijk. Ik wil heel
                     graag weten wat de koers is van het politieonderwijs.
                  
Drie. De Minister heeft ook een brief toegezegd over diversiteit en inclusie. Het
                     is goed dat er een toezegging is over een monitor van de werkcultuur, maar ik zou
                     ook heel graag zien dat kennis over diversiteit en inclusie beter geborgd wordt in
                     de politieopleidingen en in de wetenschap.
                  
Tot slot. Ik heb de motie genoemd over het vraagstuk van de verdeling van de politiefunctie.
                     Ik zou de Minister willen aanmoedigen om die motie echt tot uitvoering te brengen.
                     Ik heb gesproken met de bonden en de politieleiding, en zij zien erg veel brood in
                     deze motie.
                  
Daar wil ik het bij houden, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee eindigt de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Het woord
                     is aan de Minister voor zijn tweede termijn.
                  
Minister Grapperhaus:
Voorzitter, ik ga heel snel. Ik begin bij mevrouw Den Boer. Ik heb daar in de eerste
                     termijn nog niet op gereageerd. Het onderzoek van het WODC komt begin volgend jaar.
                     Dat is dus in 2020. De brede verkenning over de toekomst van de politiefunctie, ook
                     in relatie tot burgers en bedrijven, loopt tot in de zomer van 2020. Beide onderzoeken
                     zijn bedoeld om input te geven voor de volgende kabinetsperiode, de formatie en de
                     verkiezingen en dergelijke. We hebben het daar weleens eerder over gehad.
                  
Dan de casus Anis Raiss, als ik het goed uitspreek. Daar zijn ook Kamervragen over
                     gesteld door het Kamerlid Van Dam. In de beantwoording daarvan wordt op deze casus
                     teruggekomen. Ik zal sowieso de punten van de heer Azarkan doorspelen aan de korpschef,
                     alleen al in het kader van die beantwoording.
                  
Dan de vraag van mevrouw Yeşilgöz. Ik zie nu dat zij er niet meer is, maar ik zal
                     de Kamer na het overleg met de burgemeesters nog voor het krokusreces een brief daarover
                     zenden.
                  
De vragen die de heer Wassenberg net heeft gesteld worden nog beantwoord. Daar komen
                     we dus nog op terug.
                  
De 20%-korting zal ik morgen meenemen in het gesprek met de voorzitter van het college.
De voorzitter:
Dank u zeer. Het was heel mooi. Ik neem tot slot nog even de toezeggingen met u door.
– De Minister zegt toe de Kamer bij het volgende Halfjaarbericht te informeren over
                           de uitkomst van een gesprek met de korpsleiding over een instrument om de werkcultuur
                           te monitoren.
                        
– De Minister zegt toe de Kamer in februari 2020 een brief te sturen met een overzicht
                           van de problematiek met betrekking tot diversiteit en politie in de maatschappij.
                        
– De Minister zegt toe in de tweede helft van januari 2020 een brief aan de Kamer te
                           sturen over het trainen van vaardigheden van agenten met betrekking tot het stroomstootwapen
                           en de voortgang van de aanbesteding.
                        
– De Minister zegt toe in het eerste kwartaal van 2020 de Kamer te informeren over de
                           plannen om openstaande PTSS-zaken af te handelen en hoe om te gaan met toekomstige
                           zaken.
                        
– De Minister stuurt de Kamer voor het krokusreces een brief over de uitkomsten van
                           een gesprek met burgemeesters over bestuurlijke middelen.
                        
Minister Grapperhaus:
Ja, over de bestuurlijke aanpak van staatterreur.
De voorzitter:
Over de bestuurlijke aanpak van straatterreur.
Zeer bedankt. Daarmee komen we aan het eind van dit algemeen overleg. Ik dank de Minister,
                     zijn ambtenaren, de leden, onze onvolprezen ondersteuning, u allen hier in de zaal,
                     en de mensen die dit debat elders gevolgd hebben. Ik wens u allen een mooie dag, een
                     mooie tijd en een veilige jaarwisseling, mede namens meneer Wassenberg.
                  
De heer Wassenberg (PvdD):
Zeker.
De voorzitter:
En meneer Van Dam.
Ik sluit de vergadering.
Sluiting 13.05 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.