Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over de besluitvorming over geheimhouding burgerslachtoffers in Irak in 2015
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken en de Minister-President over de besluitvorming over geheimhouding burgerslachtoffers in Irak in 2015. (ingezonden 8 november 2019).
Antwoord van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie), mede namens de Minister-President,
de ministers van Buitenlandse Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en van Justitie en Veiligheid (ontvangen 25 november 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 845.
Vraag 1 en 8
Op welke wijze heeft het Ministerie van Defensie de operatie in Hawija in juni 2015
gevolgd en op welk moment zijn diverse waarnemingen of feiten over deze operatie gemeld
aan respectievelijk de Minister van Defensie, de Minister van Buitenlandse Zaken,
de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister-President?
Is het juist dat de toenmalige Ministers van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking niet van de feiten op de hoogte waren? Zo nee, op welke
wijze waren ze ingelicht?1
Antwoord 1 en 8
Het kabinet verwijst naar de passage over de informatiepositie van ministeries in
de begeleidende Kamerbrief en de antwoorden op de Kamervragen van het lid Diks (GroenLinks)
over de aanwezigheid van informatie op ministeries over de burgerdoden bij het Nederlandse
bombardement op Hawija (specifiek de antwoorden op de vragen 2–8), ingezonden op 7 november,
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 916
Vraag 2
Kunt u aangeven op welke besluitvormingsmomenten in juni 2015 een bespreking is gevoerd
over het bombardement in de Iraakse stad Hawija en over de berichten dat daarbij burgers
om het leven zijn gekomen en gewond zijn geraakt? Zo ja, op welke datum is die bespreking
of op welke data zijn die besprekingen gevoerd?
Antwoord 2
Het kabinet verwijst naar de passage over de informatiepositie van ministeries in
de begeleidende Kamerbrief en de antwoorden op de Kamervragen van het lid Diks (GroenLinks)
over de aanwezigheid van informatie op ministeries over de burgerdoden bij het Nederlandse
bombardement op Hawija (specifiek de antwoorden op de vragen 2–8), ingezonden op 7 november
2019 met Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 916. Zoals in het feitenrelaas van 5 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 663) staat vermeld is op 9 juni 2015 de Minister van Defensie gebrieft over de Nederlandse
wapeninzet in Hawija op basis van het eigen After Action Report (AAR) en de eerste informatie van CENTCOM. Hoewel het zeer waarschijnlijk is dat
bij de Nederlandse wapeninzet in Hawija burgerslachtoffers zijn gevallen is tot op
de dag van vandaag is nog altijd niet zeker of en zo ja hoeveel burgerslachtoffers
er precies zijn te betreuren.
Vraag 3, 4, 5, 6 en 11
Klopt het dat de Ministers, die wisten van de burgerslachtoffers die tijdens de operaties
in Irak zijn gevallen, samen een vaste onderraad van het kabinet vormen?
Klopt het dat het hier gaat om de Raad voor Defensie en Internationale Aangelegenheden,
of is het de raad die in 2012 de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
heette? Zo nee, welke raad is het dan wel geweest?
Als het niet een onderraad van het kabinet betreft, ging het om een ad-hocverband?
Is het mogelijk dat de zaak uitsluitend is besproken in de Stuurgroep Missies en Operaties?
Kunt u dit, indien dat zo is, toelichten? Zo ja, welke functionarissen hebben hierover
gesproken en zijn die besprekingen met u gedeeld?2
Is het juist te veronderstellen dat de onderraad Raad Inlichtingen en Veiligheid het
voorval in Hawija heeft besproken? Zo ja, wanneer? Wie waren daarbij aanwezig? Zo
nee, in welk organisatieverband is de bespreking gevoerd?
Antwoord 3, 4, 5, 6 en 11
In de SMO van 4 juni 2015 meldde het Ministerie van Defensie dat met een aanval van
Nederlandse F-16»s een vehicle borneIED faciliteit was vernietigd. Het kabinet verwijst hierbij ook naar de passage over
de informatiepositie van ministeries in de begeleidende Kamerbrief en de antwoorden
op de Kamervragen van het lid Diks (GroenLinks) over de aanwezigheid van informatie
op ministeries over de burgerdoden bij het Nederlandse bombardement op Hawija (specifiek
de antwoorden op de vragen 2–8), ingezonden op 7 november 2019 met kenmerk 2019Z21418.
De toenmalige onderraden die onder andere zagen op missies en operaties waren de Raad
voor Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (RIV) en de Ministeriële Commissie Veiligheid
(MCV). In de RIV hadden standaard zitting de Minister-President, de Vice-Minister-President,
de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie, de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie en Veiligheid. In de MCV
hadden standaard zitting de Minister-President, de Vice-Minister-President, de Minister
van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie en Veiligheid.
Op basis van de verslagen kan worden vastgesteld dat niet specifiek is gesproken in
de toenmalige vaste onderraden van het kabinet over de Nederlandse wapeninzet in Hawija.
De huidige onderraden die zien op missies en operaties zijn de Raad Veiligheid en
Inlichtingen (RVI) en de Raad voor Defensie en Internationale Aangelegenheden (RDIA).
In de RVI hebben standaard zitting de Minister-President, de Minister van Buitenlandse
Zaken, de Minister van Defensie, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de RDIA hebben standaard zitting
de Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie,
de Minister van Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en de Minister van Economische Zaken en de Minister voor Basis- en voortgezet onderwijs
en media. De voortgangsrapportage van 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629), waarin de Kamer is geïnformeerd over de uitkomsten van de onderzoeken van het OM
naar gevallen waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers ten gevolge van
Nederlandse wapeninzet, is behandeld in de RVI van 10 april 2018 en vervolgens doorgeleid
naar de eerstvolgende ministerraad.
Vraag 7 en 12
Klopt het ook dat de Minister-President, die in de media meldt zich de kwestie niet
te kunnen herinneren, betrokken was bij de beslissing om de aanval op Hawija geheim
te houden?3
Is op de besluitvormende vergadering besloten de feiten over burgerslachtoffers geheim
te houden? Op welke wijze is het besluit geformuleerd?
Antwoord 7 en 12
Nee, van een dergelijke beslissing is nooit sprake geweest.
Vraag 9 en 10
In welk besluitvormingsgremium is besloten over uw plan, over het recente plan van
de Minister d.d. 4 november 2019, om transparanter te zijn over voorvallen met burgerslachtoffers?
Bent u bereid relevante passages uit de notulen van die bijeenkomst(en) aan de Kamer
te sturen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9 en 10
De Minister van Defensie heeft de Kamer in het algemeen overleg van 28 mei jl. over
de voortgangsrapportage strijd tegen ISIS 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 653) reeds toegezegd om na de zomer met een brief te komen over de haalbaarheid van meer
transparantie. De concept-Kamerbrief van 4 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 670) is niet besproken in de SMO of in een ministeriële onderraad. De brief is op onderdelen
afgestemd met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en op ambtelijk niveau ter
informatie gedeeld met de ministeries van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Justitie
en Veiligheid.
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.