Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over het bericht ‘Het Waddenfonds als grabbelton’
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Het Waddenfonds als grabbelton» (ingezonden 5 november 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 12 december
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 888.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Het Waddenfonds als grabbelton»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat er geen onafhankelijk toezicht of toezicht vanuit de rijksoverheid plaatsvindt
op het verstrekken van subsidies uit het Waddenfonds en de resultaten van deze subsidies
voor de Wadden?
Antwoord 2
Ja, dat klopt. Zie mijn antwoord op vraag 13 van het lid Wassenberg.
Vraag 3
Klopt het dat het Waddenfonds opgericht is om de natuur in het Waddengebied te versterken
ter compensatie van de gasboringen die in dit Unesco-gebied plaatsvinden?
Antwoord 3
In 2005 is door het toenmalige Kabinet besloten om in de periode 2007–2026 additioneel
€ 800 miljoen te investeren in het Waddengebied. Deze investering is bedoeld als compensatie
voor de negatieve effecten van gaswinning op de natuur- en landschapswaarden in het
Waddengebied. Zie verder het antwoord bij vraag 3 van het lid Wassenberg.
Vraag 4
Deelt u de mening dat gelden vanuit het Waddenfonds alleen gebruikt dienen te worden
voor het versterken van de natuur en omgeving van de Wadden? Kunt u toelichten wat
dit voor u betekent (per bewindspersoon)?
Antwoord 4
Nee, die mening deel ik niet.
De Tweede Kamer heeft bij de instelling van het Waddenfonds de voorwaarde gesteld
dat de beschikbare middelen fiftyfifty worden verdeeld over het verbeteren van de
natuur- en landschapswaarden en het bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling
in het Waddengebied.
Vraag 5
Kunt u specificeren wat het versterken van de natuur en omgeving van de Wadden inhoudt
en wat voor projecten hieronder vallen?
Antwoord 5
Zie het antwoord bij vraag 4 van het lid Wassenberg.
Voor welke projecten hier onder vallen kan ik u verwijzen naar de website van het
Waddenfonds waarop alle projecten per rubriek zijn weergegeven.
Vraag 6
Is het Waddenfonds ondersteunend geweest van het landelijk natuurbeleid op en rondom
de Wadden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Ja, uit de Midterm-review «10 jaar Waddenfonds: bevindingen en adviezen» van 23 mei
2016, uitgevoerd door RoyalHaskoningDHV in opdracht van de Waddenprovincies en het
Waddenfonds, blijkt dat er meerdere voor de natuur (potentieel) succesvolle projecten
zijn ondersteund.
RoyalHaskoningDHV concludeert dat er geen aanleiding is om de hoofddoelen van het
Waddenfonds aan te passen. Wel is het van belang om de doelen nader te duiden, bijvoorbeeld
in het licht van de actuele tijdsgeest. Bijvoorbeeld door duidelijk te maken om welke
externe bedreigingen het kan gaan (denk aan klimaatverandering, eutrofiëring, vervuiling
door olie of plastics) of te zorgen voor meer aandacht voor het centrale gebied (het
«natte wad») van het waddengebied en niet alleen de kuststroken en eilanden van het
wad.
Vraag 7
Staat u achter het gevoerde beleid van het Waddenfonds, zoals dat tot op heden is
gevoerd met het verstrekken van subsidies? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Ik sta inderdaad achter het gevoerde beleid. De doelen en de fifty fifty verdeling
staan nog steeds overeind, zoals ook uit de Midterm review is gebleken. Wel is, zoals
ook werd geconcludeerd, nadere duiding nodig. Hieraan wordt door de Waddenprovincies
en het Waddenfonds inhoud gegeven.
Vraag 8
Hoeveel geld is er vanuit het Waddenfonds terecht gekomen bij de versterking van de
natuur in de Wadden en hoeveel bij andere projecten in de drie betrokken provincies?
