Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit wijziging Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met de doorberekening vanaf 2020
34 870 Regels met betrekking tot de begroting en verantwoording van de kosten van het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank en de financiering van de toezichtkosten (Wet bekostiging financieel toezicht 2019)
Nr. 19 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 december 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 1 november 2019 over het ontwerpbesluit
wijziging Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 in verband met de doorberekening
vanaf 2020 (Kamerstuk 34 870, nr. 18).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 november 2019 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 29 november 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende conceptbesluit
ter wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. Aanvankelijk zagen
zij geen aanleiding hierover vragen te stellen, maar snel daarna werden zij onplezierig
verrast door mediaberichten over forse tegenvallers bij de renovatie van het gebouw
van De Nederlandsche Bank en de doorbelasting daarvan aan financiële instellingen
(FD, 12 november 2019).
Deze leden vragen zich af hoe deze berichten zich verhouden tot het onderhavige conceptbesluit.
Eerder hebben zij hun verbazing uitgesproken over de doorbelasting van kosten van
verbouwing, omdat voor dergelijke uitgaven een voorziening op de balans mag worden
verondersteld. Nu blijkbaar sprake is van een forse overschrijding, willen zij vernemen
waarom zij daar niet over zijn geïnformeerd. Klopt het, zo vragen deze leden, dat
deze kostenstijging ruim het afgesproken meerjarige kostenkader overstijgt? Wat zouden
daarvan de consequenties moeten zijn? Zou het niet meer voor de hand liggen bij dreigende
overschrijdingen te kiezen voor een soberder verbouwing? Heeft de Minister deze optie
besproken met de president van De Nederlandsche Bank en, zo ja, welke argumenten zijn
daarbij overwogen? Kan de Minister aangeven hoe hij, in het belang van de ondertoezichtgestelden,
zich bemoeit met de renovatie van het gebouw van De Nederlandsche Bank? Deze leden
vragen de Minister deze vragen gedetailleerd te beantwoorden.
Meer in het algemeen vragen de leden van de VVD-fractie of de doorberekening van kosten
niet gebonden zou moeten worden aan reële kosten van het toezicht zelf, waarbij incidentele
kosten door de toezichthouder op diens balans worden opgevangen. Welke institutionele
remmen zitten er op de kostenstijging van DNB?
II Reactie van de Minister
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen over mijn brief
van 1 november 2019 over het ontwerpbesluit wijziging Besluit bekostiging financieel
toezicht 2019 in verband met de doorberekening vanaf 2020. De vragen beantwoord ik
hieronder.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende conceptbesluit
ter wijziging van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. Aanvankelijk zagen
zij geen aanleiding hierover vragen te stellen, maar snel daarna werden zij onplezierig
verrast door mediaberichten over forse tegenvallers bij de renovatie van het gebouw
van De Nederlandsche Bank en de doorbelasting daarvan aan financiële instellingen
(FD, 12 november 2019).
Deze leden vragen zich af hoe deze berichten zich verhouden tot het onderhavige conceptbesluit.
Eerder hebben zij hun verbazing uitgesproken over de doorbelasting van kosten van
verbouwing, omdat voor dergelijke uitgaven een voorziening op de balans mag worden
verondersteld. Nu blijkbaar sprake is van een forse overschrijding, willen zij vernemen
waarom zij daar niet over zijn geïnformeerd. Klopt het, zo vragen deze leden, dat
deze kostenstijging ruim het afgesproken meerjarige kostenkader overstijgt? Wat zouden
daarvan de consequenties moeten zijn? Zou het niet meer voor de hand liggen bij dreigende
overschrijdingen te kiezen voor een soberder verbouwing? Heeft de Minister deze optie
besproken met de president van De Nederlandsche Bank en, zo ja, welke argumenten zijn
daarbij overwogen? Kan de Minister aangeven hoe hij, in het belang van de ondertoezichtgestelden,
zich bemoeit met de renovatie van het gebouw van De Nederlandsche Bank? Deze leden
vragen de Minister deze vragen gedetailleerd te beantwoorden.
Meer in het algemeen vragen de leden van de VVD-fractie of de doorberekening van kosten
niet gebonden zou moeten worden aan reële kosten van het toezicht zelf, waarbij incidentele
kosten door de toezichthouder op diens balans worden opgevangen. Welke institutionele
remmen zitten er op de kostenstijging van DNB?
Het besluit dat in het kader van de voorhangprocedure aan uw Kamer is gezonden, houdt
verband met enkele wijzigingen in de wijze waarop de toezichtkosten van het financieel
toezicht worden doorberekend aan de sector. Het betreft de toevoeging van enkele personen
aan wie kosten van het doorlopend toezicht worden doorberekend en enkele wijzigingen
van maatstaven op basis waarvan de kosten binnen een toezichtcategorie worden verdeeld
onder de betrokken personen.
Het besluit houdt geen verband met de hoogte van de toezichtkosten. Voor de hoogte
van de begroting van de toezichthouders geldt de wettelijke begroting- en verantwoordingcyclus.
Voor de begrotingen van de toezichthouders is een kostenkader vastgesteld, waarbinnen
de kosten en opbrengsten van de toezichthouders moeten vallen. De begrotingen van
de toezichthouders voor 2020 zijn op dit moment nog onderwerp van gesprek. Op korte
termijn zal ik uw Kamer hierover informeren, waarbij ik ook in zal gaan op de mogelijke
gevolgen van het programma huisvesting voor de zbo-begroting van DNB. Nadat de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik de begrotingen hebben goedgekeurd, worden
deze door de toezichthouders openbaar gemaakt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier