Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over informatie over de aangenomen moties en toezeggingen van het plenair debat over het CBR van 11 september 2019
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 772
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 12 december 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 14 oktober 2019
inzake informatie over de aangenomen moties en toezeggingen van het plenair debat
over het CBR van 11 september 2019 (Kamerstuk 29 398, nr. 766).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 december 2019. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
Vraag 1
Kunt u toelichten waarom de opties 1 en 3 voor compensatie zijn afgevallen? Zijn deze
opties ook verder onderzocht?
Antwoord op vraag 1
Optie 2, het voorstel dat ik in werking zal stellen, onderscheidt zich vooral van
de opties 1 en 3 doordat optie 2 relatief snel kan worden uitgevoerd, passend is voor
de situatie èn dat hierbij maatwerk wordt geboden.
Bij optie 1 is sprake van een zogenoemde onverplichte tegemoetkoming, bedoeld voor
het compenseren van geleden leed in situaties waarin weinig tot geen mogelijkheden
bestaan om op een andere manier compensatie te krijgen. Die mogelijkheden zijn er
voor gedupeerden van het CBR wèl zoals blijkt uit optie 2.
Optie 3 houdt in dat actief een vast bedrag wordt aangeboden als compensatie voor
gemaakte kosten. Maatwerk is bij optie 3 in veel mindere mate mogelijk. Bovendien
kent deze optie een lange voorbereidingstijd omdat deze optie in opdracht van het
CBR door een derde partij zou worden uitgevoerd om de impact op de bedrijfsvoering
en de uitvoering van de medische geschiktheid te beperken.
Vraag 2
Per wanneer weet u met meer precisie wat de kosten voor compensatie zullen zijn?
Antwoord op vraag 2
De kosten verbonden aan de compensatie hangen uiteraard af van het feitelijke gebruik
van de regeling door gedupeerden. De inschatting van de grootte van de doelgroep is
maximaal 85.000 personen, maar de verwachting is niet dat iedereen van de compensatie
gebruik zal maken. Eerder heb ik een inschatting gegeven van vijf tot tien miljoen
euro.
De uitvoeringskosten van het CBR worden geschat op circa een half miljoen euro. De
kosten kunnen toenemen indien een groter beroep wordt gedaan op onder andere de Klantenservice
van het CBR.
Vraag 3
Per wanneer weet u wat de uitvoeringskosten van de compensatieregeling zijn?
Antwoord op vraag 3
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Per wanneer denkt u de compensatieregeling opgetuigd te hebben?
Antwoord op vraag 4
De verruimde compensatieregeling is op 1 januari aanstaande gerealiseerd door het
aanpassen van het mandaat van onder andere de medewerkers van de Klantenservice van
het CBR en door aanpassing van de CBR-website. Het CBR geeft aan dat met dit tijdpad
de impact op de uitvoering zo veel mogelijk beperkt blijft.
Het CBR zal op zijn website toelichten voor welke kostenposten om compensatie kan
worden verzocht. De aanvullende mogelijkheid om via een webformulier (mijncbr.nl)
een verzoek tot compensatie in te dienen vraagt iets meer tijd van het CBR en zal
naar verwachting begin februari aanstaande gereed staan.
Vraag 5
Worden alle gedupeerden van de afgelopen tijd met terugwerkende kracht gecompenseerd?
Antwoord op vraag 5
Klanten van het CBR die vanaf december 2018 zijn gedupeerd door overschrijding van
beslistermijnen van de medische beoordeling van de rijgeschiktheid kunnen voor compensatie
in aanmerking komen. Zij moeten wel zelf het verzoek om compensatie van kosten bij
het CBR kenbaar maken via de Klantenservice dat met ingang van 1 januari aanstaande
een ruimer mandaat heeft of het verzoek met het webformulier indienen bij het CBR.
Dit formulier staat naar verwachting vanaf begin februari aanstaande gereed op de
website van het CBR.
In het antwoord op vraag 4 is aangegeven dat het CBR de verruiming van het mandaat
op 1 januari aanstaande heeft gerealiseerd.
Vraag 6
Is de klantenservice geen onderdeel van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(CBR), gezien het feit dat de klantenservice kennelijk mandaat moet krijgen voor het
vergoeden van kosten en tegelijkertijd de uitvoering afgezonderd moet worden van het
CBR?
Antwoord op vraag 6
De klantenservice is onderdeel van het CBR. Het CBR geeft aan dat mandaatverlening
noodzakelijk is zodat medewerkers zelfstandig mogen beslissen over compensatie van
kosten en dit gemakkelijker kan verlopen.
Vraag 7
Met hoeveel extra fte moet de klantenservice worden uitgebreid?
Per wanneer denkt u dat die uitbreiding gerealiseerd is?
Antwoord op vraag 7
Het CBR geeft aan dat de verruiming van de regeling voor compensatie ertoe kan leiden
dat meer beslag wordt gelegd op de huidige capaciteit van de klantenservice van het
CBR. Vooralsnog kan het CBR dit opvangen. De druk op de kantenservice kan met de inwerkingtreding
van de administratieve verlenging mogelijk afnemen. Indien nodig zal het CBR de capaciteit
van de klantenservice uitbreiden.
Indien het aantal verzoeken om compensatie aanzienlijk groter is dan verwacht dan
kunnen klanten met ingang van begin februari aanstaande het webformulier gebruiken
om het verzoek in te dienen.
Vraag 8
Wanneer verwacht u dat de Gezondheidsraad terugkomt met advies over stabiele ziektebeelden?
Antwoord op vraag 8
Op verzoek van uw Kamer is de Gezondheidsraad gevraagd om de lijst met aandoeningen
van de Regeling eisen geschiktheid 2000 tegen het licht te houden en te adviseren
over recente wetenschappelijke inzichten, eventuele onnodige eisen in de regeling
met het oog op de verkeersveiligheid te signaleren en suggesties te geven voor versoepelingen
in de uitvoering. De Gezondheidsraad is tevens gevraagd aan te geven wanneer het doorlichten
van de eisen op zijn snelst zou kunnen worden gedaan. Eind december verwacht ik van
de Gezondheidsraad antwoord te krijgen op de vragen.
Vraag 9
Op grond waarvan worden stabiele ziektebeelden getoetst bij het vaststellen van de
rijvaardigheid?
Antwoord op vraag 9
Het is aan de Gezondheidsraad om de criteria voor stabiele ziektebeelden te bepalen
binnen de kaders van de regelgeving en hoe daarmee in de toetsing om te gaan. In zijn
algemeenheid baseert de Gezondheidsraad zich in haar adviezen op wetenschappelijke
kennis en expert opinion.
Vraag 10
Kunt u een overzicht geven van de precieze planning van de toezending aan de Kamer
van de maandelijkse rapportages over de stand van zaken bij het CBR?
Antwoord op vraag 10
Zoals toegezegd in het debat over het CBR op 11 september jl. (Handelingen II 2018/19,
nr. 107, item 12) stuur ik u maandelijks de rapportage die het CBR mij stuurt in het kader van het
aangescherpt toezicht. U ontvangt de rapportage van het CBR halverwege de maand volgend
op de maand waarop de rapportage betrekking heeft.
Vraag 11
Is op dit moment nog steeds de verwachting dat in maart 2020 het aantal verlopen rijbewijzen
weer op een normaal niveau is?
Antwoord op vraag 11
Ja, op dit moment is de verwachting van het CBR dat conform de prognose die zij op
10 september jl. heeft afgegeven het aantal verlopen rijbewijzen in maart 2020 weer
op een genormaliseerd niveau ligt.
Vraag 12
Kunt u aangeven of optie 1 bovenop de al bestaande vergoeding komt?
Antwoord op vraag 12
In het antwoord op vraag 1 heb ik aangegeven dat bij optie 1 sprake is van een zogenoemde
onverplichte tegemoetkoming, bedoeld voor het compenseren van geleden leed in situaties
waarin weinig tot geen mogelijkheden bestaan om op een andere manier compensatie te
krijgen. Die mogelijkheden zijn er voor gedupeerden van het CBR wel. Optie 1 is daarom
niet verder onderzocht.
Met optie 2 wordt de huidige regeling voor compensatie van gedupeerden verruimd met
twee nieuwe kostenposten, namelijk reiskosten en extra rijlessen.
Vraag 13
Wat zou een reëel bedrag zijn per gedupeerde?
Kan er een differentiatie plaatsvinden naar overschrijdingstermijn, dus bijvoorbeeld
één week, één maand, drie maanden etc.? Hoe hoog zou het bedrag dan moeten zijn?
Antwoord op vraag 13
In mijn voorstel om optie 2 in werking te stellen is ruimte voor differentiatie omdat
klanten hun verzoek aan de hand van de verschillende kostenposten toelichten. Het
CBR toetst elk verzoek tot vergoeding van kosten waarvoor geldt dat het om redelijkerwijs
gemaakte kosten moet gaan.
Omdat sprake is van maatwerk bij optie 2, is het niet mogelijk om een bedrag te noemen.
Optie 2 sluit het beste aan op de kosten die gedupeerden hebben gemaakt ten gevolge
van de overschrijding van de beslistermijn door het CBR.
De andere twee opties gaan uit van een vast bedrag waarbij van maatwerk geen sprake
is.
Vraag 14
Tot welke vergoedingshoogte mag de klantenservice nu gaan? Aan welke verruiming wordt
gedacht? Is het een verruiming in soorten vergoedingen of een verruiming in de hoogte
van de maximale compensatie?
Antwoord op vraag 14
Met de verruiming van het mandaat van de Klantenservice met ingang van 1 januari aanstaande
wordt dit een mandaat tot € 200,–. De verruiming in de tegemoetkoming wordt verder
gerealiseerd door het toevoegen van de volgende twee nieuwe kostenposten toegevoegd
aan de regeling voor compensatie, namelijk extra rijlessen en een tegemoetkoming in
reiskosten.