Antwoord 8
Het Waddenfonds geeft aan dat in de periode na de decentralisatie (sinds 2012 t/m
juni 2019) € 111 miljoen aan subsidies is verstrekt voor ecologie en € 132 miljoen
aan economische projecten. Omgerekend gaat het dan om 46% voor ecologie. Voor de periode
voor de decentralisatie: zie het antwoord op vraag 4 van het lid Wassenberg.
Over de totale periode is er € 176 miljoen subsidie verstrekt aan natuurprojecten
en € 176 miljoen aan economische projecten verstrekt. Hieruit blijkt een evenwichtige
verdeling tussen natuur en economie conform de doelstellingen van het Waddenfonds.
Vraag 9
Kunt u nader uiteenzetten op welke wijze de rijksoverheid en de betreffende departementen
en bewindspersonen zijn betrokken bij het Waddenfonds?
Antwoord 9
Zie het antwoord bij de vragen 3, 4 en 13 van het lid Wassenberg.
Vraag 10
Delen beide bewindspersonen de mening dat het Waddenfonds per direct onder verscherpt
toezicht moet komen te staan en dat er orde op zaken gesteld dient te worden? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 10
Nee, die mening wordt niet gedeeld. Zoals reeds aangegeven is het Waddenfonds gedecentraliseerd
en gelden de afspraken zoals opgenomen in genoemd Bestuursakkoord.
Vraag 11
Wat moet er gebeuren om het mogelijk te maken dat de rijksoverheid kan controleren
of het geld uit het Waddenfonds goed uitgegeven wordt?
Antwoord 11
De Financiële verhoudingswet (FvW) geeft aan dat Decentralisatie Uitkeringen beleids-
en bestedingsvrij moeten worden uitgekeerd aan decentrale overheden.
De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in de «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018
Ministerie van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties», gepubliceerd mei 2019,
bij BZK als fondsbeheerder van het Provinciefonds en Gemeentefonds een onvolkomenheid
geconstateerd voor de toepassing van het instrument Decentralisatie Uitkering.
Bij betalingen uit het Provinciefonds en Gemeentefonds zijn namelijk bij een groot
aantal decentralisatie uitkeringen, waaronder het Waddenfonds, beperkingen gesteld
aan de beleids- en bestedingsvrijheid voor de ontvangende decentrale overheden. De
Kamer is hierover bij brief van 6 september 2019 (Kamerstuk 35 000 B, nr. 13) door de Minister van BZK geïnformeerd.
BZK adviseert voor het Waddenfonds betaling aan de provincies anders te regelen en
wel via een op te stellen specifieke uitkering (ministeriele regeling). Via SiSa (single
information, single audit) leggen de provincies dan jaarlijks aan mij verantwoording
af van de bestedingen ten laste van de specifieke uitkering.
Deze wijziging in de uitbetaling wordt nader uitgewerkt in overleg met de provincies,
waarbij het uitgangspunt is verder niets te veranderen aan de situatie die met de
bestuursovereenkomst uit 2012 is gecreëerd.
Vraag 12
Hebben de bestuurders van het Waddenfonds zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling,
zoals geschetst in het artikel «Het Waddenfonds als grabbelton»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Nee, dat is niet het geval. De publieke belangen van interprovinciale waddensamenwerking,
zowel voor wat betreft het Investeringskader Waddengebied als voor het Waddenfonds,
betreffen de versterking van ecologie en duurzame economie van het Waddengebied.
Dit betekent dat de binnen het Waddenfonds te behartigen belangen per definitie de
door de Waddenprovincies gezamenlijk te behartigen belangen zijn. De taken, bevoegdheden
etc. betreffende de samenwerking zijn vastgelegd in de Gemeenschappelijke regeling
Waddengebied.
Vraag 13
Kunt u deze vragen voor 11 november (Wetgevingsoverleg Water) beantwoorden?
Antwoord 13
In het WGO Water is afgesproken dat ik de schriftelijke ingediende vragen en de tijdens
het WGO Water gestelde vragen in een keer schriftelijk zal beantwoorden.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Wassenberg
(PvdD), ingezonden 1 november 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020,
nr. 1051).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.