Bij het CBR kan bovendien een klacht worden ingediend over de bejegening door het
CBR en het CBR neemt verzoeken om schadevergoeding in behandeling.
Vraag 15
Wat is de hoogte van de vergoeding waaraan gedacht wordt bij optie 3? Welke factoren
worden meegenomen om dit te berekenen?
Antwoord op vraag 15
In optie 3 is sprake van een vast bedrag waarbij onderscheid zou kunnen worden gemaakt
in duur dat iemand zonder rijbewijs is geweest en hoogte van kosten.
Deze optie is niet verder uitgewerkt. Optie 2 heeft de voorkeur omdat hierin maatwerk
kan worden geboden en deze sneller in werking kan treden.
Vraag 16
Wanneer wordt het antwoord van de Gezondheidsraad verwacht over hoe kan worden omgegaan
met de geschiktheidsbeoordeling van stabiele ziektebeelden?
Antwoord op vraag 16
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 17
Welke definitie hanteert de Gezondheidsraad voor stabiele ziektebeelden? Welke stabiele
ziektebeelden worden meegenomen?
Antwoord op vraag 17
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 18
Zijn alle medische adviseurs inmiddels omgeschoold naar Opus?
Antwoord vraag 18
De omscholing van medewerkers van Scoop (oude systeem) naar Opus (nieuw systeem) heeft
in de afgelopen maanden stap voor stap plaatsgevonden. De laatste groep medewerkers
wordt van 2 december t/m 13 december omgeschoold naar Opus. Dat is iets later dan
oorspronkelijk verwacht. De reden daarvoor is dat alleen de dossiers waar het initiatief
voor de actie bij de klant lag automatisch geconverteerd konden worden van Scoop naar
Opus. De dossiers waar het CBR aan zet was voor een vervolgactie moesten handmatig
worden afgehandeld. Dat is inmiddels afgerond en de laatste groep medisch adviseurs
die deze werkzaamheden heeft verricht wordt begin december omgeschoold.
Vraag 19
Werken alle keuringsartsen nu met het digitale systeem? Zo nee, wat is het percentage
dat ermee werkt? Is het CBR actief bezig om de keuringsartsen digitaal te laten werken?
Wat zijn hier de kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) voor?
Antwoord op vraag 19
Het gebruik van het artsenportaal lag eind april op 36% en ligt per eind oktober op
68%. De doelstelling van het CBR voor 2020 is om dit naar 75% te brengen. Het CBR
is keuringsartsen actief aan het wijzen op de mogelijkheid van het digitaal laten
indienen van rapporten door onder andere nieuwsbrieven.
Vraag 20: Kunnen vrijwilligers ook gebruikmaken van deze spoedprocedure als zij een
rijbewijs nodig hebben om hun vrijwilligerswerk te kunnen doen?
Antwoord op vraag 20
Ja, dat kan. Zoals op de website is gepubliceerd hanteert het CBR een aantal criteria
waarmee mensen, die korter dan 90 dagen voor verloopdatum hun Gezondheidsverklaring
hebben ingediend en géén groot rijbewijs hebben, toch ook met voor voorrang behandeld
kunnen worden. Eén daarvan is dat iemand beroepsmatig afhankelijk is van het rijbewijs
(bijvoorbeeld als koerier). Daarbij maakt het CBR geen onderscheid tussen betaald
of onbetaald werk. Als het vrijwilligers betreft die 75 jaar of ouder zijn, dan is
de kans groot dat zij in de administratieve verlenging vallen die op 1 december is
ingegaan. Mensen dienen dan wel aan de voorwaarden te voldoen die daaraan zijn gesteld.
Vraag 21
Welke besluiten kunnen nog meer genomen worden om minder afhankelijk te zijn van de
flessenhals van de keuringsartsen?
Antwoord op vraag 21
Dat onderzoek ik momenteel in relatie tot een mogelijke herziening van het stelsel
medische rijgeschiktheid.
Vraag 22
Welk percentage artsen voert momenteel de digitale formulieren correct in («artsenportaal»)?
Welke stappen worden ondernomen om dit percentage te verhogen? Wat zijn de kpi's op
deze percentages?
Antwoord op vraag 22
Zie het antwoord op vraag 19.
Vraag 23
Is er een inventarisatie gemaakt van maatregelen die genomen kunnen worden en die
het proces van rijbewijsafgifte en keuringen zouden versnellen, maar waar een politiek
besluit voor nodig is en die niet genoemd zijn of nog niet uitgevoerd zijn? Zo ja,
welke maatregelen staan op dat lijstje?
Antwoord op vraag 23
De belangrijkste maatregel waar momenteel aan wordt gewerkt en waarvoor een politiek
besluit nodig is, is de mogelijke herziening van het stelsel van keuringen. Dit najaar
is een onderzoeksopzet opgesteld naar mogelijkheden voor herziening van het stelsel
medische rijgeschiktheid. De onderzoeksopzet van het SWOV-onderzoek, inclusief planning
en fasering vindt u in bijlage 1.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.